Daar het Iandschap Drenthö, aan de Zuidzijde, allerwege door moe-
rassen ingesloten was, zoo dat men het uit Overijssel in vroegeren tijd
nergens genaken kon , dan door de naanwte of landengte , op welke
K o e v o r d e n gebouwd is , zoo was het den Bisschoppen van groote aange-
legenheid , altijd meester van dit punt te wezen , te meer dewijl de
Drentheü dikwijls tegen hunnen Bisschop opstonden. Om die reden
hadden zij reeds zeer vroeg op deze plaats eene sterkte , die hun den
weg naar Drenthe opende, als zij met hun krijgsvolk, ter bedwinging
der oproerigen , derwaarts moesten trekken. Deze sterkte vertrouwden
zij ter bewaring aan eenen Kastelein ol Burggraaf, die op dit slot zijn
verblijf had, en die Landvoogd over geheel Drenthe was , zijnde de
landvoogdij van Drenthe doorgaans aan het burggraafschap van K o e v o r d
e n gehecht geweest. Er wordt eene lange reeks van Burggraven van
K o e v o r d e n genoemd, die gedurende de Bisschoppelijke regering dezen
aanzienlijken en voordeeligen post hekleed hebben, en onder dezen zijn
er velen geweest, die zieh als genoegzaam vrije Bezitters dezer stad en
landstreek gedroegen, en die den Bisschoppen, voor en na , vele inoei-
jelijkheden hebben aangedaan. Dit is de reden waarom eenige dezer
Burggraven, hoewel somwijlen van grafelijke of vorstelijke afkomst,
terstond hij hunne aanstelling, hunnen eigen geslachtsnaam verlatende,
dien van K o evor deh (als waren zij vrije Heeren daarvan) , hebben aan-
genomen. Het is ligt te begrijpen, dat sommige huizen , bij en om
dit slot gebouwd , door den tijd eene geheele buurt hebben uitgemaakt,
doch wanneer zij'met eenen muur omgeven, en met stadsregten begun-
stigd is, weet men niet te bepalen. Het blijkt dat zij in eenen parke-
menten brief van het jaar 1195, in het laatste jaar der regering van
B o u d ew i j n v a n H o l l a n d , den negen en twintigsten Bisschop, in het
Latijn V il l a C o e v e r d u s genoemd wordt. Eertijds werd K o e v o b d e n aän-
gemerkt als de hoofdstad van Drenthe. Gedurende de binnenlandsche
beroerten , waarvan deze landstreek dikwerf, voor en na, veel heeft
geleden, zijn beiden, stad en slot, menigmaal door de eene en de
andere partij belegerd, gewonnen , geplunderd en ten eene male ver-
woest. Alhoewel men, tot herstelling van het kasteel, altijd beboor-
lijke zorg droeg , blijkt het toch uit de Geschiedschrijvers, dat de stad,
meest als een open vlek, van alle middelen van tegenweer is ont-
bloot geweest.
De natuur scheen K o e v o b d e n van v66r vele eeuwen reeds tot een be-
langrijk militair punt bestemd te hebben, daar de omtrek vroeger
een moeras was, en nu uit läge weilanden bestaat. In het laatst der
zeventiende eeuw heeft de beroemde vestingbouwkundige M e n n o v a n
C o eh o o r n , de laatste band gelegd aan de versterking dezer vesting,
en haar gebragt in dien Staat, waarin zij zieh thans bevindt. De vijf
kleine bastions, die weleer het kasteel afzonderlijk omringden , hetwelk
dus als eene citadel op zieh zelve was, zijn nu gesiecht en de gracht
gedeeltelijk met aarde gevuld, en gedeeltelijk tot haven in gebruik,
zoodat alleen eenige gebouwen of woonhuizen in wezen zijn gebleven. De
verdedigingswerken der stad bestaan uit eenen vrij regelmatigen zeven-
hoek, waarvan de ruime bastions der kapitale wal de namen van de
zeven voormalige provincien dragen, van dubbele flanken zijn voor-
zien en door eene breede voorgracht zijn omringd , waarin voor de
courtines ravelijnen zijn gelegd , terwijl alles door eenen roijalen bedekten
weg , met inspringende wapenplaatsen , benevens eene voorgracht, is
omgeven j verder ligt aan de zuidzijde der vesting het zoogenaamdc
fort V a l 1 a a t , met eene sluis, waardoor de kleine inundatie op een
kwartier tot een half uur afstands kan daargesteld worden. Er loopen te
K o e v o r d e n op verschillende punten drie beken in de gracht, die genoemd
worden: het Dr o s t endi ep, het Schoonebeke rdiep en het Loo-
diep; deze deelen haar water aan de stadsgracht mede, hetwelk ver-
volgens door het vallaat in de Kleine-Vecht loopt en door deze in de
Groote-Vecht. Weleer was het oogmerk, om , een half uur gaans zuid-
waarts van de stad, bij de zamenvloeijing dezer zoogenaamde Kleine-
Vecht met de Groote-Vecht, eene sluis aan te leggen , waardoor men,
in tijden van noodzakelijkbeid, al het land rondom de städ zou kun-
nen doen ondervloeijen , welke sluis ook zou gedekt geweest zijn met
eene schans; doch zoo het schijnt heeft men, om de zware onkosten,
van dit ontwerp afgezien.
