Bossche sloot volgen tot in het Vlijmensche Ven, om zieh vervolgens dp te lossen in eene
groote watervlakte, een soort van meer, tergroote van 1500 H.A., hetwelk de lage, onvruchtbare
landen, die zieh längs de bedijking bij V lijm en , N ie uw k u ik , enz. uitstrekken zou innemen.
Door een te vormen kanaalvak längs den rechterleidijk van d e n 'Baardwijkschen overlaat zou
het kanaalwater ten slotte uit het meer op de Bergsche Maas bij D o e v e r e n worden geloosd.
Met het „meer” werd zoowel besparing van aanlegkosten, als de verkrijging van een klein verhäng
op het kanaal beoogd.
Het kanaalplan Engelen— Doeveren vormde binnen zekere grenzen de wederopvatting
van het denkbeeid om den afvoèr van Dommelwater door de honderd-elsche brug ]) te vervangen
door de ontlasting van de Dieze längs de Bossche sloot, een denkbeeld, hetwelk door den Water-
staat reeds herhaaldelijk was geopperd voor dat er eenig uitzicht op de verlegging van den
Maasmond bestond 2). De bestaande toestand toch gaf telkens aanleiding tot moeilijkheden, in
verband met de omstandigheid, dat de verplichting tot het siechten van de zomerkade in. de
honderd-elsche- brug berustte bij de benedenwaarts gelegen landen.
GEMEENSCHAPPELIJK ONTWERP.
Doch 00k tegen dit kanaalplan rezen onderscheidene bezwaren en om nu bij de ten slotte
te volgen oplossing aller belangen zooveel mogelijk te behartigen, werd op uitnoodiging van
den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, in gemeenschappelijk overleg tusschen het
Rijk en de Provincie een nieuw onderzoek naar de beste richting voor het kanaal ingesteld en
een nieuw ontwerp opgemaakt. Het toen aangenomen tracé is bij het thans in uitvoering zijnde
kanaal van ’s -H e r to g en b o s ch naar D ro n g e len aangehouden.
KANAAL ’S HERTOGENBOSCH— DRONGELEN.
Het kanaal gaat uit van de doorlaatbrug in den spoorweg naar B o x t e l , bezuiden het station
’s H e r to g e n b o s ch , loopt eerst in zuidelijke, daarna in westelijke richting en sluit. zieh -voort-
durend zoo na mogelijk aan tegen den zoom der bezuiden het inundatiegebied van Dommel
en A a gelegen hooge gronden, om zieh ten slotte bij den Baardwijkschen overlaat noordwaarts
om te buigen, den linkerleidijk van dien overlaat te volgen en eindelijk, dwars door-de buiten-
polders van Baardwijk en Waalwijk heen de nieuwe rivier te bereiken, ter plaatse van het voor-
malige G an so y en , onder de gemeente D ro n g e len .
Een van de aan die kanaalrichting Verbünden voordeelen is, dat daarbij geen wijzigingen
in bestaande polderbelangen worden gebracht, zoodat het kanaal kan worden gevormd zonder
dat ten deze bijzondere voorzieningen noodig zijn. Het kanaal is slechts ongeveer 8 Kilometer
langer dan dat volgens nota B, terwijl de lengte van het riviervak Hedikhuizen— Gansoyen
9 Kilometer bedraagt, zoodat de kanaalstanden bij de zestig-elsche brug een niet onbelangrijk
lager peil zullen aanwijzen, dan onder overigens gelijke omstandigheden bij het kanaal naar
*) Later omgebouwd in de zestig-elsche brug.
2) Vergelijk 00k het kanaalplan »Leemans” van 1869, beschreven in de eerste afdeeling.
