
 
        
         
		bekleed,  behalve  het  Maasbeloop  van  het  binnen  de  omkading  van  den buitenpolder van Heere-  
 waarden  liggende  gedeelte  dijk,  welk  beloop  van  eene  bezooding  is  voorzien.  Op  de  kruin  van  
 den  afsluitdijk  is,  van  de  Langestraat  tot  den  bandijk  van  de  Boramelerwaard,  een  grindweg  
 aangebracht;  het  overige  deel  van  de  kruin  is  bezood.  Nadere  bijzondcrhcden  blijken  uit  de  
 genoemde  situatieteekening  en  de  dwarsprofielen  fig.  64. 
 D E   ONTE IGEN IN G . 
 In  1SS1  is  de  voor  den  aanleg  van  de  kade'door  den  Dreumelschen  overlaat  benoodigde  
 terreinstrook,  groot  6.27.74  H .A .,  ondershands  aangekocht  voor  /   32,300;— .  De  grondslag  van  
 de  kade  in  den  Rossumschen  overlaat  was  Domeingrond;  ten  behoeve  van den  kadeaanleg wcrd  
 eene  oppervlakte,  groot  6.65.50  H.A.  en  genaamd  de  „Kloosterwaard” ,  bij  proces-verba||van  
 27/30  December  1S82  door  den  Ontvanger  der  Registratie  en  Domeinen  te  Z a lt -B om m e l  in  
 beheer  overgegeven  aan  den  Hoofd-Ingenieur  van  den  Waterstaat  in  het  Iste  rivierdistrict  te  
 ’ s -G ra v en h a g e .  Het  terrein  voor  de  kade  in  den  overlaat  van  Oud  St.-Andries  behoorde voor  
 de  helft  der  lengte  in  eigendom  aan  het  Departement  van  Oorlog;  de  andere helft werd  in  1SS4  
 ondershands  aangekocht  voor  f   4020.—   De  terreinstrooken  voor  de  overlaatskaden  waren  
 ruim  genomen,  dat  daarmede  later  bij  den  aanleg  van  den  afsluitdijk  kon  worden  volstaan. 
 Bij  Koninklijk  Besluit  van  24  October  1889  (Staatsblad  No.  132)  werden,  ingevolge  art.  62  
 der  wet  van  28  Augustus  1851  (Staatsblad  No.  125),  de  perceelen  aangewezen,  waarvan  de  
 onteigening  ten  name  van  den  Staat  werd  gevorderd  voor  den  aanleg  van  de  werken  tot  be-  
 teugeling  en  tot.  afsluiting  van  de  overlaten.  In  verband met  de,  in  de vergunning van  den buitenpolder  
 van Heerewaarden  aan  den Staat opgelegde verplichting om  de  beteugeling voor  I November  
 1890  tot  de  hoogte  van  7.50 M.  +  A.P.  (7.45  M.  +   N.A.P.)  tot  stand  te  brengen,  moest  in  de  
 eerste  plaats  de  onteigening  zooveel  mogelijk  worden  bespoedigd.  Het  bleek  evenwel  dat  ondei -  
 scheidene  gronden,  tengevolge  van  bij  den  aankoop  niet  te  ontwijken  moeielijkheden,  te  laat  ter  
 beschikking  zouden  komen  en  ten  einde  nu  toch  de  tijdige  uitvoering  van  de  werken  mogelijk  
 te  maken,  werden  met  de  betrokken  eigenaren  overeenkomsten  aangegaan,  volgens  welke  reeds  
 voor  de  sluiting  van  het  koopcontract  de  vrije  beschikking  over  de  gronden  werd  verkregen.  
 De  aldus  enkele  maanden  voor  den  aankoop  verkregen  oppervlakte  bedroeg  ongeveer  het  
 gedeelte  van  het  geheele  benoodigde  terrein;  de  gesloten  overeenkomsten  vorderden  eene  uitgaaf  
 van  /   2330.— .  Voor  het  einde  van  1890  werden  vervolgens  alle  ter  onteigening  aangewezen  
 perceelen  en  perceelsgedeelten,  in  het  geheel  112  in  getal  en  ter  gezamenlijke  oppervlakte  van  
 51  H.A.  iS   A .  72  c.A .,  in  der  minne  aangekocht,  waarvoor moest worden besteed,  met  inbegrip  
 van  /   2705.57  voor  vergoeding  wegens  verlies  van  tiendrecht,  een  bedrag  van  /   274,728.28.  
 De  perceelen  waren  gelegen  binnen  de  gemeenten  D reum e l,  H e e r ew a a rd en   en  Ro s sum;  
 de  aankoop  omvatte  geen  gebouwde  eigendommen. 
 D E   U IT V O ER IN G   D ER   W ERK EN . 
 In  1882  werd  de  kade  in  den  Dreumelschen  overlaat  a a n g e l e g d   tot het peil van 7 M .-f-A .P .  
 te  S t .-A n d r ie s ;  in  het  daarop  volgende  jaar  werd  de  steenbekleeding  op het Maasbeloop  uitgebreid. 
