
 
        
         
		i o p   i.  De  perkoenrij  ligt  bij  de  oevers,  welke  nä  de  opening  der  Bergsche  Maas  zijn  ver-  
 dedigd  hooger  dari  bij  die  welke  reeds  vödr  dat  tijdstip  werden  voorzien.  Het  algemeene  type  
 der  oevervoorzieningen  is  voorgesteld  in  fig.  8, 
 BIJKOMENDE  WERKEN. 
 Behalve  het  omleggen  van  de  hoofdverkeerswegen  naar  de  rivierovergangen  en  het  graven  
 van  de  afwateringskanalen,  waren  binnen  längs  de  bandijken  verschillende  bijkomende  werken  
 noodig  om  den  nieuwen  toestand  volledig  aan  de  bestaande  verhoudingen  van  afwatering  en  
 gemeenschap  aan  te  passen,  om  afgesneden  perceelsgedeelten  in  het  genot  van  uitweg  te  her-  
 stellen  en  om  de  grenzen  van  Rijkseigendom  te  verzekeren.  De  opsomming  van  al  de  daartoe  
 aangelegde  landwegen,_slooten,  greppels,  heulen  en  rasterwerken  uit den aard  der  zaak  achterwege  
 latende,  zij  siech ts  de  aandacht gevestigd  op de volgende  parallel wegen  van meer  algemeen  belang. 
 Tot  herstel  der  gemeenschap  met  den  afgesneden  Bernschen  polder  kon,  worden  volstaan 
 met  längs  den  binnenteen  
 van  den  noorder  rivierdijk  
 over  270  M.  lengte  een landweg  
 aan  te  leggen,  west-  
 waarts  aansluitende  aan  een  
 afgesneden  polderweg  en  
 oostwaarts  door  eenw.  oprit  
 verbonden met de dijkskruin.  
 Hierbij  zat  de  verwachting  
 F ig .  8.  O e v e r v o o r z i e n in g   o p   h e t   b e n e d e n d e e l   d e r   r i v i e r .   voor  dat  de  exploitatie  van 
 dezen  polder  in  de  toekomst 
 zou  geschieden  van  uit  de  Bommelerwaard.  Längs  den  zuiderrivierdijk  was  in  den  polder  van  
 Herpt  en  Bern  een  landweg  noodig  ter  verbinding  van  de  Bernsche  Steeg  met  de  Herptsche  
 Straat,  op  welken  landweg  tevens  de  zuidwaarts  gelegen  perceelen,  die  vroeger  alle  van  af  de  
 genoemde  Steeg  werden  betreden,  uitweg  hebben  gekregen. 
 In  het  land  van  Heu sd en   bewesten  de  Doode  Maas  zijn  twee  openbare  verkeerswegen  
 „de  Achterstraat”   en  „de  Doeverensche  Molensteeg”   afgesneden.  In  deze  gemeenschap  is  be-  
 noorden  de  nieuwe  rivier  voorzien  door  den  aanleg  van  een  grindweg  längs  den  binnenteen  van  
 den  noorderdijk,  loopende  vanaf den  Aalburgschen  dijk  tot  aan  den  Groenendijk  bij  D ro n g e len ;  
 de  genoemde  afgesneden  wegen  hebben  door  middel  van  bruggen  over  het  noorderafwaterings-  
 kanaal  met  dezen  parallelweg  verbinding.  T en   zuiden  van  de  nieuwe  rivier  heeft  de  afgesneden  
 Achterstraat  door  middel  van  een  begrinden  oprit  toegang  gekregen  naar  de  brug  bij H eu sd en,  
 doch  overigens  is  het  verkeer  hier  over  de  Heesbeensche  straat  geleid;  deze  loopt  van  Heusden  
 tot  D o e v e r e n   en  Staat  hier  door  een  oprit  in  verbinding  met  den  grindweg  over  de  kruin van  
 den  zuiderdijk. 
 Alle  dagziende  oppervlakten,  zijn  voor  zoover  daarop  geen  verhardingen  waren  aan  te  
 brengen,  onmiddellijk  na  de  afwerking  bezood  of  bezaaid. 
 DE  DIJKWACHTERSWONINGEN. 
 Met  de  dagelijksche  werkzaamheden  längs  de  rivier  zijn  zeven  arbeiders  onder  de  benaming  
 van  dijkwachter,  belast.  Tot  huisvesting  dezer  personen  zijn  op  de  bandijken,  plaatselijk  waar  
 noodig  verbreed,  zeven  woningen  gebouwd,  respectievelijk  nabij  de  loswallen  te  Gen d e r e n , 
 D  ij k  w a  c h  t e r s w 0 n i n g   te   Gern d e r e n . 
 D o e v e r e n ,  H a g o o r t   en  D u s sen ,  bij  het  Capelsche  veer  en  bij  de  Bernsche  en  Qverdiepsche  
 grondbergplaatsen.  Deze  woningen  zijn  van  het  in  fig.  9  voorgestelde  type.  Boven  het  woon-  
 vertrek  bevindt  zich  de  zolder,  toegankelijk  van  uit  de  keuken.  Bij  den  aanleg  is  elke  woning  
 van  een  cementen  regenbak  voorzien  en  enkele  jaren  later  van  een  gemetselden  kelder  en  een  
 houten  buitenportaal.  De  gebouwtjes  zijn  opgetrokken  uit  metselwerk  in  trasmortel,  met  toe-  
 passing  van  hardsteen  voor  de  dorpels,  den  gootsteen,  enz.  en  rusten  door  middel  van  een  
 gecreosoteerd  dennen  roosterwerk  op  de  reeds  vermelde  zandkisten  in  de  bandijken.