van Ilpendam u it, welke tot de klass. van Edam, ring van Furnierende,
behoort, en 480 zielen, onder welken ruim 200 Ledematen,
telt. Na de Reformatie was I lpendam met P a r tn e r l a n d kerkelijk
vereenigd, en deze combinatie had tot eersten Predikant P j e t e r J acobsz. ,
die in het jaar 1382 beroepen werd en te I lpendam woonde, waar hij
in 1889 overleed. ln het jaar '1638 werden deze dorpen echter kerkelijk
van een gescbeiden , en toen werd de Predikant J an J a n sz . van
Ens-en-Emmeloord berwaarts beroepen. Hij overleed hier den 24 Oc-
tober 1642. Het beroep geschiedt onder agreatie van den Ambachts-
heer. De kerk, welke, voör de Reformatie, aan den H. S ebastianxis
was toegewijd, is in het jaar 1723 aan de noordzijde geheel vernieuwd,
en daartoe den 2 Julij van dat jaar, door den Heer G e r r it d e G r a e f f ,
onder den predikstoel den eersten steen gelegd, met den zilveren
truffel, waarmede door den Heer J acob d e G r a e f f , den 28 Octoher
1648, de eerste steen van het stadhuis, nu paleis, te Amsterdam is
gelegd geworden. De kerk is een goed gehouw, met een net , spits ,
honten torentjc, doch zonder orgel. In het jaar 1637 is, aan de
noordzijde tegen de kerk*, een nieuw Raadhuis gestiebt, en in het
jaar 1800 is, in plaats van de oude pastorie, ten Z. van en nabij de
kerk, eene fraaije predikantswoning, aan de Jaagvaart, nu het kanaal,
gebouwd.
De Doopsgez., van welke men er 8 te lt, behooren tot de gem. van
Purmerende.
De R. K., van welke men er 160 aantreft, bebben hier eene stat.,
die tot het aartspr. van Holland-en-Zeeland, dek. van West-Friesland,
behoort, door eenen Pastoor bediend wordt en 240 zielen, onder
welken 180 Communikanten, telt. De kerk, aan den H. S ebast ian os
toegewijd, stond eertijds nabij deu Purmer-Ringdijk, doch deze, oud
en bouwvallig geworden zijnde, heeft men, in het jaar 1823, in plaats
daarvan de tegenwoordige kerk en pastorij tusschen het kanaal en de
dorpstraat gebouwd. Deze kerk, mede aan den H. S ebast ian os toegewijd,
is op den 18 Februarij 1824 plegtig ingezegend. Het is een
fraai gebouw, met een klein houten torentje, een goed orgel, en een
opschrift in den gevel.
De dorpschool wordt door een gemiddeld getal van 80 leerlingen
bezocht.
Men heeft in de nabijheid van dit d. een adell-. slot I l p e n s t e in ge-
heeten. Zie dat woord.
De kermis. valt in den eersten Zondag in September.
Van dit dorp ontleendc vermoedelijk zijnen naam J acob va n I l p e n dam
, die als een der Teekenaars van het Verbond der Edelen voorkomt,
en in 1867, op last van A l b a , te Brussel onthoofd werd (1),
In bet jaar 1874 leden de Spanjaarden bij I lpendam eene geduckte
nederlaag. Door het sneuvelen van Graaf L o d e w i jk van N assau , op
de Mokerheide, de Spanjaarden de handen meer ruim gekregeu heb-
bende, zonden zij 3000 man in Waterland, die te I lpendam eene ver-
schansing of sterkte opwierpen , om van daar de naburige plaatsen op
nieuw te bestoken. In den vroegen morgen, van den eersten Pink-
sterdag, trokken zij op Purmerende en het dorp Wormer , welke
beide aanslagen mislukten, en waardoor zij, inzonderheid bij dien van
Wormer, veel volks verloren. Bij een dezer aanvallen werd echter het
(1) Zie J. W. t e W a te r . Historie v a n het Verbond de r E d e len , St. I I I , W. 197-400 t n
S t. IV bl. 439.
