afdamming geenen nadeeligen invloed op de stroomen of gelijden der
Zuiderzee zou kunnen uitoefenen, als zijnde b e t IJ, hoe aanmerkelyk
op zieh zelve, echter een zeer kleine walerboezem, in vergelyking
\an de Zuiderzee. Doch beiden stemden to e, dat de opslibbmg, na de
afdiikinp, bij Pampus zou plaats hebben , waartegen echter de schry-
vers meenden, dat voldoende middelen zouden kunnen worden aan-
pewend, zoodat de schecpvaart geen hinder zoude lijden. l)e plannen
liepen eenigzins uit elkander, willende de bovengenoemde Inspeeteur-
Generaal den bedoelden dam leggen aan den buitenkant van h e t IJ ,
voorzien van sluizen , te zamen 240 Vierkante profieis i n h o u d e n
daarbij, tot verzekering van de scheepvaart, tusschen die schutsluizen
maken eene kom of haven, groot genoeg om alle beurtschepen_ te
bevatten, die op hetzelfde uur afvareu of met hetzelfde gety aanko-
men, waarbij zou kunnen worden gevoegd de verbinding van het
eiland Marken met den vasten wal, en het maken van een kanaal
v a n de voorgestelde. afdamming, tot aan den vuurtoren op genoemd
eiland, waarvan de voordeelen, zoo wel voor de bmnenlandsche als
buitenlandsclie vaart, werden aangetoönd. De Hoofd-Ingemeur Mentz
wilde den afsluilingsdijk brengen nagenoeg op dezelfde plaats, en voor-
zien van eene sluis met zes openingen, te zamen hebbende eene wydle
van 136 voet, van welke eene voor de scheepvaart zou strekken; by
wilde daarbij , aan den buitenkant, eene haven maken , breed 40 en lang
33 roeden, eenen spuiboezem, insgelijks aan de buitenzyde, ten einde,
met de te maken hoofden aan de overzijde, een diep vaarwater te be-
houden, en eindelijk wilde hij daarstellen eene uitwatenng van h e t
IJ in de Noordzee door een kanaal, beginnende aan Wykerrpeer en
hebbende eene uitwaterende sluis aan zee, waarbij hy (om de vaart
voor de groote; koopvaardijschepen van Amsterdam naar het V lie over
de Zuiderzee open te houden) een nieuw kanaal wilde maken | loopende
van het groote Noordhollandschc-kanaal bij Alkmaar tot Hl de haven
van Medemblik, en nog, ten einde eenen korteren weg voor ligtere
schepen daar te stellen, indien het mögt blijken, dat bet vaarwater
in den afsluitdam op Pampus niet diep genoeg kon worden gehouden,
de trekvaart, van het zoogenaamde Schouw over Monmkendam naar ■
Edam loopende , tot eene voor zeeschepen geschikte ruimte brengen j »
waarbij 'hii de uitvoering voorsloeg van het plan, reeds ten jare j ö
gemaakt, om Amsterdam door een kanaal, loopende van daar tot
Amerongen , van versch water te voorzien. _
De kosten zouden, .volgens het eerstgemelde plan, bedragen, zonder
het kanaal van Marken f 2,138,960 en met, dit /'3 ,7 7 0 ,4 6 0^ ^
Volgens het tweede voor de uitwatenng in de Noordzee f
den afsluitdam bij Pampus. . . . • • • * ' ’vocVinn
den spuiboezem , de hoofden en de bavendammen. . o 5-
eenige werken om Amsterdam van versch water te ^
, voorzien...................................................... ..... • • ' ' ” as^lOO
werken aan den Schermerboezem. . . . . . . • ’
f 3,004,724
En zoo men daarbij wilde voegen een kanaal tot Amerongen , om
van daar versch waler uit den Rijn te bekomen , nog 6 ,000,UUU ot
6 311,000 guld., naar gelang der inrigting. En tot meerdere commu-
nlcatie met de Zuiderzee, ingeval die van Pampus mögt werden ge-
stremd : voor een. kanaal, van Alkmaar tot Medemblik 1,636,000 guld.,
voor verbelering van de vaart van het Schouw naar Edam 24b,UUU
m
<riild waarbij nog eenigzins gewijzigde planneny tot hetzelfde doel
strekken de , waren gevoegd , berekend op 2 ,2 3 3 ,9 2 0 guld. Ofsohoon
