•De afsluitdijk is lang 180 M., breed io M. op de kruin en hoog 3,74 M. -f- N .A .P .; de
taluds hellen onder 3 op 1 buiten en 2 op 1 binnen. De verharding bestaat tot aan den afrit
naar den loswal uit keien, ter breedte van 3-3° f t en voorts tot aan de sluis uit een klinker-
pad, breed 1 M. De los- en laadplaats bestaat uit eene basaltsteenen kaaimuur, lang 56 M. met
12 wrijfpalen en 6 meerpalen, waarachter een met keien bestraat plateau, gemiddeld breed 16 M.,
ter hooo-te van 1.86 M. + tot 2.16 M. -f- N.A.P. De kaaimuur heeft eene paalfundeering met
den houten vloer op 2.10 M. —r- N.A.P. De loswal is gemaakt omdat de bestaande lös- en laadplaats
van den Zuid-Hollandschen polder bij de Peereboomsluis binnen de afsluiting van het
kanaal kwam te vallen.
De stoomwatermolen is een schepradgemaal met een scheprad, hetwelk door eene
tweelino-machine wordt bewogen. Het gebouw is verdeeld in ketelhuis, machinekamer,
(met afzonderlijk afgeschoten werkplaats) en schepradgebouw en rust op eene doorgaande
houten paalfundeering, met den vloer op 2.59 M. N.A.P. De drie betonkoffers van
de sluis zijn onder het schepradgebouw doorgetrokken. De schoorsteen is afzonderlijk gefun-
deerd met den bovenkant van den houten vloer op 1.14 M. -r- N.A.P. Het geheel is opgemetseld
in baksteen, met toepassing van hardsteen waar noodig en van Ijsselklinkers voor
de schoorsteenschacht. De machinekamer en het ketelhuis hebben eene doorgaande ronde ijzeren
kap, met eene afdekking van gegolfd verzinkt plaatijzer; het schepradgebouw heeft eene
afzonderlijke dergelijke kap. De eindvlakken der overkappingen zijn afgesloten door gemet-
selde topgevels. De afmetingen van het ketelhuis zijn binnenwerks 15-20 M. bij 7-5° f t ' > §1®
van de machinekamer eveneens en die van het schepradgebouw 12.13 |& bij 4-60 M. De
waterkeering wordt aan de noordzijde ten oosten en ten westen van het gebouw gevormd door
vleugelmoren.
Het machinale gedeelte is geleverd door de voormalige Maatschappij: IJzergieterij de Prins
van Oranje te ’s-Gravenhage.. Het stoomwerktuig bestaat uit eene horizontale tweelingmachine;
de cilinders zijn voorzien van een stoommantel en zijn wijd in middellijn 450 m.M.; de slag-
1 engte bedraagt 900 m.M. De beide cilinders werken op eene as, waarop- een getand gietstalen
rondsel zit, hetwelk grijpt in de tanden van een gietstalen kamrad, dat op de schepradas is
bevestigd. De steekcirkels van rondsel en kamrad. hebben diameters van resp. 0.44 M. en 6.50 M.
De schepradas, de werkas, de zuiger- en de schuifstangen, de drijfstangen en de krukassen zijn
van gesmeed staal. Het vermögen bedraagt normaal 114 I.P.K. bij 60 omwentelingen per minuut.
Voor de stroomproductie zijn twee gelijke ketels met eene lengte van 9 M. en eene buiten-
middellijn van 2.30 M. opgesteld, waarvan een dient als reserve. Elke ketel is voorzien van
2 stookbuizen en 8 Gallowaybuizen en heeft 'een verwarmd oppervlak van 98 M2., een roos-
teroppervlak van 1.2 M2 en eene werkspanning van 5.5 Atm. Zij zijn vervaardigd van
zacht staal.
Het scheprad heeft een middellijn van 8 M. bij eene breedte van 2 M.; er zijn 20
rechte schoepen, bevestigd aan twee gegoten ijzeren sterren van 3-^0 M. middellijn; de
wateras is 0.36 M. zwaar. De middellijn van den afschotcirkel bedraagt 2.075 Het rad
is samengesteld uit gegoten en gesmeed ijzer. Bij het rad is een beweegbare houten opleidei
aangebracht. Het waterverzet bedraagt normaal 200 M3 bij 4 omwentelingen per minuut bij
■T /ief Sc/r<r/?i