
 
        
         
		Het  westelijk  landhoofd  en  de  steenen  pijlers  zijn  gefundeerd  op  eene  betonfundeering  met  
 draagpalen.  Bij  het  oostelijk  landhoofd,  hetwelk,  buiten  het  oude  rivierbed  gelegen,  op  een  veel  
 hechteren  grondslag  Staat,  zijn  de  draagpalen  weggelaten;  de  betonkoffer  rust  hier  op  den  vasten  
 zandbodem  ter  diepte  van  3.39  M.  N.A.P.  en  is  3.25  dik.  De  betonkoffers  van  het  westelijk  
 landhoofd  en  de  pijlers  zijn  2.60  M.  zwaar,  de  damwanden  reiken  tot  2.50  M.  onder het  beton,  
 de  draagpalen  zitten  0.60  M.  diep  er  in  en  hebben  eene  lengte  van  10  M.  voor  het  landhoofd  
 en  van  8  M.  voor  de  pijlers.  De  bovenkant  van  den betonkoffer ligt bij  het westelijk landhoofd op  
 1.46  M.  -j- N .A .P .,  bij  het  oostelijk  landhoofd  iets  beneden  N.A.P.  en  bij  de  pijlers  gelijk  met  
 den  bovenkant  der  bodembezinking. 
 De  grondslag  van  het  westelijk  landhoofd  bestond  tot  het  peil  van  6.00  M.  |j§£N.A.P.  uit  
 zulke  slappe  specie,  dat  gevreesd  werd  voor eene verschuiving van  het  landhoofd met  doorbuiging  
 der  draagpalen  bij  het  opwerpen  van  den  aansluitenden  leidijk.  Uit  voorzorg  is  daarom  eene  
 grondverbetering  aangebracht,  bestaande  uit  eene  zandkist,  welke  tot  het  peil  van  6.39  M-.  -r-  
 N.A.P.  reikt  en  overal  2  M.  buiten  het  grondvlak  der  fundeering  uitsteekt. 
 De  landhoofden  en  de  pijlers  zijn  opgetrokken  in  baksteen  in  sterken  trasmortel,  met  
 toepassing  van  hardsteen  voor  hoekblokken,  afdekkingen  en  opleggingen.  De  buitenste  laag van  
 2  ä  2 */2  steendikte  bestaat  uit  klinkers,  het  overige  metselwerk  uit  hardgrauw. 
 Over  de  geheele  bodemsbreedte  van  het  plaatselijk  verdiepte  kanaal  zijn,  ter  breedte  van  
 30  M.,  zinkstukken  gelegd  met  den  onderkant  op  4.14 M.  -r- N.A.P.  terwijl  voorts  zoover  als  de  
 remmingwerken  reiken  volgens  de  as  van  het  kanaal  eene  15  M.  breede bezinking  is  aangebracht.  
 De  stukken  hebben  15  c.M.  riet-  en  28  c.M.  rijsvulling  en  liggen  met  den  bovenkant  der  steen-  
 bestorting  op  3.14  M E -  N.A.P. 
 De  remmingwerken  om  den  draaipijler  zijn  breed  opgevat  en  vertoonen  de  gebruikelijke  
 samenstelling.  Het  remmingwerk  der  stroompijlers  bestaat,  in  verband  met  de  aanzienlijke  door-  
 vaartwijdte,  enkel  uit  eenige  schamppalen.  De  steunpijlers  zijn  niet  met  de  remmingwerken  
 verbonden.  Het  gebezigde  hout  is  Amerikaansch  grenen,  het  ijzerwerk  is  verzinkt. 
 De  vaste  overspanningen  en  de  draaibrug  bestaan  elk  uit  twee  vakwerk-hoofdliggers  van  
 getrokken  ijzer,  onderling verbonden  door  dwarsdragers, waartusschsn de langsliggers zijn bevestigd. 
 Elke  hoofdligger  van  de  vaste  overspanningen  is  samengesteld  volgens  een  vakwerkstelsel  
 van  de  eerste  orde,  bestaande  uit  een  rechten  onderrand,  een  veelhoekigen  bovenrand, waarvan  
 de  knooppunten  op  een  parabool  zijn  gelegen,  verticale  stijlen  en  hellende  trekschoren. 
 De  totale  lengte  der  hoofdliggers  bedraagt  50.60  M.,  de  afstand  tusschen  de  assen  der  
 opleggingen  50  M.,  het  aantal  velden  elf,  de  breedte  van  midden  tot  midden  der  hoofdliggers  
 7.20  M.,  de  hoogte  in  het  midden  8.20  M.  en  boven  de opleggingen  3 M.,  buitenwerks  gemeten.  
 De  randen  bestaan  uit  twee  verticale  wanden  van  vormige  doorsnede,  die  aan  de  onder-  en  
 bovenzijden  door  platte  staven  met  elkander  zijn  verbonden.  Elke  wand  wordt  gevormd  door  
 eene  verticale  plaat,  waartegen  aan  den  onder-  en  den  bovenkant  een  hoekijzer  is  bevestigd ,  
 terwijl  in  de  middenvelden  de  ruimte  tusschen  de  naar  elkander  toegekeerde  beenen  der  hoek-  
 ijzers  door  eene  plaat  is  aangevuld.  In  de  uiterste  velden  van  den  onderrand  is  de  verticale  
 plaat  door  platte  staven  vervangen.  De  stijlen  hebben  den  vorm  eener  dubbele  "j“  en  zijn  samengesteld  
 uit  vier  hoekijzers  die  ten  deele  door  eene  lijfplaat,  ten  deele  door  platte  staven  met  
 elkander  verbonden  zijn.  De  schoren  bestaan  uit  platen  van  verschillende  breedten;  zij  zijn  door  
 dubbele  lasschen  aan  de  knoopplaten  verbonden  en  op  regelmatige  afstanden  gekoppeld  door  
 schroefbouten,  omgeven  door  eene  buis.  Beide  hoofdliggers  zijn  ter  hoogte  van  den  bovenrand  
 tusschen  de  middelste  zes  stijlen  met  elkander  gekoppeld  door een  samenstel  van  vier hoekijzers,  
 welke  door  een  kruisverband  van  platte  staven  en  door  |_J  ijzers  tot  een  geheel  zijn  verbonden.  
