
 
        
         
		¿9 er6ica/c c/ooxAitec/e 
 H l y c . a i 
 F ig .  66.  D e   a f s l u i t in g s w e r k e n   v a n   d e   M a a s   b ij  A n d e l .   S c h u t s lu i s :   M a a s h o o f d . 
 waterkeering  voor  deze  sluis  bovendien  onderscheidene.  voordeelen  zijn  verbonden.  l e n   eerste  
 vorderen  de  sluishoofden  daarbij  niet  de  groote  lengte,  welke  bij  hoofden  met  twee  stel  punt-  
 deuren  rioodig  is,  eene  omstandigheid  van  belang  voor  de  vaart  door  de  open  sluis.  In  de  
 tweede  plaats  kunnen  waaierdeuren  de  bedoelde  vrije  doorvaart  zoo  lang  mogelijk  Waar-  
 borgen,  aangezien  die  deuren  tegen  stroom  in  kunnen  worden  gesloten:  is  de  stroom  door  de  
 sluis  op  een  gegeven  oogenblik  te  sterk  voor  de  veilige  doorvaart  Van  een  in  zieht  komend  
 vaartuig,  dan  kan  onmiddellijk  een  der  sluishoofden  worden  gesloten,  zoodanig  dat  het  schip  in  
 elk  geval  eene  klare  sluis  vindt;  bij  die  sluiting  kan  dan  bovendien  partij  worden  getrokken  
 van  het  waterverschil,  hetwelk  den  stroom  te  weeg  bracht.  In  de  derde  plaats  scheppen  de  
 waaierdeuren  de  mogelijkheid  om  den  duur  eener  schutting  te  verkorten,  aangezien  met  de  
 opening  der  deuren  niet  behoeft  te  worden  gewacht  totdat  het  water  binnen  en  buiten  gelijk  
 is  gevloeid,  Voorts  wordt  het  dagelijks  enkele  malen  op  de juiste tijdstippen onderling verwisselen  
 van  de  vloed-  en  de  ebdeuren  ontgaan;  slechts  behoeft  het  personeel  op  het  tijdig  openen  van  
 eene  sehuif  in  den  waaier  bedacht  te  zijn. Wegens  de  begrenzing van  de  schutkolk  door  beloopen  
 in  plaats  van  door  muren,  werden  voor  de  
 sluishoofden lange frontmuren gevorderd, eene  
 omstandigheid,  die  het gemakkelijk  aanbren-  
 gen  van  de  breede  waaierkassen  in  de  hand  
 werkte.  Eindelijk  komt  het  voordeel  dat  
 waaierdeuren  bij  deining niet gaan  klapperen  
 bij  deze  sluis  in  bijzondere  mate  tot  zijn  
 .recht. 
 De  waaiervlotdeuren  zijn  zoodanig  ge-  
 plaatst,  dat  zij  in  elk  hoofd  naar  buiten  
 opendraaien.  De  beweging  geschiedt  uit  de  
 hand,  waarbij  nochtans  zooveel  mogelijk 
 van  het  verschil  in  waterniveau  boven  en  beneden  de  sluis  partij  wordt  getrokken. 
 F ig .  67.  D e   a f s l u i t i n g s w e r k e n   v a n   d e   M a a s   
 b ij  A n d e l .   R io o l s c h u i f . 
 De  fundeering  van  de  sluishoofden  is  eene  gewone  paalfundeering;  de  heipalen  zijn  lang  
 onder  de  muren  14  M.  en  in  den  dag  9  ä  10  M.  De  kespen  liggen  loodrecht  op  de  as  der  
 sluis;  de  pennen  der  palen  zijn  daarin  in  zwaluwstaartvormige  gaten  opgewigd,  onder  de muren  
 met  twee  wiggen  en  in  den  dag  met  drie  wiggen.  Onder  elk  sluishoofd  zijn  zes  damwanden  
 aangebracht,  twee  aan  twee  resp.  onder  de  waterkeering  en  tegen  de  uiterste  kespen  aan;  de  
 ruimte  tusschen  elk  paar  damwanden  is  aangevuld  met  beton.  In  den  dag  der  sluis  is  de  vloer  
 tegen  oppersen  beveiligd  door  dennen  zwalpen,  met  de  onderliggende  kespen  door  middel  van  
 ijzeren  houtschroeven  verbonden.  Het  metselwerk  bestaat  inwendig  uit  hardgrauw  en  in  de  
 dagzijden  uit  klinkers,  alles  in  sterke  trasmortel.  De  bovenkant  der  sluishoofden  lig t,  evenals  
 het  sluisterrein  op  5.86 M.  -j-  N.A.P.  In  fig.  66  is  het  Maashoofd  in  horizontale  en  in  verticale  
 doorsnede  voorgesteld. 
 De  om  de  waaierkassen  heenloopende  riolen  zijn  1  M.  breed  en  ongeveer  2  M.  hoog.  Elk  
 riool  is  aan  beide  uiteinden  afgesloten  door  een  krooshek,  hetwelk  door  eene  noodschuif  kan