
 
        
         
		Maasje  is  längs  het  rechterkanaalboord  een  watervrije  dijk  gelegd,  zoodat  het  tusschen  dit  
 kanaalvak  en  den  Keizersweg  besloten  poldergebied  niet  meer  buitendijks  is  gelegen.  Dit gebied  
 loost  op  het  kanaal  door  middel  van  eene  längs  den  binnenteen  van  den  zuiderveerdam  van  het  
 K e iz e r s v e e r   gegraven  en  oostwaarts  tot  in  het  kanaal  doorgetrokken  waterleiding. 
 Het  zuiderafwateringskanaal,  waarvan  de  ligging  overigens  blijkt  uit  plaat  V I ,  is  bestemd  
 om  in  de  waterlossing  van  de  doorsneden  Langstraatsche  binnen-  en  buitenpolders  te  voorzien  
 telkens  zoodra  de  vrije  loozing  op  het  Oude  Maasje  door  hooge  ebbestanden  wordt  belemmerd.  
 De  voormalige  suatiemiddelen  doen  in  tijden  van  geen  waterbezwaar  dienst  evenals  voorheen;  
 de  waterleidingen  en  vaarten  welke  in  de  binnenpolders  door  het  kanaal  zijn  gekruist,  zijn  door  
 middel  van  syphonduikers  daaronder  door  gevoerd,  ten  einde  de  verbinding  met  het  Oude  
 Maasje  in  stand  te  doen  blijven.  Naast  de  uitwateringssluis  in  den  benedenmond  van  het  kanaal  
 is  een  schepradstoomgemaal  gebouwd,  met  behulp  waarvan  het  kanaalpeil  in  tijden  van  veel  
 waterbezwaar  wordt  gehandhaafd. 
 Op  het  kanaal  kunnen  de  volgende  polders  loozen: 
 a.  B in n en p o ld e rs . 
 Binnenpolder  van Besoyen. 
 »  „   Sprang. 
 |   1  Vrijhoeven-Capelle. 
 „   „   ’s Grevelduin-Capelle. 
 De  Binnenbijsters. 
 |   Bijsters. 
 Groot-Waspiksche  en  Raamsdonksche  binnenpolder. 
 Oude  Kurenpolder. 
 Oude  polder. 
 b.  B u iten p o ld e r s . 
 Buitenpolder  van  Besoyen. 
 Polder  binnen  de  Oude  Straat. 
 „   de  Groote  Oude  Straat. 
 |   de  Slobben. 
 De  Oostersche  Buitendellen. 
 Polder  de  Kleine  Oude  Straat. 
 De  Waardjes. 
 De  Westersche  Buitendellen. 
 Polder  Nederveen-Capelle.  (Het  Westvoorland). 
 I   Over  Vrouwkensvaart.  
 i   de  Buitendellen. 
 |   boven  de  Kerk. 
 Groot-Waspiksche  en  Raamsdonksche  buitendijksche  hooipolder. 
 c.  V o o rm a lig e   b u iten p o ld e r s . 
 Nieuwe  buitendijksche  hooipolder  (de  Werfkampen  c,  a.). 
 De  gecombineerde  aanwassen  (het  zuid-oostelijk  gedeelte). 
 Polder  ten  oosten  de  Kil. 
 De  hoofdafmetingen  van  het  kanaal  zijn  als  yolgt: 
 Kanaalvakken. Lengte. 
 Bodemsbreedte. 
 Bodemsdiepte. 
 Van  het  worteleinde  tot  de  aansluiting  van  het 
 zijkanaal  längs  de  westzijde  van  de  Sprangsloot 119  M. 1  M. 1.25  M.  -4-  N.A.P. 
 Van  de  aansluiting  van  genoemd  zijkanaal tot den 
 duiker  in  den  Winterdijk.......................................... 528 2.50  „ 1.25  1  p   1 
 Het  oostelijk  deel  van  het  binnendijksche  v a k . .  . 4235 5  » 1.80  „  -4-  „ 
 Het  westelijk  deel  van  het  binnendijksche  v a k ..  . 4653  - 6 2  -j-  ,, 
 Van  den  Achtersten  dijk  tot  de  uitwateringssluis 
 aan  het  Oude  Maasje................................. ............... 2085.50  „ 10  „ 2.20  „   -4-  „ 
 Nabij  de  sluis  verruimende  tot........................ .. 28  „ 2.45  „  p p   • 
 Het  bövenste  zijkanaal.. . . . . . ......... ........................ 870  „ 1  „ 1.25  „ 
 .  „  tweede  „  | ........................................ -892  „ 1  » 1-25  „  -H  » 
 „  derde  „  ................................................... 736  „ 1  » 1-25  » Ä * 
 „  benedenste  „  ................................. ................. 
 Te  zamen.  .  .  . 
 690  „  
 14808.50  M. 
 1  „ 1.25  |   | 
 De  kanaalborden  hebben  overal  een  beloop  van  2  op  i'. 
 Het  buitenkanaal  tusschen  de  uitwateringssluis  en  het Oude Maasje heeft eene minste bodems-  
 breedte  van  io   M.,  verwijdende  naar  de  sluis  en  naar  het  Oude  Maasje  tot  24  M .,  bij  eene  
 bodemsdiepte  van  2.45  M.  -j-  N.A.P.  en  beloopen  van  1  tot  2 J/2  op  1. 
 Het  binnendijksche  gedeelte  van  het  hoofdkanaal  is  aan  beide  zijden  ingesloten  door water-  
 scheidingen,  waarvan  de  kruin  ligt  op  ruim 0.50 M.  -j- N.A.P.  Voor  zoover deze waterscheidingen  
 tot  uitweg  moeten  dienen  voor  de  aangelegen  gronden,  hebben  zij  eene  kruinsbreedte  van  6 M.,  
 overigens  van  2  M.  Aan  de  landzijde  dezer  waterleidingen  zijn,  voor  zooveel  noodig,  waterleidingen  
 gegraven,  waarin  dämmen  tot  uitweg  van  perceelen  zijn  gelegd. 
 Het  buitendijksche  kanaalvak  is  tusschen  het  zijkanaal  längs  de  Sprangsloot  en  den  duiker  
 in  den  Winterdijk,  aan  den  rechteroever  begrensd  door  eene  kade,  waarvan  de  kruin,  breed  
 2  M.,  ligt  op  2  M.  -j-  N.A.P.  en  de  beloopen  eene  helling  hebben  van  2  op  1  binnen  en  4  op  
 1  buiten.  Ook  het  zijkanaal  längs  de  Sprangsloot  is  aan  de  westzijde  door  eene  kade  van  de