
 
        
         
		SUBSIDIE-BESLUIT  DER  S T A T EN   V A N   NOORD-BRABANT  dd.  15  JULI  1880. 
 De  S ta t e n   v an   N o o rd b r a b a n t , 
 Gezien  den  brief  van  den  Minister  van  Waterstaat,  Handel  en  Nijyerheid van  19  Juni  1880; 
 Gelet  op  hun  besluit  van  18  Februari  1880; 
 Hebben  besloten: 
 A .  Eene  bijdrage  van  een  millioen  gulden  uit  de  provinciale  kas  aan  het  Rijk  aan  te  bie-  
 den  in  de  kosten  van  aanleg  en  onderhoud  der  werken,  bedoeld  in  den  brief  van  den  Minister  
 van  Waterstaat,  Handel  en  Nijverheid,  van  7  Januari  1880,  onder  voorwaarde,  dat  voor  de  
 uitvoering  dier  werken  als  grondslag  zal  worden  aangenomen  de  nota  van  den  hoo.fdingenieur  
 in  het  6de  district,  van  8  Juni  1880,  en  verder  onder  uitdrukkelijk  beding: 
 i°.  dat  met  de  beteugeling  der  Heerewaardensche  overlaten  ten  spoedigste  zal  begonnen  
 worden  en  de  geheele  afsluiting  dier  overlaten  zoodra  mogelijk  zäl  worden  uitgevoerd; 
 2°.  dat  onder  de  werken,  sub.  3  genoemd,  in  het  schrijven  van  den  Minister  van  Waterstaat, 
   Handel  en  Nijverheid  van  7  Januari  1880,  mede  begrepen  zijn  het  door  stoombemaling  
 op  peil  houden  der  afwateringskanalen  voor  de  landen  sub  a  en  b  genoemd,  alsmede  van  de  
 Bleek-  eft  Oostkil,  en  wanneer  zulks  noodig mocht blijken,  00k  voor  de gronden  längs  den  Amer; 
 3°.  dat  de  plannen  der  werken,  sub  3  in  meergenoemd  schrijven  vermeld,  en  zooals  deze  
 zijn  aangevuld  in  boven  omschreven  art.  2,  zullen  worden  vastgesteld  in  overleg  met  Gedepu-  
 teerde  Staten  van  N o o rd -B rab an t,  die  belanghebbenden  vooraf  zullen  hooren; 
 40.  dat  onder  de  voorgenomen  normaliseering  en  verbetering  van  den  Amer  begrepen  zijn  
 het  aanleggen  van  nieuwe  en  het  verhoogen  en  verzwaren  van  bestaande  bekadingen  längs  die  
 rivier  tot  voorbij  D r im m e len   en  längs  de  Donge,  allen  tot  de  hoogte  van  m instens  2.64  M. 
 ¡1  A .P .; 
 5°.  dat  de  Maas  niet  door  de  nieuwe  rivierbedding  zal  worden  geleid,  voor  dat  de  normaliseering  
 en  verbetering  van  den  Amer  ver  genoeg  gevorderd  is  dat  de  afstrooming  geregeld  
 kan  plaats  hebben  en  de  werken  sub  3,  onder  a  en  b  en  die  ter  voorziening  in  de  uitwatering  
 van  de  Bleek-  en  Oostkil,  voltooid  zijn; 
 6°.  dat  de  beteugeling  van  het  Steurgat  zal  plaats  hebben  vöör  de  opening  der  rivier,  en  
 dat  de  bekading  in  art.  4  genoemd,  zal  worden  aangelegd  of  yoortgezet  wanneer  de  belanghebbenden  
 zieh  daartegen  niet  ver zetten; 
 70.  dat  de  gemeenschap  over  de  rivier,  hetzij  door  bruggen,  hetzij  door  stoombooten,  
 worde  verzekerd; 
 8°.  dat  de  uitbetaling  van  het  subsidie  zal  geschieden  in  tien  gelijke  termijnen,  naar gelang  
 der  vordering  van  de  werken,  door  Gedeputeerde  Staten,  in  overleg  met  den  Minister  van  
 Waterstaat,  Handel  en  Nijverheid,  te  regelen,  echter  met  dien  verstände,  dat  wanneer  den  i sten  
 October  1885  de  geheele  afsluiting  der  Heerewaardensche  overlaten  niet  gereed  is,  de  verdere  
 uitbetaling  van  het  subsidie  zal  worden  gestaakt,  totdat  dit  werk  zal  zijn  voltooid. 
 Aldus  vastgesteld, 
 's Hertogenbosch,  den  15  J u li  1880. 
 De  Stateft  voornoemd, 
 (get.)  P.  J.  B o s c h   v a n   D r a k e s t e i n ,  Voorzitter.  
 (  „   )  .  V a n   C o o t h ,  Griffier.