56 J E R.
der indijkers, reeds door de Oostindfsche vaart verrijkt geweest, e s
heeft hij de plaats , waar hij zijn geluk vond, hierdoor in gedachten«
■willen houden. _ ' . ,
De grond , waaruit deze polder geboren i s , is een aanwas ui e
Gouwe voortgekomen, wanncer die begon te verlanden, en door we er
bedijking nog meer verloop van’ dien stroom zal veroorzaakt wezen ,
gelijk altijd het gevolg is van bedijkingen. _ ,
Het eerste aanwezen van St. J e r o e n s - p o l d e r is omtrent het jaar
1458, wanneer die der zee werd ontrukt en in het drooge gelegd, zoo
dat vier vyide deelen daarvan het eigendom werden van het klooster
Zion, en een vijfde deel den Heer van Noordgouwe Bewesten-Steen
aanbedeeld werd. Geen uitgiftbrief deswegen voorhanden zijnde, is
daarvan geene eerste grootte bekend, die zeker, door ondervloeijing en
herdijking, van tijd tot tijd, verandering zal ondergaan hebben. Ihans
besjaat hij eene oppervlakte van 49 bund. 14 v.. r. 10 v. e*l*
Het is waarschijnlijk, dat deze pold. oudtijds, even als nu, zonder hui-
zen of bewoners geweest is ; gevolgelijk is daarvan , in vroeger ot later
tijd niets aan te merken. De landen werden bebouwd door lieden, welke
op den grond van Noordgouwe gezeten waren , en meest door de bewoners
van dehoeve Bantam genaamd, liggende Beoosten-Steen. Daar vier vijide
deelen aan het klooster Zion behoorden , vervielen die, met alle ovenge
kloostergoederen , bij He omkeering van land- en kerkbestuur, aan de
grafelijkheid, welke zieh al vroeg daarvan ontdeed, en die den 23 Mei
1602 verkocht aan Jonkheer W il l em van d e k M e e r van B e r en d r e c h t
en mededeelgenoot, zieh voorbehoudende de hooge jurisdictie en tien-
den; hierdoor werd het onder de schepenbank Be wester-Steen <• be-
trokken , wiens Ambachtsheer, den 10 April 1 6 9 1 , zijn drie vyfde
deelen weder aan bijzondere personen verkocht, aan zieh behoudende
de heerlijke regten , welke tot heden aan den Heer van Noordgouwe
gebleven zijn, die bij ieder versterl daarmede beleend wordt.
Wegens de geschiedenis is alleen aan te merken, dat deze polder
in het jaar 1488 is bedijit geworden ; door den vloed van 5 November
1830 is doorgebroken, en weder met de zee is gemeen geworden,
■wanneer de kloosterlingen van Zion en hunne medestanders in twist
geraakten en ongezind werden om die te beverschen, zoodat deze
grond, in schorren verkeerd, den geheelen overigen tijd der zestiende
eeuw bleef drijven , tot dat de eigenaren, in het jaar 1603 , oc-
trooi tot herdijking verzochten en erlangden. Deze polder, weder
tot eenen vruchtbaren grond gemaakt, vloeide, in bet jaar 1630 ,
op nieuw onder, en schijnt sedert weder eenen geruimen tijd ge-
dreven- te hebben, want, den 16 Junij 1646 , werd door s Lands
Staten aan de Regering van Zierikzee toegestaan , om ter verdieping
van het Noorderdiep omtrent hunne stede, te mögen » raecken en
» gebruyeken den gront der Ambachtsheeren van Bantam, mits daar-
» voor in redelykheid betalende,” waarop de Ambachtsheeren , den
18 December 1646, octrooi verzochten tot de bedijking van omtrent
80 gemeten sliks, hetgeen hun , den 16 Februarij 1647, werd toegestaan.
