groote doorstroomingsprofiel volledig kan worden geopend of gesloten. Elk langsriool Staat met
de schutkolk in verbinding door zes zijriolen, die tegenover elkander diep in de schutkolk uit-
monden, zoodat de in de sluis liggende vaartuigen geen hinder van het snel toe- of wegstroomende
water ondervinden. Het schütten gaat, niettegenstaande de betrekkelijk groote lengte van de
schutkolk, dank zij de riolen en cylinders, zeer snel in zijn werk.
In de sluisdeuren zijn jalousieschuiven aangebracht, als reserve bij eventueel defect aan de
riolen en tevens om bij groot verval naast deze dienst te doen.
De sluis rust op eene houten paalfundeering, met palen van 9.50 M. lengte. Wegens de
groote riolen was voor de kolkmuren eene diepe fundeering noodig en moest bovendien elke zetting
worden vermeden, in verband waarmede de fundeeringen van die muren onder de schutkolk
door zijn gekoppeld. In den dag der sluis is aan de bevestiging van de vloerplanken op de kespen
en van deze op de palen bijzondere zorg besteed. De zwalpen zitten met houtschroefboüten en
treknagels -op de kespen vast. Zooais uit fig. 61 blijkt zijn onder elk sluishoofd vier enkele dam-
wanden tegen ontgronding en onderloopsheid aangebracht, terwijl een gemetselde schermmuur
tegen achterloopsheid waakt. Elke kolkmuur is door een damwand tegen ontgronding verzekerd.
De sluismuren zijn opgetrokken in metselwerk van baksteen in sterke transmortel, het
inwendige in hardgrauw en de dagzijden in klinkers; de schutkolkmuren en de vleugelfront-
muren evenwel zijn met zuilenbasalt bekleed. De slagdrempels, slagstijlen, hoekblokken, dek-
zerken, trappen, enz., die aan directe beschadiging bloot staan, zijn van graniet; overigens is
bij de uitmondingen der riolen, enz. op de gebruikelijke wijze hardsteen toegepast.
De hoofdriolen hebben verticale zijvlakken en gewelfvormige boven- en onderwanden ; de
wijdte bedraagt 2 M., de hoogte in het midden 1.73 M. De zijriolen zijn ovaal van vorm,
met eene grootste breedte en hoogte van resp. 1.50 M. en 0.67 M. De bovengewelven der
riolen zijn uit klinkers in portlandcementspecie gemetseld. A ls reservewaterkeering in de riolen
zijn houten schuiven aanwezig, met behulp waarvan 00k de cylinderkelders kunnen worden
drooggezet. De ijzeren cylinders hebben eene inwendige middellijn van 2.20 M., eene plaatdikte
van 7 m.M. en eene hoogte van 6.66 M. in het Maashoofd en 6.36 M. in het Diezehoofd. De
afsluiting van den onderrand op den hardsteen wordt bewerkt door een ring van caoutchouc.
De cylinders zijn scharnierend opgehangen aan eene heugelstang en gebalanceerd door een tegen-
wicht, dat zieh in een afzonderlijken put in het metselwerk beweegt en een weg aflegt, driemaal
zoo groot als die van de cylinders. De heffing van deze bedraagt 0.55 M.
De sluisdeuren zijn van eikenhout, behalve de binnendeuren in het Diezehoofd, die van
djattihout zijn vervaardigd. In elk sluishoofd zijn de sponningen voor drie schotbalkrijen aangebracht,
doch de schotbalken zijn niet aangeschaft; de sponningen loopen slechts tot den
onderkant van de dekzerken door en zijn met prikbalken opgevuld.
De bodem van de schutkolk is van een stortebed voorzien, hetwelk, wegens de diepe
zijriolen, met den bovenkant ligt op 3.10 M .-j-N .A .P . De stortebedden boven en beneden
de sluis zijn resp. 25 M. en 40 M. lang. De tegen de sluisfronten aansluitende kanaalbeloopen
zijn, van den bodem tot het peil van 6 M. -}-N.A.P., met basaltglooiing verdedigd, binnen het
bovenfront over 35 M. en längs de vporhaven over 55 M- lengte.
Ten behoeve van wachtende vaartuigen zijn wederzijds de sluis remmingwerken, lang
30 M., aangebracht en verderop bovendien telkens 5 meerpalen op een onderlingen afstand
van IO M. De palen en de gordingen zijn van Amerikaansch grenenhout; de gordingen zijn
achter de palen aangebracht.
G EB OUW EN BIJ D E SCHUTSLUIS.
Het op de situatie, fig. 61 aangeduide woningblok bevat drie woningen, waarvan de
middelste- voor den sluiswachter is bestemd en de twee zijwoningen elk door een sluisknecht
zijn bewoond. Voorloopig is namelijk gerekend op een vast personeel van drie personen,
evenals bij de schutsluis te C r^ v e co eu r . Elke woning bevat gelijkvloers eene woonkamer,
eene slaapkamer en eene keuken, benevens een portaal, waaronder een kelder; de woning van
den sluiswachter heeft bovendien een vertrekje, bestemd tot kantoor. Het woningblok is opgetrokken
uit metselwerk onder pannendak en gefundeerd op staal.
Bij elke woning behoort eene afzonderlijk staande bergplaats; voor het bewaren van sluis-
mateärjeel is een magazijn gebouwd.
H E T PO N T V E E R :
De veerpont, die in hoofdzaak dient voor het overbrengen van hooiwagens, is ingericht
als kabelpont en wordt uit de hand bewogen; de lengte is zoodanig dat daarop twee hooiwagens
achter elkander plaats kunnen nemen. De pont is van ijzer met doorgaand houten hek; de
diepgang bedraagt onbelast 0.40 M. en belast met 5000 K.G. 0.5 5 M- De boomen van de kleppen
zijn aan de buitenzijde der pont aangebracht, ten einde binnen meer vrije ruimte te behouden;
met behulp van eene onder het dek doorgaande as worden bij het ophalen van eene klep de
beide boomen tegelijk aangegrepen, waardoor het scheluw trekken van de kleppen wordt voorkörnen.
Voor de smeedstukken van de pont is welijzer gebruikt, overigens vloeiijzer. Hetonderdek,
zwaar 4 c.M., is van eikenhout, het bovendek, zwaar 5 c.M., van dennenhout.
Voetgangers worden per roeiboot overgezet.
Voor den veerman is op den linkerkanaaldijk eene woning gesticht, met aangebouwd
magazijn voor veermaterieel en afzonderlijk staande bergplaats. De woning beVat gelijkvloers
portaal, woonkamer, slaapkamer en keuken, waaronder kelder. Zij is opgetrokken uit metselwerk
onder pannendak en gefundeerd op staal.
D E D UIKERSLUIS.
De in den Maasdijk längs de Oude Dieze gebouwde uitwateringssluis, ten behoeve van het
afo-esneden deel van den Binnenpolder van Engelen, is van steen en heeft eene overwelfde
opening, wijd 1 M. en hoog in het midden 2 M. Zij is tevens ingericht tot waterinlating, ten
einde de winterbemesting voor den polder te behouden. De waterkeering wordt gevormd door
eene deur van eikenhout, aanslaande tegen den buitenfrontmuur; ten behoeve van de waterinlating
is tegen het binnenfront eene eikenhouten schuif aangebracht.