Die van Staveren veroverden, naar het verhaal van sommigen , met den
aanvang der vijftiende eeuw, een schip met koren geladen, hetwelk
te K ämp en te huis behoorde, en het scheelde weinig, of dit voorval
*ou eenen oorlog tusschen de Overijsselichen en de Friezen hebben
doen uitbarsten. Omtrent denzelfden tijd ontnamen de Holländers
den Kampenaren voor eene aanzienlijke som aan liaring.
Bij de Wester-Eems ontbielden zieh destijds eene menigte zeeroo-
vers, welke den kooplieden zoo veel afbreuk deden, dat onderschei-
dene hanzesteden , en onder dezen ook Kämpen , schepen deden uit-
rusten, ona hen te temrnen.
In den oorlog, welke ten dezen tijde tusschen Hertog Jan van Beiíeren
en bet Sticht van Utrecht uitbarstte, deelde deze stad in de toerus-
ting Aan een goed aantal roeibassen, waarmede den Hollanderen geen
geringe afbreuk ter zee werd toegebragt. Dan, een aanslag van eenige
Kampenaars en Zwollenaars op het eiland Marken, viel zoo ongelukkig
u it, dat allen , die de hand in de onderneming gehad hadden , gedood
of gevangen genomen werden. Niet beter echter slaagde de onderne-
nning tot wraak door den Hertog ondernomen; want de, door hem in
zee gebragte, groote vloot, met oogmerk, om eene landing hij Kämpen
te^ doen, werd door de stedelingen zoo- wel ontvangen , dat men
onverrigter zake den steven moest wenden. Middelerwijl had de be-
taling der onkosten, op het uitrusten der Overijsselsche vloot geloo-
pen, een gesell. 1 tusschen Kämpen en ^Zwolle doen on.tstaan , hetwelk-
eerst in 1434 door een minnelijk vergelijk werd uit den weg geruimd.
In het begin der vijftiende eeuw , sloten die van Kampén , en die
slreken van Overyssel, welke, op de Geldersche zijde van den IJssel
gelegen zijn, met den Hertog van Gelder in het jaar 1433 een ver-
drag, waarbij hun vergund werd, in het land. van Gelder vrijelijk
te verkeeren, en hunne daar gelegen goederen te gebruiken.
De Holländers , gedurende eeneH oorlog , welke zij met Wandaalsche
steden voerden, ook op de Overijsselsche gebeten , namen , niettegen-
staande de herhaalde verdragen, vier rijk geladene schepen , die den
Kampenaren toebehoorden. Hierop leidden deze twee oorlogschepem
bij Hasselt , in het Zwartewater , ten eindé de Hollandsehe goederen
te onderscheppen doch dit vond zoo weinig goedkeurmg bij de andere
leden yan Overijssel, dat zij genoodzaakt werden, van die onderneming
af te zien.
Toen Hertog Filips van Boorgondie zieh gereed maakte, om zijtten
zoon David , met geweld, op den Utrechtsehen Bissehopstoel te bren-
g en , werkte de vrees zoo sterk op de ingezetenen van KampeN , dat
velen zieh met de vlugt zöchten te bergen -, waarom Burgemeesters ,
Schepenen en Baden , met hunne beide gemeenten, bij. klokkenslag
lieten afkondigen, dat elk , die naar elders trok en daar vuur en
licht hield , alle zijne bezittingen, binnen de stads vrijheid te vinden ,
ten behoeve der stad, zoude verbeuren-, Ook kwarn men- hier vrij
met den angst.
