
 
        
         
		schroefbouten  zijn  bevestigd.  Een  bovenring  van  dezelfde  afmetingen  ais  de  onderring  is  met  
 schroefbouten  op  de  hoofdlangsliggers  bevestigd  en  omsluit  de  taats  en  de  taatskom  met  een  
 opstaanden  rand  van  16  c.M.  De  muts,  de  ringen  en  de  hangbouten  zijn  van  gesmeed  staal.  
 Tot  het  evenwijdig  stellen  van  de  muts  en  den  bovenring  zijn'vier  stelschroeven  aangebracht.  
 In  gesloten  stand  rust  de  brug  tevens  op  twee  gegoten  ijzeren  stoelen,  die  onder  de  hoofdliggers  
 in  de  lengteas  van  den  draaipijler  zijn  aangebracht,  waarvan  de  onderstoelen  in  verticale  richting  
 verstelbaar  zijn  en  de  bovenstoelen  tegen  de  onderranden  zijn  bevestigd. 
 Aan  elk  der  einden  van  de  hoofdliggers  is  een  stalen  stoel  bevestigd,  waarmede  de  brug  
 in  gesloten  stand  rust,  bij  den  westelijken  pijler  op  de  stalen  wrijvingsrollen  der  opzetarmen  en  
 bij  den  oostelijken  pijler  op  vaste  gegoten  ijzeren  stoelen.  In  geopenden  stand  rust  de brug met 
 Fig.  28.  B r u g   o v e r   h e t   H e u s d e n s c h   k a n a a l.  N o rm a le   d w a r s d o o r s n e d e   v a n   d e   d r a a ib ru g . 
 de  aan  haré  einden  aangebrachte  looprollen  op  de  loopregels,  welke  op  de  steunpijlers  zijn  
 geplaatst  en  in  verticale  richting  verstelbaar  zijn. 
 De  opzetting  geschiedt  aan  één  uiteinde  der  brug,  op  den  westelijken  pijler,  door  opzetarmen, 
   die  door  middel  van  wrij vingsrollen  tegen  de  aan  de  hoofdliggers  bevestigde  stoelen  
 drukken,  terwijl  door  de  in  die  stoelen  en  rollen  aangebrachte  gleuven  en  randen  de  brug  
 nauwkeurig  in  harén  juisten  stand  gebracht  kan  worden.  De  opzetarmen  worden  bewogen  door  
 middel  van  een  op  den  pijler  aangebracht  raderwerk  met  krukbeweging.  Om  de  'opzetting  te  
 vergemakkelijken  werkt  op  de  opzetas  een  hefboom  met  gewicht,  hebbende  een  moment  van  
 18,000  K.G. 
 Vier  met  de  brug  verstelbaar  verbonden wielen,  die  over een en  op  den  draaipijler geplaatsten  
 loopring  kunnen  rollen,  beperken  haré  schommelingen  bij  de  beweging.  Opdat  de  uiteinden  
 der  brug  ongehinderd  over  de  opleggingen  heen  draaien,  zijn  op  de  pijlers  getrokken  ijzeren  
 loopregels  geplaatst,  wier  uiteinden  benedenwaarts  zijn  gebogen  en  waarover  de  looprollen  zieh  
 kunnen  bewegen.  Op  den  oostelijken  pijler  is  ter  plaatse  van  de  looprollen  bij  gesloten  brug, 
 de  loopregel  vervangen  door  twee  beweegbare  stukken,  welke  door  tegenwichten  zoolang worden  
 omhoog  gedrukt,  totdat  zij  met  den  loopregel  in  een  vlak  liggen.  Bij  het  opzetten  der  brug  
 worden  deze  stukken  zoover  omlaag  gedrukt  dat  de  brug  op  de  opleggingen  rust. 
