
 
        
         
		RIVIERVAK  ÍBÍJ  DEN  MOND  DER  DONGE. 
 (Bestek  N°,  201,  dienst  1889— 1891.) 
 Op  18  Maart  1890  met  het  baggeren  der  2000 M.  lange gcul  aangevangen,  werden  de werk-  
 zaamheden  op  21  November  d.a.v.  gestaakt,  omdat  toen  de  in  dat  jaar  op  te  ruimen  maximum  
 hocveclheid  van  500,000  MP  was  verzet.  Dezé  bepaling  was  ¡11  het  bestek  gemaakt  oro  te  voor-  
 kömen  dat  het  werk  te   lang  vóór  de  voltooiing  der  bovenwaarts  'tot  H a g o o r t   uit  te  voeren  
 werken  gereed  zou  zijn,  hetgeen  de  instandhouding  der  geul  zou  hebben  benadeeld.  Nadat  op  3  
 Maart  1S9T  de  drïe  voor  dit  bestek  gebezigde  baggermolens  wederom  te  werk  waren  gesteld,  
 had  de  aannemer  op  28  Augustus  d.à.v,  de  nog  op  te  ruimen  400,000  M"  uit  het  profiel  ver-  
 wijderd,  zoodat  het  werk  op  dien  datum  voltooid  werd  opgeleverd. 
 r i v ie r v a k :  b i j   k e i z e r s v e e r . 
 (Bestek  N c.  205,  dienst  1889— 1891). 
 Met  de  werken  volgens -dit  bestek  werd  in  ’t  begin  van Februari  1S90  een  aanvang  gemaakt  
 eil,  behoudens  eenig  oponthoud  wegens  vorst  en  wegens  het  wachten  op  de  vergunning  tot  het  
 siechten  der  bekading  längs  den  linkeroever  van  het  Holleke,  werd  geregeld  doorgewerkt  tot  de  
 volledige  oplevering  in  Mei  1S92.  Het  totale  grondverzet  bedroeg  1,2/3,000  M! ,  gemeten  in  het  
 profiel, van  herkomst,  welke  hoeveelheid  grootendccls  door  vijf baggermolens werd  opgebracht en  
 door  twee  zuigpersmolens  geborgen.  Alleen  werden  206,700 MP met  de  schop  ontgraven,  waarvan  
 33,IOO  M”  met  den  kruiwagen  werden  vervoerd  en  de  rest  met  smal  spoor. 
 T o t  de  verplichtingen  van  den  aannemer  behoorden  o.m.  het  opruimen  en  gedceitelijk  vcr-  
 plaatsen  van  de  gebouwen  van  het  bestaande  veer  en  van  de  registreerende  peilschaal  te  K e i-   
 z e r s v e e r ,  benevens  de  bediening  van  het  veer  gedurende  bijna  den geheelen  duur  van  het werk. 
 D é   ultgevoerde  werken  waren  ten  deelc  gelegen  binnen  het  gebied  der  waterschappcn  „De  
 Gecombineerde  Aamvassen"  en  „De  Nieuwe Dombos” ,  terwijl  de  polder  „De  Groote  I-Iaiten Aas  
 nagenoeg  in  zijn  geheel  werd  weggebaggerd. 
 RIVIERVAK  AALEURGSCHE  DIJK  HA'GOORT. 
 (Bestek  N°.  170,  dienst  1890— 1894). 
 Vamvege  zijne  Iigging  was  dit  werk  tijdens  de  uitvoering  als  uit  twee  deelen  bestaande  te  
 beschouwen,  namelijk  een  oostelijk  binnendijksch  gedeelte,  lang  3700  M.  en  een  westelijk  
 büitendijks  gelegen  vak  ter  lengte  van  5193  He  Doeverensche  zeedijk,  welke  die  beide  
 deelen  van  elkander  scheidde,  kon  niet  worden  vergraven,  vóór  dat  de  nieuwe  bandljkcn  in  het  
 Land  van  Heusden  waren  voltooid,  en  onmiddellijk  na  de  aanbesteding  op  17  September  1890  
 werd  dan  ook  met  de  uitvoering  van  het  oostelijk  gedeelte  begonnen.  Doch  aan  de  vorming  
 van  het  eigenlljke  rivierbed  moesten  vrij  belangrijkc  werken  tot  voorziening  in  de  af  te  snijdcn  
 middelen  van  afwatering  en  gemeenschap  voorafgaan.  De  Heesbeensche  Loop  en  de  Doeverensche  
 Molenwetering  moesten  namelijk,  alvorens  te  worden  afgesloten,  door  het  nog  te  graven  
 gedeelte  van  het  noorderkanaal  met  het  Oude  Maasje  bij  D ro n g e len   in  gemeenschap  worden 
 gebracht  en  vödr  dat  de  aanlcg  väii  dat  kanaal  mogelijk  was  moest  de  bestaande  zeedijk  op  een  
 drietäl  plaatsen  onder  D o e v e ren .  G an so y en   er.  D ro n g e le n   worden  omgelcgd.  Voorts  was  
 vooraf op  de  plaats waar  het  noorderkanaal  door  den  Drongelenschcn  zeedijk heen zou breken, eene,  .  