Veel had de stad op het laatst der vijftiende eeuw te lijden van
Pelgrom Vos , Heer van Putten, die, den erfelijken wrok , wegens het
kasteel Puttenslein, nog niet afgelegd hebbende en zieh-, even als vele
andere Geldersche Edelen, de Nederstichtsche en Geldersche verdeeld-
heden willende ten nutte maken , zijne roofziicht wijd en zijd, doch
vooral tegen de Kampenaren , den ruimen teugel vierde. Daar -de
ingezetenen van de Veluwe , zoo min als anderen , van zijne stroo-
perijen verschoond bleven, besloot de Drost van die landstreek tot de
beleeering van het Huis-le-Putten , vereenigd inet Harderwijk , Hat-
tem en Eiburg, en verwierf, tot dat eindc, van de stad Kampe 300
man, benevens eemg geschut. Het gevolg was, dat he ,
kar 1488 , werd veroverd en gesiecht. Dan d.t werkle n.ets anders
uit dan dat de haat van Heer Vos tegen de stad te vuriger o
vonkt werd. De vetle ossen, waarin die van Kämpen destijds eene
a a n m e r k e l i j k e n handel dreven, en die zij met alleen naar Utrecht
en Holland, maar ook naar Braband en elders, ter markt bragten
werden herhaalde reizen door Pelgrom onderschept en genomen. Ook
besloeg hij , op meer dan eene plaats, onder voorwendsel van scha-
verhalmg, de goederen der Kamper kooplieden, en w.kke de ze daar-
door in lästige pleitgedingen; vooral nadat h ij, rnt Gelderland verdre
ven, zieh, in 1 4 8 9 , genoodzaakt had gezien, naar Holland de wyk te
nemen. Van hier begon *hij zelfs , op de Zuiderzee , de Kamperschepen
die met rospe teer en andere Noordsche koopgoederen geladen waren,
te onderscheppen , zoodat de stad zieh, in 1 4 9 2 , verpbgt z a g , oor-
lopschepen uit te rüsten, om de koopvaarders daarmede te doen ge
lefdcn. Toen niets baten konde liet de Raad , met de beide gezworene
Gemeenten, bij klokslag afkondigen, dat b ij, die Pelgbom doodsloeg,
100 oude Schilden (230 guTd.), of die zijn breeder het leven benam
100 goudgulden (180 guld.) tot beloonmg zou genieten. Doch d,t
schijnt van geen uitwerking te zijn geweest; want de vyandelykheden
hebben geduurd tot den dood van de beide breeders, die zonder
mannelijk kroost na te laten, overleden zijn. Eene dergelyke afkon-
diging had de Regering ook, in het jaar 1 4 9 o , tegen Jan van Ens,
eene van hare burgers, gedaan d ie , nadat hem de stad ontzegd was,
niet ophield de ingezetenen, waar hij kon, ,te belagen. Hierdom
meer verbitterd dan bevreesd geworden, ondernam van Ens , kort
daarop. met eene bende zwervend krijgsvolk, tot dit oogmerk aange-
worven en ingescheept, de stad zelve te overrompelen en te plünderen.
Nademaal de vesten, op dat tijdstip, nog met geheel voltooid waren ,
zonde de aanslag, van den open kant beproefd , ligt gelukt zyn ,
indien de Woeste h o o p , hiervan onkundig en met te overreden, op
het gezigt van de groote en schijubaar sterke stad , met had gewei-
gerd de schepen te vertaten , en dus zijnen aanvoerder genoodzaakt,
onverrigter zake, den steven te wenden. Het vermögen van dezen
balling schijnt sedert te veel gebroken te zijn geweest, om aanmer-
kelijk nadeel aan de stad te kunnen veroorzaken.
ln het jaar 1308 hielpen die van Kämpen, Fbedebik van Baden, den
zes en vijftigsten Bisscbop van Utrecht, het kasteel Kuinre, dat door
Karel , Hertog van Gelder, overrompeid was, weder winnen j terwijl
Debk van den Bergh , die er het bevel voerde , zoo wel als de geheele
bezetting, onder eede belooven inoest, binnen zekeren tijd , niet weder
tegen den Bisschop te zullen dienen.
Hendrik de Groote, het hoofd eener zwervende bende , op de Zuiderzee
sebuimende, nam, in het jaar 1310 , eenige Kamperschepen,
doch raakte, met den buit wegzeilende , digt bij Schokland aan den
grond. De Kampenaars, op de mare hiervan toegeschoten en banne
sehepen weldra hernomen hebbende, waren nog bezig, om die vlot te
maken , toen zij een gewapend vaartuig op hen zagen afkomen. Hierop
bevond zieh Derk v a n den Bergr * benevens eenige andere Geldersche
onderzaten en krijgslieden , met oogmerk, om zieh bij Genemuidcn ,
bij eene ‘daarliggende bende te voegen , en Kuinre andermaal voor den
‘ Hertog te winnen. Ook dit schip werd door de Kampenaars aange