ontwerpen. De doorlaatbrug van 200 M. dagwijdte in den Rijksweg door de uiterwaard te
K e iz e r s v e e r heeft dit ontwerp met het plan SCHNEBBELIK— NOLTHENIUS gemeen. Ook de
bodemsdiepte der nieuwe rivier komt nagenoeg met dit ontwerp overeen.
De kennis der toekomstige waterstanden is door berekening niet te verkrijgen omdat de ■
rivier sterk onder den invloed van de getijbeweging zal verkeeren, doch die standen kunnen
op de volgende wijze worden benaderd. Uit eene bcschomving van de waargenomen water-
hoooten op het Oude Maasje en den Amer tijdens Perioden, waarin de Baardwijksche overlaat
heeft gewerkt, kan worden afgeleid, dat M.E. te K e iz e r s v e e r door de verlegging van den
Maasmond tot 0.34 M . » A.P. zal rijzen, terwijl in vergelijking met den_afstand waarop zieh
veranderingen in het peil der Merwede bij W o u d r ich em bovenwaarts op de Maas doen gevoelen,
mag worden aangenomen dat de verlaging van den middelbaren rivierstand op de Maas door
verlegging harer uitmonding nog te G ra v e min of meer merkbaar zal zijn. Door nu eene rechte
lijn te trekken tusschen den M.R. stand te G r a v e en het genoemde peil van 0.34 M-. a g g l
te K e iz e r s v e e r , wordt voor elk tusschen gelegen punt eene hoogte verkregen, welke als de
hoogste grens voor den M.E. stand der toekomst is aan te merken, aangezien immers de lijn
van laagwater voor elke benedenrivier hol gebogen is. Om de lijn van M.V. te construeeren
wordt eenerzijds uitgegaan van de aanname dat M.V. te M o e rd ijk door de Maasmond-verleggmg
niet zal worden gewijzigd en anderzijds dat de invloed der getijbeweging nog te L i th eemgei-
mate zal zijn te merken. Door nu eene vloeiende kromme lijn te trekken, rakende blj L i th
aan de vofgens het bovenstaande verkregen rechte ebbelijn en rakende bij M o e rd ijk aan eene
horizontale lijn ter hoogte van het bestaande M.V. peil, wordt wederom voor elk tusschenge-
legen punt een hoogte verkregen, welke ongeveer den M.V. stand der toekomst aanduid.t.
Om de verhanglijn bij den grootsten zomerafvoer en storm in zee te bepalen is op dezelfde
wijze te werk gegaan, uitgaande van den stand van 10.35 M. + A .P. te G ra v e en van een
vloedpeil van 2.50 M. + A.P. te Mo e rd ijk . Om eindelijk de hoogste waterstanden te leeren
kennen is een samentreffen van de ongunstigste omstandigheden onderzocht, namelijk een rivierstand
van 7 73 M + A.P. te St. A n d r ie s (waargenomen in 1876), een ebbestand van 2.42 M. + A.P.
te G e e r t ru id e n b e r g en een vloedstand van 3 . 4 2 M. + A .P. aldaar (hoogst waargenomen storm-
vloed op 14 November 1775) , onder aanname bovendien dat de Heerewaardenschc overlaten
gesloten zijn en dat de Noord-Brabantsche overlaten niets afvoeren.
De noorderbedijking der rivier gaat bij W e ll dwars door de Maas, zonder evenwel eene
schutsluis in te sluiten, is voorts. bij de kruising met het Heusdensch Kanaal ten behoeve der
scheepvaartgemeenschap onderbroken en eindigt bij K e iz e r s v e e r , na, zooals reeds werd opge-
merkt, vanaf D ro n g e le n , den Altenaschen zeedijk te hebben gevolgd. De zuiderbedijking
volgt de richting van het plan Lsemans tot aan de Donge, doch buigt zieh dan zuidwaarts om
volgens het plan ScHNEBBELIE— NOLTHENIUS; de Langstraatsche havens worden derhalve afge-
sloten doch de Donge blijft open. Het peil der bandijken ligt overal op minstens 0.30 M. boven
den te verwachten hoogsten waterstand. In den zuiderbandijk ligt aan de Oostzijde van den
watervrijen grooten weg te K e iz e r s v e e r een hulpgat van 200 M. lengte.