dorp Purmerland door hsn uitgeplurd en yerbrand. Nadat de Spanjaarden
in hunne verschansing te I l pendam waren terug getrokken , namen
de Waterlanders het kloekmoedig besluit, hen daaruit te verdrijven,
waartoe ook al aanstonds twee galeijen digt onder bet dorp versehenen ,
vanwaar zij hevig begonnen te schieten op de verschansing en de nabij
gelegene huizen , in welke men vermoedde , dat zieh ook Spanjaarden
verscholen hadden. Door een meisje, van het voornemen der Waterlanders
onderrigl, maakten de Spanjaarden zieh beangst. Zij hadden
de vorige dagen den moed der Waterlanders voor Purmerende en
te Wormer ondervonden. In den duisteren voornacht hadden de
Spaansche Officieren, onder voorwendsel van eenen krijgsraad te hou-
den, zieh afgezonderd , en waren, zonder door de Soldaten opgemerkt
te worden , met de weinige galeijen , die zij bezaten , naar Amsterdam
gevlugt, behalve de OverstevAN T am b er g en , die de zijnen tot het uiterste
bijbleef. De toestand der achtergeblevene Spaansche Soldaten kon nu
niet anders dan allerhagchelijkst wezen: want aan ontkomen was niet
te denken , dewijl zij geene vaartuigen hadden en de Waterlanders
den zeedijk hadden doorgestoken, zoo dat het land grootendeels onder
water stond en de landpaden niet gebruikt konden worden. Zoodra de
Soldaten de ontvlugting der Officieren ontdekt hadden, zagen zij ook naar
middelen vjn ontkoming uit, doch niet ver gevorderd zijnde, stieten zij op
een tachtigtal der onzen ' die achter eenen hoogen wal, door dikke duis-
ternis begunstigd, verscholen lagen en een hevig musketvuur aanvin-
g en , waarbij er al aanstonds onderscheidene sneuvelden. De schrik
ontslond nu dermate onder de Spanjaarden , dat zij naar alle kanten
henen vloden. De onzen maakten hiervan gebruik , hieven een hevig
geschreeuw aan, alsof hun leger duizenden sterk was, en zaten
den vijand met geweld achterna. De verwarring steeg ten top j de
Spanjaarden zöchten zwemmende hun leven te redden, sprongen in
slooten en verdronken allen , zoodat de slooten als met lijken bedekt
lagen , inzonderheid bij eenen dam vond men de dooden in het water
als op elkander gestapeld. Het aantal Spanjaarden , dat daarbij om-
kwani, wordt door sommigen op 600 k 700 opgegeven, doch door
de meesten op 1000 begroot; dit is echter zeker, dat van de 3000
spanjaarden , die körte dagen te voren hier henen getrokken waren,
geen 70 man te Amsterdam terug zijn gekomen. Van de onzen sneuvelden
er weinig; echter had men den dood te betreuren van den
braven Kapitein Co r n e l is ’ t H oen , wiens beeldtenis nog lang op de
krijgsraadkamer te Pnrmerend gevonden werd. In de verschansing
waren echter nog een vaandrig en veertig Soldaten achtergebleven , die
zieh liever tot het uiterste wilden verdedigen. Toen den volgenden morgen
de boeren van I lpendam te vergeefs uitzagen naar hulp, welke zij
van Monnickendam verwachtende waren, namen zij het besluit, om
zelfs de verschansing te bestormen. Met bijlen, baken en messen ge-
wapend, overvielen zij de Spanjaarden in hunne verschansing, en
hadden de bezetting geheel afgemaakt, toen de galeijen van Monnickendam
versehenen; met behulp van deze werd nu de schans gesleeht,
waarna de Monnickendammcrs henen voeren en de lijken der gesneu-
velde Spanjaarden medenamen, die zij tusschen Broek en Monnickendam
aan eene galg ophingen.
Den 8 Februarij 1828, des morgens omstreeks twee ure, werden de
inwoners van I l p e n d a m door de nachtwacht gewekt, met de tijding,
dat het water rees en er vermoedelijk eene dijkbrenk plaats had. Men
sprak daarover met den Heemraad van Waterland, die van niets wist,