BRIEF V A N DEN MINISTER V A N W A T E R S T A A T , HANDE L EN NIJVERHEID,
dd. 7 JANUARI 1880, A A N G EDE PU TEERDE S T A T EN V AN NOORD-BRABANT.
' s-Gravenhage, 7 Januari 1880.
A a n H e e r e n G e d e p u t e e r d e S t a t e n v a n N o o r d -B r a b a n t .
In den loop des vorigen jaars richtten zieh de besturen van het waterschap van Empel en
Meerwijk, van de polders van der Eigen, en van de Algemeene Omkading. onder V lijm e n ,
E n g e le n , B o k h o v e n , W e ll en H e d ik h u iz e n , tot den Koning, met het verzoek, dat van
regeeringswege in het voortdurend, door de tot die polders behoorende landen öndervonden
waterbezwaar, zou worden voorzien, met aanbieding tevens van bijdragen, respectievelijk van
f 100,000.— , f 210,000.— en f 100,000.— in de daarvoor noodige kosten.
Het is Uw College bekend hoezeer dit bezwaar sedert geruimen tijd een punt van ernstig
onderzoek heeft uitgemaakt en het wäre mij eene aangename voldoening, als het mij gelukken
mocht, eene afdoende verbetering in de waterstaatstoestand van het noord-oostelijk deel Uwer
provineie, en de omstreken van ’s -H e r tö g e n b o s c h , te bevorderen.
Van groote beteekenis voor dit gewichtige vraagstuk, is het in de laatste jaren op nieuw
op den voorgrond getreden ontwerp, tot scheiding van Maas en Waal, met daarmede gepaard
gaande heropening van het Oude Maasje.
Ik vlei mij, dat de werken, ter rivierverbetering op de Waal, de Merwede en Nieuwe
Merwede, thans zoover gevorderd zijn, dat aan dat plan de hand zal kunnen worden geslagen,
door de uitvoering van de navermelde werken:
i° . heropening van het Oude Maasje;
2°. achtereenvolgende opheffing der overlaten;
30. voorziening in de uitwatering der landen:
a. längs het Oude Maasje;
b. van de läge polders, op de Donge uitwaterende;
c. gelegen in het inundatiegebied van de Dommel en de A a , bij ’s -H e r to g en b o s ch .
Voor het tot stand brengen dezer, zoowel met het 00g op het rivierbelang, als voor de
afwatering uwer provineie, belangrijke verbeteringen, zullen uit den aard der zaak zoowel het
Rijk als de provineie, en de onmiddellijke belanghebbenden, moeten samengaan, naar de mate
van de verschillende daarbij betrokken belangen, en van de eiseben, waaraan men wenscht
voldaan te zien.
Tot het voorbereiden en verkrijgen van die hoog noodige samenwerking roep ik met ver-
trouwen Uwe medewerking in.
De Hoofd-Ingenieur in het 6e district heeft van mij de opdracht ontvangen, om met U te
dezer zake in overleg te treden, en mij , naar gelang van den uitslag van dat overleg, de
noodige voorstellen te onderwerpen.
Uw College zal mij verplichten met deze samenwerking, voor zooveel van U afhangt, zoo
te bespoedigen, dat door U in de aanstaande zomervergadering der Staten eenig voorstel ter
tafel kunne worden gebracht, en ik in Staat zij de zaak nog dit jaar bij de Staten-Generaal
in te leiden.
De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
(get.) G. J. G. K l e r c k .