De smalle uiterwaarden worden door zomerkaden bcschermd tot zqödanig peil dat over-
strooming in de zomermaanden slechts zelden zal voorkömen. De kade voor de groote uiterwaard
beneden D ro n g e le n daarentegen verkrijgt eene zoodanige hoogte dat zij ook bij den grootsten
zomerafvoer en storm in zee nog zal waken; deze gröotere hoogte levert hier voor het afvoerend
vermögen van het winterbed geen bezwaar op, aangezien de groote breedte van het buitendijksche
terrein ruimschoots daartegen opweegt. De afwatering van deze uiterwaard heeft plaats längs
de Scheisloot, zooals in het plan L e e m a n s .
AFWATERING . VAN DE DOORSNEDEN LANDSTREEK.
Het noorder afwateringskanaal volgt het plan LEEMANS tot op 200 M. ten oosten van
K e iz e r s v e e r en breekt dan door den Altenaschen zeedijk heen om zieh rechtstreeks naar de
nieuwe rivier te richten. Bij de doorsnijding van den zeedijk zijn tot loozing eene sluis en een
stoomgemaal van 60 W. P. K. ontworpen, terwijl het kanaal bij E th en door eene keersluis
in tweeen is verdeeid, teneinde op het bovenpand -een hooger peil te kunnen handhaven. Daar
het kanaal tevens. rhoet dienen voor de scheepvaart op D u s sen wordt naast de uitwaterings-
sluis in den Altenaschen bandijk eene schutsluis gebouwd. Het buitendijksche kanaalvak dient
tot voorhaven.
Längs den binnenteen van den zuiderbandijk wordt. eveneens een afwateringskanaal gegraven,
loozende in de Donge-door middel van eene sluis en een stoomgemaal van 120 W. P. K l D§pr
eene keersluis in de Putsteeg is ook dit kanaal in twee panden verdeeld en wordt de weg
geopend om te voorzien in de waterverversching ten behoeve van de Waalwijksche leerlooierijen,
welke door de opheffing der getijbeweging in de haven, zonder meer, zou worden benadeeld.
Voor de waterlossing van eene groep läge polders onder Capelle,-— de Bijsters, de Binnen Bijsters,
de polder van ’s G r e v e l d ui n -C ap e ile en de Oostersche buitendellen — welke door vrije loozing
op het kanaal niet voldoende zouden worden ontlast, worden aan de Capelsche haven eene
sluis en een stoomgemaal van 20 W. P. K. gesticht, welke hun water brengen op het kanaal.
jjfaar dit beneden W a a lw ijk ook voor de scheepvaart is'bestemd, wordt naast de ultwaterings^
sluis op de Donge eene schutsluis gebouwd en zijn alle over het kanaal liggende bruggen
beweegbaar.
In de waterlossing van de läge Dongepolders wordt als volgt groepsgewijze voorzien. De
polders benoorden de Donge verkrijgen een stoomgemaal van 10 W. P. K. bij de Engelandsche
sluis. Die tusschen de Donge en de Oosterhoutsche haven worden ontlast door eene uitwaterings-
sluis met een stoomgemaal van 20 W.P.K. aan het Kromgat, hetwelk in verband daarmede
wordt afgedamd. Ook de Kreek ten zuiden van de Hooislobben en het Gooikensgat worden
afgesloten, na beide met het Kromgat in gemeenschap te zijn gebracht. De hooge gronden onder
O o s te rh o u t , welke thans door deze läge polders hun water lossen, verkrijgen eene afvoer-
leiding längs den Effentweg naar de Oosterhoutsche haven. Voor de polders bewesten de Oosterhoutsche
haven wordt het Steelhovensche Gat boven de suikerfabriek Statendam afgesloten en
door een stoomgemaal van 20 W. P. K. bemalen. Ook een deel van den Emiliapolder zal in die
bemaling deelen.
Voor de afwatering längs de Bleek en Oostkil worden geen werken voorgesteld.