   De  kade  in  den  Rossumschen  overlaat  kwam  in  de  jaren  1883  en  1884  tot  stand;  in  
 laatstgenoemd  jaar  werd  bovendien  de  leidam  aan  den  noordwestelijken  hoek  van het  glacis van  
 het  fort  Nieuw  St.-Andries  met  basaltglooiing  bezet.  De  kadeaanleg  in  den  overlaat  van  Oud  
 St.-Andries  eindelijk  werd  aangevangen  en  voltooid  in  1-884. 
 In  1888  werden  de  drie  genoemde  kaden,  benevens  de  leidam  aan  het  glacis  van  het  fort  
 Nieuw  St.-Andries  en  de  afweg  naar  de  kade  in  den  overlaat  „het  Klooster” ,  verhoogd  tot het  
 peil  van  7.50 M.  -|- A.P.  (7.45 M.  -j- N.A.P.)  aan  de  peilschaal  te  St..-A n d r ie s ,  volgens  de  ver-r  
 hanglijn  der  rivier  de  Waal.  In  September  begonnen,  werden  die  werken  op  het  einde  van  
 -  October  voltooid. 
 Op  28  October  1890  kwam  vervolgens  de  beteugelingsdijk  van  den  Zweetdam  tot  het Oud  
 fort  St.-Andries  tot  het  genoemde  peil  gereed,  waarmede  de  doorgaande  Rijkswaterkeering  tus-  
 schen  de  Waalbandijken  van  de  wederzijds  gelegen  polderdistricten  tot  die  hoogte werd voltooid.  
 Zij  bestond  achtereenvolgens  uit  de  overlaatskade  in  den  Dreumelschen  overlaat,  den  genoemden  
 beteugelingsdijk,  de  hooge  waterkeeringen  van  het  Oud  fort  St.-Andries,  den  afsluitdijk  van  het  
 kanaal,  met  de  schutsluis  en  de  hooge- gronden  van  het  fort  Nieuw  St.Andries,  en  de  overlaatskade  
 in  den  Rossumschen  overlaat.  Niettegenstaande  de  noodige  bestedingen  reeds  waren  ge-  
 houden  voor  dat  de  in-  te  nemen  gronden  ter  beschikking  kwamen,  bleef  voor  de  vorming  van  
 den  beteugelingsdijk  ten  slotte  slechts  een  werktijd  van  v ier  maanden  over,  zoodat  voor  de  
 tijdige  voltooiing  van  dien  dijk  de  uiterste  krachtsinspanning  werd  gevorderd. 
 Daar  de  bouwtijd  der  kunstwerken  niet  willekeurig  was  te  bekorten,  werden  de voornaamste  
 daarvan  vopraf  afzonderlijk  aanbesteed,  hetgeen  00k  daarom  noodzakelijk  was,  omdat  met  den  
 a'anleg  van  een  groot  gedeelte  van  den  dijk  niet  kon  worden  aangevangen,  voor  dat de bedoelde  
 kunstwerken  waren  voltooid.  De  twee  steenen  duikers,  dienende  tot  afwatering  van  het  aan  de  
 Waalzijde  overblijvende  gedeelte  van  den  polder  Heerewaarden,  werden,  dank  zij  die  wijze  van  
 handelen  op  8  Augustus  1890  opgeleverd.  Aan  den  aannemer  werd  een  bedrag  van  f 6 800.—   
 boven  de  aannemingssom  uitbetaald  als  premie  wegens  de  vervroegde  oplevering.  Daar  bij  de  
 aanbesteding  van  den  beteugelingsdijk  zelf  de  loop  en  de  duur  der  onteigening  nog  geheel  
 onbekend  waren,  was  het  bestek  voor  den  dijksaanleg  zoodanig  ingericht,  dat  deze  den  aannemer  
 in-  gedeelten  van  bepaalde  lengte  en  hoofdzakelijk  volgens  tweePrlei  profiel  kon  worden  
 gelast,  zoowel  om  de  werken  bij  den  dijksaanleg  te  kunnen  regelen  naar  de  achtereenvolgens  
 ter  beschikking  körnende  aaneengesloten  terreinen,  als  om  de wijze van verdediging der  beloopen  
 verband  te  doen  houden  met  de  eischen  van  het  jaargetijde,  waarin  het  betrokken  dijksgedeelte  
 zou  worden  voltooid.  De  gang  der  onteigening  en  het  door  overeenkomst  ter  beschikking  ver-  
 krijgen  van  terreinen  maakten  het  mogelijk  met  de  benedenste  twee  derde  gedeelten  van  den dijk  
 °P  3®  Juni  niet  het  bovenste  6&1  derde  gedeelte  op  31  Juli  1890  te  beginnen  en  den  ge-  
 heelen  dijk  nog  tijdig  te  voltooien;  de  bijkomende  werken  kwamen  op  11  December  1890 gereed:  
 Aan  den  aannemer  werd,  volgens  overeenkomst,  wegens  vervroegde  oplevering  een  bedrag  van  
 f  5 j500-—   boven  de  aannemingssom  uitbetaald.  In  het  geheel  zijn  in  1890:  185,000  M3  grond  
 in  den  dijk  verwerkt,  terwijl,  ter  verdediging  van  het  gevormde  profiel,  24,000 M2 steenglooiing  
 en  64,000  M2  krammat  werden  aangebracht. 
 Bij  den  hoogen  vloed  op  het  einde  van  November  1890,  werd  aan  den  pas voltooiden  dijk,