KAM.
voorzien te worden, alles was te vergeefs. Het kan derhalve gecne
verwondering lraren, dat Kämpen zieh, den 13 Julij, aan den Keur-
vorst van Keulen en den Bisschop van Munster, bij verdrag, overgaf.
Met bewilliging van dezen werd de stad, vijf dagen daarna, inge-
ruimd aan de Franschen, die hier niet beter huis lnelden, dan hunne
landgenooten in de andere steden. De stad bleef in hun geweld tot
den 24 December 1675, toen zij er weder uitrukten, nadat zij een
aantal buizen onder den voet gehaald , eenige fraaije torens, als de
Leeuwentorcn, de Jan-van-Enstoren , de Kalverhekkentoren en nog
meer andere hadden laten springen, onderscheidene bressen in de
sterkten en inuren gemaakt, en de schans over den IJssel gesiecht
hadden ; terwijl zij twaalf der aanzienlijkste ingezetenen , als gijzelaars,
naar Arnhem mede namen , tot dat de brandschatting van 80,006
gulden betaald was.
Op de tijding van het. aannaderen van het verbonden leger, namen
de Fransche bewindslieden binnen Kämpen, den 11 November 1813,
het besluit, om de stad min of meer te versterken. Nadat omtrent
een vijftigtal Douaniers en 100 krijgslieden zieh in de stad vereenigd
hadden, werden de voornaamste posten op last van den Franschen
Commandant bezet en het bevel gegeven , om de brug over den IJssel
af te breken. Dit heilloos besluit werd echter later ingetrokken en
vervangen door din last tot losmaken van eenige leggers en planken ,
welke des noods gemakkelijk weg te nemen waren. Intusschen vertrok
een gedeelte der Fransche bezetting reeds binnen twee dagen ; terwijl
omslreeks 50 mar., Nederlanders en Duitschers, de Fransche
dienst verbeten en zieh aan de zijde van Oranje schaarden. Ook
zöchten bijna alle Fransche beambten hun behoud in eene overhaaste
vlugt. Den 13 vertoonden zieh reeds eenige Kozakken hinnen de
stad, die, na eenige verversching genomen te hebben , weder vertrok-
ken. Deze werden weihaast door een grooter getal opgevolgd, welke
aan de overzijde van den IJssel post vatteden. Inmiddels hadden zieh
ongeveer 100 man Franschen uit Deventer in de stad geworpen , met
oogmerk, om den Kozakken het inrukken te belelten. Doch nadat
laatstgenoemden begonnen waren de stad te beschieten, nam de bur-
gerij het kloekmoedig besluit, om zieh van den Franschen Commandant
meester te make'n. De Franschen, die hem poogden te ontzet-
ten , werden ontwapend, de wacht aan de Vischpoort overweldigd
en de brug nedergelaten, waarop de Kozakken binnentrokken en de
geheele bezetting krijgsgevangen maakle.
De pestkoorts en de loop rigtten, in het jaar 1779, te Kämpen
eene deerlijke verwoesting aan. Yan den 9 Augustus tot den 31 October
beliep het getal der overledenen 282, zijnde bijkans zevenmaal
zoo veel als in gewonen tijd.
Kämpen heeft ook niet weinig*van het water te lijden gehad.
De doorbraken , den 14 November 1775, in de Zwarte- en Kam-
perveensche-dijken, veroorzaaklen , dat de stad onderliep, waar het-
water met zoo veel snelheid door de landpoorten inliep, dat de meeste
inwoners .van het laagste gedeelte der stad , het reeds in hunne huizen
hadden , eer zij in Staat waren hun huisraad van beneden naar boven
ie brengen, rundvee en paarden op de hoogten te beveiligen, en
zieh zelven aan de woede van het water te ontrukken ; door welk
ongewoon en bovennatuurlijk uitwerksel, binnen de stad, dertien stuks
rundvee omkwamen, terwijl voor het overige menschen en vee ge-
lukkig behouden hieven. Daar de sluizen en uitwateringen, door de
onbegrijpelijke hoogte van het water niet in Staat waren, om het zoo
spoedig te lossen als men wel wenschte, bleef men den 17 den ge-
heelen dag nog met het water bezet, waarvan geene straten waren
bevrijd gebleven , hehalve de Oudestraat, van het raadhuis af tot aan
de Bovenkerk en een gedeelte van de Hofstraat.