 In  de  as  der  brug  en  aan  elk  der  einden  is  een  klink  aangebracht,  die  bij  den  oostelijken  
 pijler  en  op  de  steunpijlers  kan  invallen  en  de  beweging  der  brug  kan  doen  ophouden.  Bij  het  
 afzetten  der  brug  wordt  de  klink  boven  den  oostelijken  pijler  gelicht  door  het  dalen  der  tegen-  
 wichten,  hiervoor  genoemd.  Van  af  het  midden  der  brug  kunnen  de  klinken  in  of  uit werking  
 worden  gesteld.  Ook  -zijn  bij  het  midden  2  remmen  aangebracht,  aangrijpende  op  den  aldaar  
 geplaatsten 'loopring,  welke  dienen  om  de  snelheid  der  beweging  te  kunnen  verminderen. 
 De  beweging  kan  geschieden  uit  de  hand  en  machinaal.  Voor  de  beweging  uit  de  hand  is  
 op  den  draaipijler  een  tandreep  gelegd.  Hierop  werkt  een  rondsel,  dat  door  een  raderwerk  en  
 een  kruk  op  de  draaibrug  bewogen  wordt. 
 Voor  de  machinale  beweging  is  onder  tegen  de  brug  een  tandreep  bevestigd.  Een  rondsel,  
 dat  met  een  op  den  draaipijler  gesteld  raderwerk  verbonden  is ,  grijpt  in  dien  tandreep  en  
 ontvangt  zijne  beweging  van  een  aan  dat  raderwerk  gekoppelden  electromotor.  De  hiervoor  
 benoodigde  electrische  stroom  wordt  geleverd  door  eene  op  het  westelijk  landhoofd  opgestelde  
 gelijkstroom  dynamo,  welke  door  eenen  benzinemotor  bewogen  wordt.  De  door  de  dynamö  
 opgewekte  stroom  wordt  van  a f  het  landhoofd  onder  längs  de  vaste  overspanning  naar  een  
 manipulator  geleid,  welke  op  de  brug,  boven  den  westelijken  pijler  is  aangebracht.  Van hieruit  
 wordt  de  stroom  over  den  bodem  der  rivier  naar  den  electromotor  gevoerd.  Aanvankelijk  was  
 een  petroleummotor  met  een  vermögen  van  8  paardenkrachten  opgesteld.  In  1907  werd  die  
 motor  vervangen  door  een  benzinemotor  van  12  paardenkrachten. 
 De  machinale  beweging geschiedt derhalve vanaf de vaste  overspanningen,  zoodat  zieh  daarbij  
 geen  personeel  op  de  draaibrug  bevindt;  hierdoor'  is  het  mogelijk  den  geopenden  stand  der brug  
 als  den  normalen  aan  te  merken  voor  perioden,  waarin  het  verkeer  door de brug  overwegend  is. 
 Op  elk  der  steunpijlers  is  eene  stang  vertikaal  geplaatst.  Deze  stang  kan  om  hare  as  
 draaien  en  draagt  een  seinbord  en  eene  seinlantaarn.  Een  tegenwicht  brengt  de  stang  steeds  
 in  den  stand  waarbij  de  seinen  op  onveilig  staan.  Is  de  brug  geheel  binnen  het  remmingwerk  
 gedraaid,  dan  heeft  zij  tevens  de  seinen  op  veilig  gesteld.  Bij  het  dichtdraaien  der  brug,  
 worden  de  seinen  nog  voor  hare  einden  in  de  doorvaartopening'komen,  door  het  tegenwicht op  
 onveilig  gezet. 
 Op  het  riviereinde  van  elke  der  vaste  overspanningen  Staat  een  afsluithek.  Het  hek  op  de  
 westelijke  overspanning  moet  uit  de  hand  worden  gesloten  en  geopend,  bij  dat  op  de  oostelijke  
 overspanning  geschiedt  het  openen  door  den  druk  der  brug  bij  de  opzetting  en  het  sluiten  
 door  de  tegenwichten,  die  bij  het  afzetten  der  brug  in  werking  komen  en  waarvan  hierboven  
 gewag  is  gemaakt. 
 Het  gewicht  per  meter  bruglengte  bedraagt  voor  de  vaste  overspanningen  3360  K.G.  en  
 voor  de  draaibrug  2450  K.G, 
 De  poortgebouwen,  opgetrokken  in  baksteen  en  voorgesteld  in  fig.  29, bevatten de woningen  
 voor  den  brugwachter  en  den  brugknecht,  benevens  een  magazijn  en  de  machinekamer.