De onder i° en 2° genoemde verbeteringen zijn van overwegend belang, omdat daarmede
het gevaar voor dijkbreuken längs de Maas, de Waal en de Oude Merwede, met haar nasleep
van schade en eilende, zooals de geschiedenis die tot in het laatst van de vorige eeuw herhaal-
delijk had te boeken, voor een groot deel is bezworen. Aan de geleidelijke vorming van de
Nieuwe Merwede en de stelselmatige normaliseering van de stroombanen is het overige te danken.
Het is niet noodig over veel waarnemingen te beschikken om uit te maken in hoeverre het
genoemde hoofddoel van de scheiding van Maas en Waal is bereikt, waar immers die scheiding,
wat den toestand bij ijsgang betreft, als ’t wäre de opheffing der oorzaak van ijsverstoppingen
in de rivierbeddingen nabij de punten van gemeenschap belichaamt, terwijl er, wat den toestand
bij zeer hoog opperwater betreft , slechts de aandacht op behoeft te worden gevestigd, dat
naast de Boven-Merwede, die voormaals alleen voor den afvoer der gezamenlijke wateren van
Maas en Waal stond, thans de nieuwe rivier is getreden, die al het Maaswater voor hare rekening
neemt. Hier dient opgemerkt, dat in den voormaligen toestand, bij hoog winterwater, de Baard-
wijksche overlaat medewerkte tot afvoer van opperwater naar den Amer en de vraag zou derhalve
kunnen rijzen ö f de nieuwe rivier meer water op den Amer brengt dan voormaals de Baard-
wijksche overlaat, onder dezelfde omstandigheden van het waterbezwaar. Aan de hand van het zeer
hooge opperwater van Maart 1906 kan dan proefondervindelijk een bevestigend antwoord op die
vraag worden gegeven. In de buurt van H eu sd en b.v. hadden de Maasdijken een waferstand
te keeren die ongeveer 1.50 M. lager was dan voormaals, bij denzelfden afvoer van de Boven Maas.
De Heerewaardensche overlaten gesloten zijnde, blijven nog over die van B e e r s , B o k h o v en ,
V lijm e n en B a a rdw ijk . De laatstgenoemde zal door de dijken van het in uitvoering .zijnde
afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch— Drongelen worden afgesloten. Zijdelingsche afvoer van
Maaswater, achter de bedijking van het land van Heusden om, is dan in normalen toestand
niet meer mogelijk en de Bokhovensche overlaat kan derhalve uit dat oogpunt vervallen. Waar
de werking van dien overlaat in hoofdzaak beheerscht werd door die van de Heerewaardensche
overlaten en waar de aan de Maas gegeven zelfstandige monding in Staat is in haar debiet te
voorzien, behoeft de Bokhovensche overlaat in het rivierbelang dan 00k niet in stand te blijven.
Trouwens, in aaiimerking genomen, dat hij bij het zeer hooge opperwater van Maart 1906 nog
met eene minste hoogte van 0.29 M. waakte, is voor de sluiting niet veel meer noodig. De
overlaat van V lijm en verliest, in verband hiermede en met den aanleg van het afwateringskanaal
voor Dommel en A a , zij ne reden van bestaan.
Waar de Heerewaardensche overlaten voormaals herhaaldelijk meer water op de Maas
brachten dan de - Beersche overlaat afvoerde, wordt de vraag of het rivierbelang de opheffing
van dezen overlaat gedoogt, beheerscht door de vraag of de bedding van de Brabantsche Maas
boven H e e rew a a rd en het hoogste opperwater kan afvoeren. Eene geleidelijke verruiming van
het hoogwaterprofiel op dit riviervak zal dan 00k moeten volgen, voor. zooveel noodig door de
uitvoering van werken kunstmatig bevorderd.