 De  eindkoppelingen  hebben  bovenden  eene  flensplaat.  Ter  hoogte  van  den  onderrand  zijn  beide  
 hoofdliggers  in  elk  knooppunt  gekoppeld  door  twee  aan  elkander  geklonken  hoekijzers.  Tusschen  
 de  bovenranden  zijn  in  de middelste  vijf velden  bovendien windschoren van  hoekijzer  aangebracht;  
 onder  ieder  veld  is  voorts  een  benedenwindkruis  bevestigd  ter  hoogte  van  den  onderkant  der  
 brug,  waarvan  de  schoren  hangen  in  onder  de  langsliggers  aangebrächte  beugels. 
 .De  afstand  der  dwarsdragers  beloopt  van  3.30  M.  tot  5.10  M.,  hunne  hoogte  is  0.75  M.  
 Zij  zijn  samengesteld  uit  eene  verticale'plaat,  die  onder  en  boven  is  voorzien  van  hoekijzers en  
 van  een  tot  drie  randplaten  en  zijn  aan  de  uiteinden  door  middel  van  driehoekige  platen  en  
 hoekijzers  aan  de  stijlen  en  de  onderranden  der  hoofdliggers  bevestigd.  Ter  plaatse  waar  de  
 langsliggers  opliggen  zijn  verstijvingshoekijzers  aangebracht. 
 In  het  midden  der  brug  liggen  twee  langsliggers  voor  tramverkeer,  hoog  0.47  M.;  ter  
 weerszijden  hiervan  bevinden  zieh  drie  liggers  voor  gewoon  verkeer,  ter  hoogte  van  0.32  M.  
 tot  0^26  M.  Die  voor  den  tram  zijn  samengesteld  uit  eene  verticale  plaat,  van  boven  en  onder  
 voorzien  van  twee  hoekijzers;  bij  de  opleggingen  op  de  dwarsdragers  vermindert  hunne hoogte;  
 in  de  beide  eindvelden  is  de  hoogte  over  de  geheele  lengte  kleiner.  Op  regelmatige  afstanden  
 zijn  zij  onderling  door  tegen  de  onderranden  bevestigde  hoekijzers  gekoppeld  en  door  verticale  
 hoekijzers  verstijfd.  De  langsliggers  voor  gewoon  verkeer  bestaan  uit  een  dubbel  "I”   ijzer  en  
 rüsten,  behalve  de  twee  uiterste,  los  in  gegoten  ijzeren  stoeltjes,  welke met schroefboutjes op  de  
 dwarsdragers  zijn bevestigd.  De buitenste  hangen  tusschen  twee  hoekijzers,  die  tegen de driehoekige  
 plaat  der  dwarsdragers  zijn  geklonken.  Bij  de  einddwarsdragers  zijn  alle  langsliggers  bevestigd. 
 Het  onderdek,  breed  6.50  M.  en  zwaar  0.10  M.,  bestaat  uit  0.27  M.  breede  platen  van  
 Amerikaansch  grenenhout,  welke  door  middel  van  gegalvaniseerd  ijzeren  schroefbouten  en  klem-  
 plaatjes  op  de  langsliggers  zijn  bevestigd.  Het  bovendek  bestaat  in  de  breedte  uit  drie  planken  
 van  dennenhout,  breed  0.15  M.  en  dik  0.04  M.;  zij  zijn  op  het  onderdek met  spijkers bevestigd,  
 terwijl  onder  de  naden  looden  strooken  zijn  aangebracht.  De  lengte  in  het  midden  bedraagt  
 51.51  M.,  de  tonrondte  3.25  c.M. 
 De  leuningen  zijn  tegen  de  hoofdliggers  bevestigd  en  bestaan  uit  drie  boven  elkander  
 geplaatste  getrokken  ijzeren  buizen,  waarvan  de  onderste  twee  door  een  van  gegalvaniseerd  
 ijzerdraad  gevormd  vlechtwerk  zijn  verbonden. 
 De  opleggingen  zijn  van  gesmeed  staal.  De  vaste  oplegging  bestaat  uit  een  boven-  en  een  
 onderstoel  en  eene  juist  daarin  passende  as  van  15  c.M.  middellijn.  De  beweegbare  oplegging  
 bestaat  uit  een  boven-  en  een  onderstoel  met  zuiver  platte  draagvlakken,  waartusschen  eene  rol  
 van  35  c.M.  middellijn  zieh  vrij  kan  bewegen.  Ter  beperking  van  de  lengte dezer beweging  zijn  
 aan  den  onderstoel  ruggen  aangebracht.  Fig,  27  stelt  een  der  vaste  overspanningen  in  dwars-  
 doorsnede  voor.