heid van den Amer klom, zooals de onderstaande cij fers,' die betrekking hebben op den storm--
vloed- van 27 October 1884, aantoonen.
Hoogwater op 27 October 1884 in M. -|- A.P.
Donge. Gooikensgat.
Oosterhout-
. sehe haven.
Kromgat.
Geertruidenberg.
Willemsbrug.
Borstlappenveer.
Höogendam-
sche sluis.
Boveneinde. Berksluis.
2.35 2.06 ^ ^ .8 i 2.31 2.10 1.98
Uit eene vergelijking van de waterstanden, welke zieh bij de voornaamste stormvloeden van
de vorige eeuw op de Donge hebben voorgedaan, kon voorts worden afgeleid, dat het verschil
in peil tusschen het hoogwater meer nabij den mond en hooger opwaarts toenam, naarmate de
stormvloed aanzienlijker was. Klom het water te G e e r t ru id e n b e r g tot 2.35 M. -f- A .P ., dan
was het hoogwater aan de Willemsbrug slechts ongeveer 0.-30 M. lager, doch bereikte de vloed
te G e e r t ru id e n b e r g het peil van 2.64 M. -J -A .P ., dan werd het verschil ruim tweemaal zoo
groot, en bij de hoogste vloeden verkreeg het zelfs drie- tot viermaal die waarde. De oorzaak
van dit verschijnsel is te zoeken in den körten duur vän den hoogwaterstand aan den betrek-
keiijk smallen benedenmond, in verband waarmede de uitgebreide vloedkom, welke door de
Donge en hare takken wordt gevormd, zieh niet geheel kan vullen; daarbij is nog in aanmerking
te nemen, dat tengevolge van het inloopen der polders met läge kaden het toegevoerde water
zieh over eene groote oppervlakte kon verspreiden.
Dat inloopen van de Dongepolders is bij den stormvloed van 9 Februari 1889, de hoogste
die sedert den beruchten vloed van 1825, op den Amer was voorgekomen, nagegaan en in fig.
82 voörgesteld. Het water steeg te G e e r t ru id e n b e r g tot 2.91 M. -J- A.P. J), doch verder bin-
nenwaarts op de Donge en hare takken werden minder hooge peilen waargenomen dan bij
vroegere lagere vloedshoogten in de monding der rivier. De waterstanden, verder binnenwaarts
op de Donge worden namelijk, behalve door die op den Amer en door de windrichting en-kracht,
beinvloed door de hoogte van het water dat reeds in de Dongepolders stond vöör den vloed,
het aantal en de capaciteit van de plasbermen en van de doorbraken in de polderkaden, van en
den eigen afvoer van de Donge. A l die bij körnende omstandigheden waren nu op 9 Februari
1889 zoodanig, dat de vloedshoogte binnenwaarts zoo snel mogelijk moest dalen.
Aangezien, als gevolg van de krachtens de Maasmondwet uit te voeren kadeverhoogingen,
het wegens het inloopen van polders binnenwaarts dalen van het stormvloedspeil in hooge mate
zou verminderen, is de afdragende schaal, waarnaar de Dongekaden, uitgaande van het peil van
*) De stormvloed van 12/13 Maari 1906 is 0.10 M. hooger opgeloopen (2.87 M. + N. A. P. te G e e r t r u id e n b e r g .)