beide dezc verhandelingen zijn bekroond geworden, is echter de eerste
tot de uitvoering voornamelijk in aanmerking gekomen , en daaraan
werkelijk een begin gemaakt, tot daarslelling van het kanaal door
Marken en afdamming van de Goudzee. Hoe wel berekend deze plannen
schenen, en welk een vertrouwen de künde der ontwerpers moest
inboezemen , verhief zieh te Amsterdam al wat bij handel of scheepvaart
belang had , eenstemmig tegen de bedoelde afsluiting, als door
oponthoud en kosten nadeelig voor de binnen- en buitenlandschevaart,
en stellende de hoofdstad in gevaar, om bij ongeval van beide ka-
nalen (het groote Noordhollandsche en het Markensche), geheel van
de gemeenschap der zee te worden beroofd. Daarenboven beweerde
men, dat de voordeelen in bovenvermelde verhandelingen meer denk-
beeldig dan wezenlijk waren , en de kosten hooger zouden loopen dan
de gemaakte raming bedroeg. Eene Commissie, door den Koning be-
noemd, tot het voordragen van zoodanige aanmerkingen , als zij zouden
meenen voor den handel en de scheepvaart van Amsterdam noodig
te wezen , bntraadde insgelijks de geheele zaak, bij haar berigt van
11 December 1824. Ook de Stedelijke Regering van Amsterdam en
de Earner van Iioophandel aldaar, wendde zieh ieder afzonderlijk
tot den Eoning, ten einde de uitvoering der gedachte werken te we-
ren. Het Collegie Zcemanshoop , welks leden onmiddellijk belang bij
de zeevaart hebben , maakte zieh daartoe al mede gereed , en in de
Staten Generaal verhief de Heer W a r i n zijne stem tegen de onder-
neming. Evenwel scheen het voortzetten der zaak zoo nuttig aan het
bestuur van ’s Rijks Waterstaat toe, dat, gelijk reeds gezegd is, som-
mige deelen bereids gemaakt waren , en de daarstelling van anderen
ijverig voortgezet werd, toen de genoemde Earner van Eoophandel
zieh, in de maand Januarij 1 8 2 8 , nogmaals tot den Eoning wendde ,
met verzoek, om de bedoelde afdamming niet te doen plaats hebben,
en voordroeg, om in stede daarvan (volgens een vroeger bekroond
öntwerp van den Inspecteur-Generaal J. B l a n k e n J z . ," . da^ z o o wat de
rigting der dijken als de plaatsing der sluizen/bij deze voordragt ge-
wijzigd werd), voor Amsterdam twee zeedijken , van kapitale sluizen
voorzien, aan te leggen , vormende twee dokken of ruime veilige leg-
plaatsen voor zee- en binnenschepen, ten einde de zoogenaamde laag
voor de stad te vervangen , opdat de ströom, meer stadwaarts aandrin-
gende, den zuidelijken modderband wegnam of verminderde. Zijne
Majesteit toegevende aan dezen zoo dikwerf geuiten wensch , keurde dit
plan goed , deed den arbeid bij Marken staken, en magtigde de Stedelijke
Regering tot het uitvoeren van haar verlangen, zoo als zulks dan ook
heeft plaats gehad, gelijk wij in het art. A m s t e r d a m hebben opgegeven.
Vbör het ontstaan der Zuiderzee had h e t IJ eene veel verdere uitge-
strektheid , liep van Pampus af noordwaarts tot Edam (toen IJdara),
en van daar längs Middelie (toen Middel-IJe), noordwestwaarts längs
Hobrede, waar het Bin n en - I J zieh met het Beemster-meer vereenig-
de. Eene andere tak liep van Edam af westwaarts, onder de bena-
ming van het Pu rme r-IJe , tot het zieh met dit meer vereenigde. Middelie,
tusschen deze twee IJ’s gelegen, heette daarom Middel - IJe .
IJ (HET BINNEN-), dat gedeelte -van het I J , hetwelk zieh, ten
W. van Amsterdam en den Volewijk , naar Spaarndam uitstrekt.
IJ (HET BUITEN-) , dat gedeelte van het I J , hetwelk zieh van
Pampus tot Amsterdam en den Volewijk uitstrekt.