IJ {HET KROMME-), voorm. vaarwater, in Jfoord-Holland. Zie
IJb (H e t K r o u m e - ) .
IJAT, eil. in Oost-Indie, een der Zuidooster-eilanden-van-Banda ,
1 mijl bewesten Kibet; 7° 10* Z. E., ISO0 38' 0 . L. — Het is on-
bewoond , | n. lang en even zoo breed.
IJDAM, mogelijk de eigenlijke naam van het d. Uitdam , in Waterland,
prov. IS oord-Holland, ofscboon velen meenen, dat deze dam-,
de uiterste afdaroniing aan dien hoek in Waterland, daarom Uitdam
geheeten wordt.
IJDE of I d e , geh. in het dingspil Noordenveld, prov. Drenthe, arr.,
kant. en 2 | u. N. van Assen, gem. en 40 min. N. 0 . van Vries,
aan den voormaligen grooten weg van Groningen naar Zwolle en aan
dien van Groningen naar de Lemmer, welke des winters bij voorkeur
werd gebrnikt; met 40 h. en 260 inw., en bovendien 1 h. met 8 inw.
op de Drentsche-Punt.
IJDEWALLE, soms ook geschreven Edewalle, Eedewaieew, voorm.
hoofdleen in Staats-Vlaanderen, in het Vrije van Sluis, prov. Zeeland
, gelegen tussehen de Eldeschans en Heille. Het kasteel of slot is
denkelijk by het vloeyen der oude Wester-Eede, in de vijftiende eeuw,
verdwenen; hetgeen er naderhand gebonwd is en nog den naam van
IJdewalle draagt, is sleehts eene groóte hofstede, welke, met dedaar-
toe behoofende gronden , eene oppervlakte beslaat van 63 bund. S7 v. r.
SO v. ell. De voorregten zijn bij den inval der Fran sehen, in 1794,
vernietigd. - De daaraan verbonden laatste Leenheer was de Heer van
OüTRIVE d’IJdEWAEEE, w ÍCHS ZOOÓ-, LoElS VAS OoTRVVE d’IJdEWALLE , te
Brugge woonachtig, nog bezilter van den grond i s , en meestal. Hcer
IJdewalee genoemd wordt.
1JD00RN, pold. in Waterland, prov. Noord-Holland. Zie D u e -
«erdammer-Bbiten-Poeder .
IJE (DE), watertje in Waterland, prov. NoOrd-Holland, dat ten
N. van Middelie, eigenlijk Middel-lJe, omdat het tnsschen deze IJe
en de Plirmer-Ue gelegen is, haren oorsprong neemt, en in eene zuid-
oostelijke rigting naar Edam stroomt, vervolgens längs de groote kerk
der stad Edam, zieh ontlastende in een watertje, beden nog de Vaor-
IJe genaamd, en voorts in de Zuiderzee, waarmede het voorheen
gemeen lag. De vrees voor overstrooming bewoog de Waterlanders,
om er vermoedelijk, in het midden der veertiende eeuw, eenen dam
in te leggen , waarnaar de stád Edam genaamd is. Zie dat woortL
IJE (DE), de Pbrmer-IJe of de Pormer-Eb, ook wel onder den naam
van de Permer-Aade voorkomende, watertje in Waterland, prov. Noord-
Holland, dat bet Purmer-meer met de Zuiderzee vereenigde, en vóór
de inbraak van de Zuiderzee, loen de meren , door den lageren water-
stand , zulk eenen grooten omvang niet hadden, eene grootere uitge-
strektheid had, doch daarna voor een groot deel in de Purmer is,
verzwolgen.
IJE (DE), oude naam van de R assdorper - e s -H olyslooter-D ie , water
in Waterland, prov. Noord-Holland. Zie R aksdobper-eh-H olyslooter-D ie .
IJE (HET), water in Noord* Holland. Zie IJ.
IJE (DE ÉROMME-), vaarwater, dat, oiidtijds nit het Lange-meer,
het TJitgeesler-meer en andere binnenmeren voortkomende, met eene-
zuidelijke strekking voortslroomendé, längs Krommeniédijk (eigenlijk
Kromme-IJedijk) en ten W. van Krornmenic (eigenlijk Kromme-IJe)
voortliep, tot het zieh in het Wijher-meer ontlastte, en waardoor
zelfs zeeschepen tot in het hart van Noord-Holland konden komen.
