D E SCH E E PV AA R TV ERH O UD IN GEN . OP D E DIEZE.
Zoodra alle Maasmondwerken zullen zijn voltooid, zal de scheepvaart van ’s H e r to g e n b
o s ch naar de Maas twee sluizen moeten doorvaren, doch slechts bij uitzondering aan twee
schuttingen zijn onderworpen. Het zal wellicht zijn nut hebben hier in ’t kort de toekomstige
verhoudingen van de scheepvaart op de Dieze samen te vatten. In fig. 59 z*Jn me^ Otters
A , B en C aangeduid resp. de schutsluis te C r e v e c o e u r , de schutsluis bij de Henriettewaard
en de Diezesluizen beneden ’s H e r to g e n b o s ch . Op den voorgrond moet worden gesteld, dat
als regel bij A niet meer wordt geschut.
i°. Het normale' geval is dat de waterstand op de Maas lager is dan het zomerpeil van
de Dieze; alsdan zijn A en B gesloten en Staat C open. De scheepvaart moet bij B schütten.
2°. Bij was van de Maas treedt er eene periode in , waarbij de waterstand bij A ongeyeer
gelijk is aan het Diezepeil, alsdan is B dicht en staan A en C open. De scheepvaart heeft
de keuze tusschen eene vrije vaart door A en eene schutting met weinig verval bij B.
3°. De Maas is tot boven het Diezepeil gewässen; hierbij doen zieh, naar gelang van het
jaargetijde twee verschillende gevallen voor:
In den zomer wordt het Maaswater niet op de Dieze toegelaten en dan zijn A en B dicht
en Staat C open. De scheepvaart moet bij B schütten.
In den winter daarentegen wordt Maaswater te C r e v e c o e u r ingelaten en daarbij zijn
wederom drie toestanden te onderscheiden:
a. De Dieze is nog niet opgezet tot zoodanig peil, dat de gemeenschap met het afwaterings-
kanaal naar D ro n g e len moet worden opgeheven. Alsdan is B dicht en staan A en _C: open,
zoodat de scheepvaart wederom de keuze heeft tusschen. eene vrije vaart door A en eene schutting
met weinig verval bij B.
b. De waterstand op de Dieze is zöö hoog dat. de gemeenschap met het kanaal naar D ron g
e le n is opgeheven. Alsdan zijn B en C dicht en Staat A open; de scheepvaart moet bij C
schütten en heeft voorts de keuze tusschen de vrije vaart door A en eene tweede schutting
met klein verval bij B.
c. De Maas heeft een zoo hoogen stand bereikt, dat die op de Dieze niet kan worden toegelaten.
Alsdan zijn A , B en C dicht en moet de scheepvaart bij B en bij C schütten.
In den regel zal in dezen toestand echter water van de Beersche Maas op de Dieze komen
en längs deze te C r e v e c o e u r uitstroomen. Daarbij zal op de Dieze een stroom trekken naar
de Maas, die beneden E n g e le n groot kan zijn. Alsdan zijn B en C dicht en- Staat A open.
De scheepvaart moet schütten bij C en heeft verder de keuze tusschen eene schutting met klein
verval bij B en een vrije vaart door A , die echter, vooral door opvarende schepen, wegens den
Sterken stroom zal worden gemeden.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de scheepvaart op de Dieze slechts bij uitzondering aan
twee schuttingen zal zijn onderworpen en dat daarmede dan in den regel het voordeel gepaard
ga at, dat de sterke stroom beneden E n g e ie n , als gevolg van den afvoer van Beersche Maaswater
of inundatiewater, die ook in den voormaligen toestand herhaaldelijk veel last veroorzaakte,
wordt ontgaan. Van den stroom, als gevolg van den afvoer van het hooge water van Dommel
en A a is de scheepvaart op de Dieze-voortaan ontlast.
C. W E R K EN V O O R A FW A T E R IN G E N IR R IG A T IE V A N D E S T R E E K B EO O STEN D E DIE ZE .
Ingevolge het bepaalde sub 2° in de, tusschen den Staat en het Waterschap tot bevordering
der verbetering van den waterstaatstoestand in het Noordoostelijk deel van N o o rd B r a b a n t
gesloten subsidxeovereenkomst kan door het Waterschap van de toegezegde subsidie een bedrag
van ten hoogste / 300,000.-® worden ingehouden voor het aanleggen van werken, die noodig
zijn om het Waterschap het volledige genot van den nieuwen toestand te verzekeren. Het
Waterschap heeft daartoe de werken voor afwatering en irrigatie ontworpen, welke zijn aangeduid
op plaat V I en die bestaan uit:
i°. eene nieuwe uit- en inlaatsluis nabij R e e k , wijd 7.50 M.;
2°. de verruiming van de Diedensche sluis;
30. eene nieuwe uit- en inlaatsluis nabij L i th o y e n , wijd 5 M.;
40. de verruiming van de Blauwe sluis en de bouw van eene inundatiesluis, wijd 9 M.
daarnaast;
50. de verruiming van de Hertogswetering;
6°. de verruiming van de Hooigraaf;
7°. de verruiming van de Groote Wetering en van enkele waterleidingen onder H u is s e lin g ,
O v e r la n g e l en N e e r lo o n ;
89. eene nieuwe waterleiding, ter verbinding van de. Teeffelsche wetering met de inlaatsluis
te L i th o y e n ;
9°. vier nieuwe schotbalksluizen in de dwarsdammen van de traverse der Beersche Maas;
10°. een dam ter afsluiting van het peelwater aan de grenzen van het Waterschap.
Die werken, waarvan er reeds enkele zijn voltooid, zijn te zamen geraamd o p / 397,600.-^
De peeldam is reeds in 1900 gemaakt; hij loopt volgens de oostelijke grens van het waterschap,
van den Maasdijk a f door de zoogenaamde Pannestraat längs de zuidzijde van den tuin van het
Capucijnerklooster naar den dijk van den binnenpolder van V elp , ter plaatse waar de Provinciale
weg tegen dien dijk aansluit. De lengte van den dam bedraagt 680 M., de kruinsbreedte
2.50 M. en de hoogte 8.30 M. -j- N.A.P. De taluds hellen buiten onder 3 op 1 en binnen onder
6 op 1. De kruin en de taluds zijn met steenglooiing verdedigd. Over eene lengte van 210 M.
wordt de dam gevormd door hooge gronden, die tot het peil van 8.50 M. -f- N.A.P. zijn
geSgaliseerd.
Tusschen 15 Maart en 15 November, wanneer ook de overlaat van de Beersche Maas
wordt opgekist, wordt op de kruin van den dam eene kisting geplaatst, reikende tot het peil
van 8.90 M. jjj N.A.P.