herhaling uitvoerige discussie’s uitgelokt. Eene sterke strooming openbaarde zieh bij de volks-
vertegenwoordiging om de van oudsher bestaande verbinding tusschen de landen van Heusden
en Altena door eene vaste brug over de nieuwe rivier te bestendigen, doch de Regeering
meende, wegens de hooge kosten, van eene zoodanige verbinding te moeten afzien, van oordeel
zijnde, dat het stoombootveer aan de eischen van het verkeer zou voldoen. Bij de behandeling
der ontwerp-Staatsbegrooting voor 1886 nogmaals op deze aangelegenheid terugkomende, stelde
de afgevaardigde van G o r in ch em , de heer S e r e t ], ten slotte een amendement op het betrokken
begrootingsartikel voor, luidende:
„Kosten voor den bouw van eene brug te H eu sd e n ................................. ~...................Memorie”
welk amendement in de zitting van de Tweede Karner der Staten-Generaal van 22 December
1885 met 45 tegen 21 stemmen werd aangenomen. Deze brug dient ter vervanging van de
verbindingen tusschen H eu sd en en het land van Altena over de kruin van den Aalburgschen
dijk en over de Achterstraat. Ook de spoorweg door het land van Heusden is daardoor met
de Altenasche gemeenten in vaste verbinding gekomen.
De draaibrug over het Heusdensch Kanaal heeft van den beginne af op het programma
der Maasmondwerken gestaan, met het doel de landen van Heusden en Altena, naast den
rijweg over den afsluitdam te A n d e l , eene vaste verbinding te bezorgen met den spoorweg
door de Bommelerwaard en de hoofdstad ’s -H e r to g e n b o s ch , eene verbinding, die, watervrij
en ten allen tijde bruikbaar, den toestand van afzondering zou opheffen, waarin die streken
bij na elken winter verkeerden.
PON TV EER T E BERN.
De inrichting bestaat uit eene ijzeren pont, die längs één kabel over de rivier wordt
getrokken; de beweging geschiedt uit de hand door één of twee personen op de pont en daarbij
wordt de kracht van den stroom in de rivier zooveel mogelijk benut door te gieren op de
zwaarden. Vloedstroom treedt hier onder normale omstandigheden niet op, alleen rijzing van
den waterspiegel.
Voor het aanleggen van de pont zijn zoowel zomer- âls winterveerstoepen aangebracht,
alle hellende onder een beloop van 10 op 1 en loodrecht op de rivier gericht. De eerste reiken
van het laagste L.W. peil tot de hoogte van het winterbed (2.36 M. -f- N.A.P.), de winter-
stoepen van genoemde hoogte tot het peil van den hoogsten waterstand bij open rivier. Van
den zomerstoep aan den noorderoever voert een grindweg door het winterbed naar den noorder-
dijk. Loopt deze weg onder, dan geschiedt de overtocht van dijk tot dijk. Is de_rivierstand
evenwel nog niet hoog genoeg om over de uiterwaard te kunnen gieren, dan wordt de pont
door het daartoe längs de benedenzijde van den veerweg gegraven veerslop getrokken. De
winterveerkabel wordt derhalve door dit slop gelegd van dijk tot dijk; de zomerkabel gaat slechts
van oever tot oever. Elk kabeleinde is bevestigd aan twee stevige ingegraven païen van kwa-
drantijzer, binnen aangevuld met beton en van buiten boven den grond van houten vullings-
stukken voorzien. De veerstoepen zijn begrind, evenals de toegangswegen, die met flauwe
opritten over de bandijken heen loopen.
De overzetmiddelen bestaan uit twee
ijzeren ponten en drie houten roeibooten,
waarvan de grootste van zeiltuig kan.wor-
den voorzien en de twee andere tot ijs-
schouw kunnen Wörden ingericht. De ponten
zijn verschillend van grootte, de eene is'
lang 16 M., breed 4.40 M. en hol 0.70 M.,
de andere is lang 12,40 M., breed 4.26 en
hol 0.44 M. De grootste is afgebeeld in
fig. 13; zij wordt gebruikt in den zomer,
de drukke tijd voor dit landbouwveer. De
kleine pont dpet dienst in den winter en
bij hoog opperwater. Aanvankelijk was in
plaats van de kleine pont eene houten
halve pont, voorzien van zeiltuig en roer,
aanwezig, doch wegens hare mindere doel-
matigheid is zij in 1906 verkocht. De
roeibooten zijn van eikenhout. Aan den
zuideroever is.eene kleine veerhaven-ge- ri
vormd, waarin het reserve-veermaterieel ’«
wordt geborgen en waarin ook de in de vaart $
zijnde pont bij ijsgang beschutting vindt. ä
Aanwezig zijn twee veerkabels, zwaar ^
19.5 mM. en elk lang 650 M., waarvan
eene in reserve wordt gehouden. De oudste
is volgens L o n g ’s patent, de andere is •
een B U L L IV A N T kabel.
Voor de bediening van het veer zijn
twee pontwachters aangesteld; tijdens
drukke dagen en nachten in den hooitijd
wordt bovendien een losse derde man in
dienst genomen. Voor huisvesting van
de pontwachters is op den zuiderrivier-
dijk eene dubbele dienstwoning gebouwd,
waarvan het type blijkt uit fig. 14. Zij
rust door middel van een gecreosoteerd
dennen roosterwerk op eene zandkist in
den dijk. Overigens behooren bij dit veer
twee verplaatsbare schuilplaatsen voor het
publiek en een houten magazijn voordienst-
benoodigdheden.