Daar moeten sedert evenwel nog meer aandijkingen hebben"
plaats gehad , dewijl uit de evengemelde 80 gemeten sliks, de St. Ja-
cobs-poider zal geboren zijn’, en het Galge-poldertje, in het jaar 1653
bedijkt, mede een gedeelte van Bantam is geweest. Ofschoon het nu
niet blijkt, wanneer Bantam, na de överstrooming van het jaar 1630,
is herdijkt, is het toch zeker, dat, met den geduchten vloed van 26 Ja-
nuarij 1682, deze polder weder is ondergeloopen , zoodat de breuken
J E l l .
niet dan met vele kosten zijn geheeld kunnen worden , en kort daarna
heeft hij een gelijk onheil ondergaan , hetwelk de eigenaren den Staten
van Zeeland aandienden , en hen om onderstand deed verzoeken,
met dat gevolg, dat hun, den 30 April 168 5 , zoo wel als aan het
Wester-Nieuwlands-poldertje, voor den tijd van zeven jaren, vrijdoin
van den honderdsten penning en extraordinaris op de gemeten , _is toegestaan,
dat den 24 Maart 1692 nog voor andere zeven jaren is ver-
lengd geworden.
JEROESSA, d. in Oost-Indie, op het eil. Groot-Roma, een der
Zuidooster-eilanden-van-Banda, aan de zuidwestzijde van het eiland,
in de nabijheid van de ankerplaats, welke door het eilandje Mitta
beschut is. . . . ,..p j n
Dit d., de hoofdplaats van het eiland en het verblijf van den Upper-
Orangkaja, lag voorheen aan het strand; doch daar het meermalen
door zeeroovers verontrust werd, zoo heeft men het verplaatst. Het
ligt thaus aan de helling van den berg, nageuoeg 400 voeten boven
de oppervlakte der zee, en is door eenen klipsteenen muur omgeven.
De nette bamboezen woningen zijn alle van wel aangelegde tuintjes
omringd. De Kot ta- Compania (het Comp a g ni e - l lu i s ) ligt ,
wegens de verplaatsing van het dorp, alleen nog aan het strand.
Men viiidt hier een ruim blokhuis, om hetwelk een muur staat van
klipsteen, alsmede' eene vrij groote kerk. Er is tevens een Schoolon-
derwijzer, terwijl de gemeente onder den Zendeling vau Makisser
behoort.
Ten W. van dit d. strekt zieh, midden in het gebergte , eene zeer
schoone groote vallei ui t , die overal met Turksche tarwe, met aard-
vruchten en ook met rijst beplant is j terwijl de kruinen der bergen
bedekt zijn met grazende geiten, schapen, buffels en varkens.
JEROK (DOEKO-), bosch in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
Java, resid. Tagal. •
JEROME-POLDER (ST.), Franschenaam van de J e r o n ih o s - P o l d e b ,
in Staats- Vlaanderen, prov. Zeeland. Zie J ero n im u s - P o l d e r .
JERONIMITER-KLOOSTER, voorm. kloost. te Hoorn. Zie Hiebo-
r tm o s - K l o o s t e r .
JERONIMUS-POLDER of St. J e r o n im d s - P o l d e r , op de kaart van
Paaow St. J e r o m e - p o l d e r genoemd, welke naam misschien in Fransche
stukken voorkomt, doch thans niet meer gebruikt wordt, pold. in
Staats- Viaanderen , in het Vrije van Sluis, prov. Zeeland, arr. Midr
delburg, kant. 0 osthurg, distr. Sluis, gem. IJzendijke; palende N. aan
den Ouden-Passegeule-polder en den Vrijen-polder, 0 . aan den Ouden-
mans-polder en den Krakeel-polder, Z. aan den Brandkreek-polder,
W. aan den St. Lievens-polder.
De oude schotbare grootte des polders was 176 bund. 6 v. r. 28 v. eil.;
thans wordt het gesebot omgeslagen volgens de kadastrale grootte,
zijnde 186 bund. 31 v. r. 4 v. eil. Daarin staan 20 woonhuizen, waar-
onder die van het geh. Plakkebord, en 2 groote hoTsteden. Het
is sieches een vierde gedeelte vati eenen voormaligen polder van dien
naam, zijnde het overige verdeeld in twee polders, liggende aan gene
zijde van de Brandkreek, welke ook dezen naam behouden hebben.
Daarin liggen de d. Wate r land-Oudenman en St. Jan; doch
deze kunnen hier niet breeder behandeld worden, daar zij Belgisch
grondgebied zijn. Deze groote polder, in oude tijden meermalen ge-
vloeid en herdijkt, doch in het jaar 1622, door het daarstellen van
de Brandkreek, in twee deelen gescheiden eynde, is het Nederlandsche