 wel  is  waar  niet  in  het  onderhavige  bestek  opgenomen,  sluis  te  bouwen,  ten  einde  den  vlocd  tc  
 kunnen  keeren  uit  het binnen  de oude  bedijking  vallend  kanaalpand  en  daarin  ook water  tc  kunnen  
 ophouden.  Indien  de  nieuwe  rivier met het noorderkanaal  beneden D ro n g e len  volledig wäre voltooid  
 geweest,  vdördat  de  rivlervorming  in  het  land  van  Heusden  werd  aangevat,  zou  deze  sluis  zijn  
 outgaan.  doch  eene  zoodanige  regcling  der  werken  was met mogelijk,  zoowel  wegens  het  verloop  
 dei  onteigening  als  wegens  de  voorgenomen  proeven  met  bet  water  uit den Baardwijkschen overlaat. 
 Ten  behoeve  van  het  verkeer  moesten  de  Achtcrstraat  en  de  Doeverensche  Molensteeg  .  
 twee  wegen  van  locaal  belang  die  het  werkterrein  dwars  doorsneden,  worden  omgclegd;  in  de  
 gemeenschap  werd  op  de  reeds  op  bladzijde  -58  omschreven  wijze  voorzien.  Het  verkeer  van  
 G en d e r cn   naar  Heusden  over  de  Achterstraat  werd  op  22  Juli  1S91  opgeheven  en  verlegd  
 over  den  parallelweg  längs  den  noorderdijk  en  verder  over  den  bestaanden  grindweg op de kruin  
 van  den  Aalburgschen  dijk,  die  daartoc  in  onderhoud  bij  het Rijk overging  1 usschen de Achterstraat  
 en  D ro n g e le n   kwam  de  parallelweg  op  29  Maart  1892  in  dienst,  op  welken  datum  het  
 verkeer  tusschen  G en d e ren   en  D o e v e r e n   over  de  Molensteeg  werd  opgeheven.  De grindweg  
 over  den  zuiderdijk  tusschen  het  Drongelsche  vecr  en  D o e v e r e n ,  met  den  afiit  naai  de  Ilees-  
 beensche  straat,  kwam  op  29  November  1S93  in  dienst,  waarna  tot  vergraving  van  den  zeedijk  
 tusschen  D o e v e r e n   en  D ro n g e len   kon  worden  overgegaan;  ondanks  die  voorafgaande  voor-  
 zieningen  was  reeds  in  Augustus  1S92  alle  goede  specie  binnendijks  verwerkt  en bleef atleen nog  
 de  opruiming  der  vecnlaag  uit  het  zomerbed  over;  aangezien  deze  grondsoort  toch  niet  in  de  
 nieuwe  dijken  mocht  worden  verwerkt,  gaven  de  aannemers  er  de  voorkeur  aan  haar  later door  
 uitbaggering  te  verwijderen.  In  het  genoemde  jaar  werd  voorts  de  tijdelijke  inpoldering  van  het  
 buitendijkschc  rivlergedeelte  tot  stand  gebracht,  waaraan  uit  den  aard  der  zaak  de  vorming van  
 het  zuiderkanaal  tusschen  G an so y en   en  H a g o o r t   vooraf  ging.  Ten  einde  bij  werkingen  van  
 den  Baardwijkschen  overlaat  het  overstroomingswater  gelegenheid  te  geven  in het reeds voltoolde  
 riviervak  Hagoort— Dongemond  te  stroomen,  werd  het  werkterrein  aan  het  benedeneinde  
 slcchts  tot  op  1000  M.  boven  H a g o o r t   omringd  en  werden  verder  benedenwaarts geen gionden  
 tot  een  hooger  peil  dan  dat  der  Langstraatsche  buitenkaden  opgeworpen.  Niettegcnstaandc  al  
 deze  voorbcrcidende  maatrcgelcn  hebben  de  proeven  met  het  overlaatswater  niet  kunnen  plaats  
 hebben,  omdat  de  natuur  geen  medewerking  verleendc;  in  den  winter  van  1891  1892 namelijk 
 werkte  de  overlaat  wel,  doch  niet  krachtig  genoeg  om  den  gewenschtcn  afvoer  door  de  nieuwe  
 rivier  tc  geven;  in  den  winter  van  1S92— 1S93  lieeft  de  overlaat  niet  gewerkt  en  in  het  jaar  
 1893  cischlc  de  gercgelde  voortgang  der  werken  de  doortrekking  der  nieuwe  bandijken  tot  aan  
 H a g o o r t ,  zoodat  van  verdere  proefnemingen  moest  .worden  afgezionr 
 De  bemaling  van  het  werkterrein  leverde-  geen  moefiijkheden  op j'Biaitendife  'kon het water  
 voortclurend  naar  het  Oude  Maasje  worden  afgevoerd  cn  door  de  sluis  bij  D o e v e ren   geloosd,  
 terwijl  het  opgemalen  water  büitendijks  steeds  over  eigen  terrein  op  het  Oude  Maasje  kon worden  
 gebracht. 
 Tegen  het  einde  van  Juli  1S94  waren  de  werken  zoö  ver  gev.order.d-,  dat  eene  opening kon