Teneinde de gedachten te bepalen omtrent de vraag, in welke mate de waterlossing van
de Geldersche en de Brabantsche Maasdistricten door de scheiding van Maas en Waal is verbeterd,
zij herhaald dat de Maas eene regenrivier is en de W a al, als tak van den R ijn , boven-
dien eene Alpenrivie|j| Dev^QtjaarsSä» h e v ^ tegens in haar
bovenstroomgebied, wordt in-den regel enkele dagen later gevolgd door was op de Waal wegens
regen in het gebied van de Moezel, grenzende aan dat van clc Maas. Wanneer deze derhalve
uit zieh zelf rceds zou zijll gaan dalen, werd zij daarin in den voormaligen toestand verhinderd
doordat de was öp de Waal het peil der Merwede bij W o u d r ich em verhoogde en de uit-
strqrjpiing van. de Maas belemmertfe. Na den d'öqrjaarswas t'reedt' op de Waal in den regejdeene
tweede hoogwaterperiode in, als gevolg van het smeltcn van sneeuw en ijs in Z w it s e r la n d , bij
den aanvang van het warme seizoen. Het gebeurde nu niet ze'.dei:, B p deze tweede was zoo
s„el op den eersten volgde, dat de Maas 4/jt in het laatst van Juli in hare uitwatering te
W o u d r ich em werd bclcmmerd en dat dientcngcvolge de zomeroogst in ondcrscheidene districten
geheel verloren ging. ') Door de scheiding van Maas eil Waal aan den verderfelijken invloed
van de Waal onttrokken , kan de Maas, na haar eigen voorjaarswas te hebben ondergaan een
lagen stand aannemen en de behoorlijke waterlossing van de pulders längs hare beide oevers
waarborgen. Een late voorjaarswas op de Maas, is natnurlijk door: de scheiding van Maas en
Waal niet uitgesloten, doch als regel behoort die telkens uiterlijk in het begin van April tot
het vcrleden, zooals ook weder het opperwater van 1900 doet zien.
Na het vierledige doel van de scheiding van Maas en Waal aan de werkelijkheic! te hebben
getoetst, kunnen de te verzamclen waarnemingen leiden tot beschouwingen omtrent den water-
staalstoestand van de doorsneden landstreek bewesten H e d ik h u iz cn en omtrent dien van
Noordoostelijk N o o rd -B ra b a n t , zoo ten aanzien der belangen van afwatering, irrigatie en
vevkeer. als omtrent de verhoudingen bij hoOffi-opperwater en bij storm-SjJ» Daaraa-t slait zieh
dan van zelf aan de vraag in hoeverre de in 1885 , met betrekking tot het Regeeringsontwerp bere-
kendc benaderde waterstanclen voor verschillende afvoeren van de Boven-Maas met de werkelijkheid
overeenkomen. De practische betcekenis van die vraag ligt in de omstandigheid. dat de uitgevoerde
werken voor een groot deel naar die waterstanden zijn ingericht en dat derhalve, zoo de werke-
lijkheid belangrijke afwijkingen van die standen tffiocht aänwijzen en de belangen JBr betrokken
' streek' daarmede mochten worden gebaat, e e id^ iw ijz ig ira in l^ om m ig e phderdeelen van-de
uitgevoerde werken zou kunnen worden gebracht.
De benaderde waterstanden, voor de berekening wägjgan ^ Ä teh bm jäh , dat bi|.%agwater
in den mond van den Amer telker.s gedu-er.de kortenlnjc e.en toestand van permanentie op
de nieuwe rivier zou heerschigl; zijn grafisch vpiargesteld in flg. 84. * 1 die||||§ä.en aan de
werkelijkheid te toetsen zullen uit den aard der zaak zeer vele en langdurige waarnemingen t f j
verschillende afvoeren van de Boven-Maa® I fä R g v^ijn- 'äSpjr zoover thans kan wortier. geoprceeld
komt de werkelijkheid vrijwel met de berekenfte waarden overeej:, hoeweMzooals fcih worden
verwacht, meer bij grootc dan bij kleine afvoeren. Immers de bij de' berektmir.geu aanger.omen
toestand van permanentie wijkt bg groote rivierafvöSiSn minder van ■§»:. werkelijkheid af dan bij
kleine afvoeren en voorts oefenen sommige, nä 18S5 vastgestelde, bijzonderheden van het werk
') Zie ook de nota ROSE (Bij läge I)..