In het volgende jaar zag het er te Kämpen wpinig beter uit. Het
water kwam , in den nacht tusschen 20 en 21 November, ongelooflijk
schielijk in de stad, en stond aldaar 4 duim hooger dan in het vorige
jaar. • Met den dag zag men, dat geheel het omliggende land , ter
wederzijde van den IJssel, was ondergeloopen. De menschen in het
laagste gedeelte van de stad werden nu met schuiten- geholpen en
de vlugtelingen' in de godshuizen opgenomen en van levensmiddelen
voorzien.
Het overloopen van den Kanonsdijk, vöor Zutphen , en van den
Snippelingsdijk ? bij Deventer, den 27 Januarij 1820, veroorzaakte
weinig schade , doch door het Sterke drijfijs, geen minder beangst-
heid bij R am pen s ingezetenen. De nacht, tusschen den 27 en 28 Januarij
, leverde een versehrikkelijk schouwspel. V66r de meesle poor-
ten stond en kwam het water, met eenen hevigen aandrang, op. Een
geweldig kraken verkondigde de losbarsting van het ijs, hetwelk zieh
echter spoedig stopie. Kort na middernacht brak het weder lo s, en
schoof, met een ontzettend geweld, door de IJsselbrug henen. De
stroom dreigde alles in zijne vaart te zullen medevoeren, zoodat
zelfs de brug, door het ijs opgeligt, scheen te zullen bezwijken. Met
verlies alleen van het grootste gedeelte der kappen, een deel der base-
raenten en de ijzeren leuningen , wederstond zij dezen hevigen schok,
en alleen de kaden leden geweldig door den snellen stroom. Aan
de landzijde, waar men reeds van verre de overstrooming aanschouwde ,
was het gezigt niet minder ontzettend , daar zij de stad zelve meer
en meer naderde. De waakzame zorg der Regering echter , verdub-
belde alle maatregelen tot behoud , zoodat men, ondanks de veront-
rustende uitzigten , met den schrik vrij kwam.
Nadat de. stormen , die bij herhaling, in het begin van den winter
van 1824, hevig woedden, reeds aanmerkelijke schade, zoo aan dij-
ken en wegen, als aan de stedelijke eigendommen van Kämpen en
die van bijzondere personen aldaar veroorzaakt hadden, werd de storm,
den 3 Februarij des volgenden jaars , en op den volgenden dag, ook
voor deze stad allernoodloltigst. Reeds in den nacht werd de IJss
c l, door eenen hevigen wind uit het Noordwesten , buiten hare oe-
vers gedreven, en tot eene buitengewone hoogte opgestuwd, waartegen
de gebruikelijke behoedmiddelen, welke de stad zoo dikwijls tegen
overstroomingen beveiligd hadden , thans onbestand bevonden werden.
Achter de stad werden de hooge boiwerken door eene woedende zee
geteisterd; de golven sloegen ovfer de muren, van welke geheele
vakken , waaronder een van zestig schreden lang, instortten, en
waardoor eene groote hoeveelheid water, allerlei gebroken huisraad ,
dcuren , rarnen , doode runderen en varkens over de wallen naar binnen
stroomden. Den 4 , in den morgen , bezweek de sluis bij de Cellebroederspoort,
waardoor het water , met onweerstaanbaar geweld, naar
binnen stortle, zoodat de huizen längs den Burgwal en op den Vloed-
dijk, in körten tijd een el in het water werden gezet, en de meeste
bewoners geen tijd hadden , om hun huisraad te bergen. In de daar-
achter gelegene Groenestraat, stonden de huizen tot aan de. daken
onder water en een aantal koeijen moest in de stallen verdrinken ,
VI. Deel. 18