Eertijds had deze vesting drie, doch tegenwoordig slechts twee poor-
ten , waarvan de eene in het Zuidoosten , tusschen de bastions Zeeland
en Utrecht, de Be nth e ime r -p o o r t genoemd wordt, dewijl
men door deze poort naar het graafschap Bentheim gaat, welks grond-
gebied niet meer dan een vierde uur gaans van daar aanvangt. Boven
deze poort is het Pr o v o o s th u i s . De andere, ten Noordoosten, de
F r i e s c h e - p o o r t , tusschen de bastions Overijssel en Groningen, is
eigentlijk geen poort maar eene coupure in den hoofdwal. Voorts bevat
K o e v o b d e n eene ruime Ma r k t , waarop alle weken des Maandags en
Donderdags markt gehouden wordt. De jaarmarkten, waarop een vrij
aanzienlijke handel in rogge en boekweit gedreven, doch weinig haver
aangebragt wordt, vallen , met eenige verschikking , in 9 April, 14 Mei,
18 Junij, 16 Julij , 29 Augustus, 17 September, 22 en 29 October,
5 en 12 November.
Men heeft er vijf voorname en eenige achterstraten , welke ruim
drie honderd wel getimmerde burgerwoningen bevatten, bewoond door
1710 inw, Vele dezer huizen hebben tuinen, waaruit voor een ge-
deelte in de behoefte der gezinnen wordt voorzien.
Het voornaamste der gebouwen is het K a s t e e l , hetwelk in vroegere
eeuwen zeer aanzienlijk en belangrijk was , doch welks gebouwen thans
partikulier eigendom zijn. Boven een van de deuren ziet men nog het
wapen van Gelder, met bet onderschrift: C a r o l e s Ddx D. G e l 1533,
in hardsteen uitgehouwen. Overigens vindt men op de plaats , waar dit
trotsche gebouw gestaan heeft, eene ziekenzaal voor de krijgslieden ,
een groot kruidmagazijn, de stadsbleek, een paar burgerwoningen en
eenige tuinen. In het jaar 1402 werd dit slot, met de daaraan ver-
bondene regten, door R e in o e d v a n K o e v o r d e n aan F r e d e r ik v a n B l a n k
e n h e im , den een en vijftigsten Bisschop van Utrecht, voor vijftien
duizend oude Schilden afgestaan, of liever door den laatste van den
eerste ingelost. Deze en andere overdragten en gebeurtenissen hebben
het, zoo als uit de geschiedenis der stad nader blijken zal, in de Bisschoppelijke
, Spaansche, Geldersche, Munstersche en andere oorlogen
tot eenen noodlottigen twistappel doen strekken, door veelvuldige plun-
deringen geteisterd en aan deerlijke verwoestingen blootgesteld.
Het Komma n d a n t s h u i s , in de Benthemerstraat, nabij de Ben-
themerpoort, is een zeer goed gebouw, dat vroeger tot woning van
deD Kommandeur en thans van den Kommandant dient.
Het v o o rma l i g L a n d s h u i s , in het noordoosterdeel der stad,
aan de Haven, bij het Arsenaal, waarin de Heeren Gedeputeerden van
den Raad van State, die daar kwamen , om de vestingwerken , het
arsenaal en magazijn op te nemen, hunnen intrek namen, wordt
thans gebruikt tot woning voor den Kommandant der Genie.