In deze vaart, die nog tot in het laatst der zestiende eeuw be-
vaarbaar was , werd, volgens een handvest van W i i l b m , Graaf van
Holland, gegeven in het jaar 1337 , een dam met eene sluis gelegd
en het bestuur en de beheering daarover gegeven aan den Schout, met
d e d r i e Heemraden van Akersloot, eenen Heemraad: van uitgeest, eenen
van Wormer en twee van Grafit. Sedert is deze vaart allengs door
de slib uit het Wijkermeer tot land aangegroeid, en door kaden
vocr eenen gemeenen vloed beveiligd, tot dat in het jaar 1719 eene
overdijking is geschied van den St. Aagtendijk, in de ban van Wijk-
aan-Duin, tot aan den Assendelver-dijk en tegelyk deze dijken aanmerkelijk
verzwaard zijn.
IJE (MIDDEL-), d. in de Zeevang , prov. JSoord-Holland. Aie
M id d e ü b ^ e p voornl. -water , in Waterland, prov. Noord-
Uoltand. Zie IJe (De). . .
IJE (HET V 0 0R -), voorm. meertje in Waterland, prov. JSoord-Holland,
hetwelk, bedijkt zijnde, thans eenen polder uitmaakt, welke
tot het arr. Hoorn, kant. en gem. Edarn behoort; palende N. W.,
N., N. 0 . en 0 . aan den Broek, Z. aan de Blokweeren.
ijEROP , oude naam van het h. N i e r o p , thans O o d e -N ie d o r p , in
de Niedorper-hogge, prov. JSoord-Holland, alzoo voorkomende op oude
kaarten. Zie M ied o rp (O d d e - ) ,
IJHOBST, bij de landlieden R iev ers of D r ie v e r s , en in eene oude
bulle van Paus Pies IV , U west genaamd, welvarend oud en zeer ver-
strooid liggend d. in het kw. T'ollenhove, prov. Overijssel, arr., kant.
en S u. W. 0 . van Zwolle , gem. en 1 u. N. 0 . van Staphorst.
Het is van ouds in 16 regelmatige hoeven of volle erven, längs het
riviertje de Reest, tegenover het Drenthsche d. de Wijk, aangelegd,
waarvan nog eenigen, als: de Rus t ede , Te rhaar , Ho o g e n k amp ,
S c h o t enz., in hunne oorspronkelijke grootte gevonden worden; anderen
zijn in twee, drie of meerder onderdeelen gesplitst. Naderhand
zijn hier en daar ook op de heide of woeste gronden hoeven aangelegd ,
welker getal tot over de 70 is geklommen, waardoor de onlginning
aanmerkelijke vorderingen heeft gemaakt, terwijl er thans nog om-
streeks 2300 bund. aan woeste heide en veengronden gevonden worden,
en de geheele oppervlakte van . I J rorst , met de onderhoongheden ,
5730 bund. bevat. Men telt er 78 h., bewoond door 78 huisgez.,
uitmakende eene bevolking van 340 inw., die meest hun bestaan vin-
den in den landbouw. De beidevelden leveren hier eenige boekweit op.
De Reest bespoelt de läge groenlauden längs de hoogere boomgaarden,
en geeft eene aanmerkelijke vruchtbaarheid. Ook worden er schapen
aangefokt. De inw. worden als bijzonder godsdienstig, vriendelijk en
bescheiden aangemerkt.
De inw., die allen Herv. zijn, behooren tot de gem. IJhorst-en-
de-W ijk, die hier eene kerk heeft, welke voör de Reformatie eene
parochiekerk en denkelijk aan de H. Maagd M a r ia toegewijd was,
De kerk en pastorie waren reeds in de veertiende eeuw als oud en
houwvallig bekend. In eenen brief van F loris v a s W evel inkhoves ,
vijftienden Bisschop van Utrecht, van het jaar 1582 , komt dit een en
ander als zoodanig voor; aldaar werd beslecht de twist, die tussehen
den Proost van het Zwartewater. en de ingezetenen van de I J hor st ,
over het prieslerlijk inkonieri en het onderhoud van de kerk en wheme
hestond, waarbij deze laatste werden verpligt, om den Priester een eer-
lijk onderhoud te bezorgen, en te laten genieten wat hy altoos gchad