H ëd ik h u iz en het geval zoude zijn geweèst.- Het kanaal ’s-Hertogenbosch— Drongelen schaadt
geen enkel belang en bevordert, naast die van Dommel en A a , de afwatering van het längs de
zuidzijde van het inundatiegebied gelegen terrein. Het biedt gelegenheid om bij rampen, zooals
doorbraken . van den linker-Maasdijk of van den linker Diezedijk, het ovërstroomingswater af te
voeren tusschen den rechter-kanâaldijk en den oostelijken leidijk van den Baardwijkschen overlaat
en door het hulpgat in den zuiderrivierdijk beneden D o e v e r e n op de- Bergsche Maas te loozen,
of zoo noodig bovendien, dwars over het kanaal heen in de Langstraatsche buitenvelden te
brengen. Eindelijk kan het kanaal binnen- zekere grenzen dienstbaar worden gemaakt aan den
tijdigen afvoer van voor de winterbemesting’ van de streek bewesten de Dieze binnengelaten
inundatiewater.
AFSLUITING VAN DE DIEZE.
Ofschoon, blijkens het bovenstaande, de achtereenvolgens opgemaaktë ontwërpen in hoofd-
zaak gericht waren op de vorming van een kanaal voor den rechtstreekschen afvoer van het
hei'water van ’s -H e r to g en b o s ch naar de Maas, zoo is een dergelijk kanaal op zieh, zelf niet
vôldoende om in; de afwatering van het inundatiegebied van Dommel en A a nabij ’s -H e rto g en -
b o s ch te voôrzien, doch behoort als complément daarbij eëne inrichting tot afs.cheiding van
de Dieze. van het gebied van Dommel en A a , in tijden van veel waterbezwaar. Alvorens tot de
besçhrijving van de in uitvoering zijnde kanaal werken over té gaan, zij bedoeld verband hier
düidelij kheidshalve toegelicht.
Wanneer in den bestaanden toestand — door de opening van den Maasmond in zooverre
gewijzigd, dat de waterstanden op de Maas belangrijk zijn gedaald — het p e il,van de Maas
te! C r è v e c o e u r te hoog is geworden voor de uitloozing van de,Dieze en dientengevolge de
afvoer längs .die rivier eenigen tijd gestremd blijft, dan heeft het door Dommel en A a aange-
voerde water geen uitweg en wordt het inundatiegebied nabij ’s -H .erto gen b o sch met over-
stfooming bedreigd. Bij langen duur geraakt dit onder water.
Overstrooming des winters, enkel als .gevolg van de gestremde loozing, kan thans eene
bepaalde hoogte niet overschrijdén, daar het door Dommel en A a aangevoerde water zieh kan
ontlast-en door de zestig-elsche brug en , zoodra de waterstand boven 4.96 M. -f- N.A.P. is ge-
stegen, bovendien over den linker-Diezedijk. Het water vult dan het inundatiegebied bewesten
de 'Dieze tot zeker peil en vindt uitsluitend uitweg over den Baardwijkschen overlaat, tot dat
dé inmiddels ingetreden val op de Maas tevens uitstrooming te H e d ik h u iz e n , te C r è v e c o e u r
of over den daartusschen in gelegen Maasoever mogelijk maakt. Bij zéer hooge rivierstanden is
het inundatiegebied bewesten de Dieze bovendien inmiddels, over den Bokhovenschen overlaat
heen, rechtstreeks met Maaswater bezwaard geworden, terwijl in langdurige périodes van groôt
waterbezwaar daarenboven, van de Beersche Maas afkomstig water over den linker-Diezedijk
kan zijn gestroomd. Daar de Baardwijksche overlaat op 3-9^ M. -}- N.A.P. lig t, eindigt de ontlasting
in die richting reeds bij een waterstand van ongeveer 4.21 M. -j- N.A.P., te ’s -Herto gën-
b o sch . Het water beneden dat peil moet längs de Dieze en, voor een deel der streek, längs
het Hedikhuizensche Sas worden afgevoerd. Om de gedachten te bepalen, zij hierbij gememoreerd