
 
        
         
		tijd  gekomen  was  om  de  pont  voor  het  Drongelensche  veer  te  bestellen,  werd  besloten  de  
 beweegkracht  op  de  pont  zelve  aan  te  brengen  en,  aangemoedigd  door  het  töenemend  succes  
 der  ontploffingsmotoren,  werd  overgegaan  tot  de  toepassing  van  een  petroleuramotor,  systeem  
 S w id e r s k y .  Het  voordeel  boven  eene  stoommachine  werd  niet  alleen  gezien  in  de  kleinere  
 exploitatiekosten,  doch  ook  in  de  afwezigheid  van  een  stoomketel,  in  verband  met  het  brand-  
 gevaar  voor  de  zeer  vele  overtrekkende  hooiwagens.  De  eenige  kabel,  waarlangs  de  pont  zieh  
 bewoog,  was  gebpnden  aan  die  zijde  van  het  vaartuig  waar  zieh  de  motor  bevond  en  kon  
 derhalve  bij  vloed  met  worden  ömgelegd;  om  nu  te  voorkomen  dat  de  kabel  bij  de  doorbuiging  
 in  de  verkeerde  richting  met  de  kleppen  der  pont  in  aanraking  zou  komen  en  onklaar  worden  
 werd  het  vaartuig  voorzien  van  uithouders,  die  den  kabel  tot  op  zekeren  afstand  buiten  het  dek  
 omhoog  hielden  en  geleidden. 
 De  motorpont  ga f  evenwel  tot  veel  teleurstelling  aanleiding ;  in  plaats  van  steeds  eene gang-  
 vaardige  pont  te  hebben,  weigerde  de  motor  herhaaldelijk  zijn  werk  en  de  geregelde veerdienst  
 werd  met  dit  vaartuig  niet  gewaarborgd.  Deze  ervaring  leidde  er  toe  om  voor  de  definitieve  
 pont  voor  het  Capelsche  veer  stoomtractie  te  kiezen;  het  gevreesde  brandgevaar  werd  bezworen  
 door  den  stoomketel  zöö  groot  te  ontwerpen,  dat  bijstoken  gedurende  de  vaart  nipt  noodig  zou  
 zijn  en  bovendien  den  schoorsteen  van  een  vonkenvanger  te  voorzien,-  terwijl  met  het  oog  op  
 het  vrij  drukke  veevervoer,  om  de  machinekamer  en  den  stoomketel  doelmatige  beschuttingen  
 tot  demping  van  geluid  en  keering  van  wärmte  werden  aangebracht.  Deze  pont  werd  voorts  
 van  een  afzonderlijken  leikabel  voorzien,  loopende  over  gietijzeren  schijven,  die  in  scharnierende  
 beugels  waren  opgehangen. 
 Intusschen  was  de  petroleuramotor  op  de  pont  te  D ro n g e len   buiten  werking  gesteld  en  
 werd  dat  vaartuig  in  afwachting  van  de  resultaten,  welke  met  de  stoompont  te  C a p e lle   zouden  
 worden  verkregen,  door  een  sleepboot  overgetrokken.  Toen  nu  de  Capelsche  pont  goed  bleek  
 te  voldoen  werd  tot  den  bouw van  eene  dergelijke  pont,  doch  van  eenigszins  grootere  afmetingen,  
 voor  het  drukke  Drongelensche  veer  besloten,  met  toepassing  evenwel  van  enkele  wenschelijk  
 gebleken  wijzigingen.  Zoo  werden  de  trekwielen  buitenboords,  in  plaats  van  in  de  machinekamer  
 aangebracht  en  werd  het  vaartuig  voorzien  van  waterballastbakken,  van  remmen  op  den  
 trekkabel,  van  een  reserveketel,  e.  d. m. 
 In  verband  met  de  onvermijdelijke  periodieke  buitendienststelling  van  de  ponten  voor  
 onderhoud  en  reparatie,  voor  ketelinspectieT  voor  het  hellingen  der  vaartuigen,  enz.  deed  zieh  
 weldra  de  behoefte  aan  eene  reserve  stoompont  gevoelen  en  hierin  kon  op  weinig  kostbare  
 wijze  worden  voorzien  door  de  motorpont  te  veränderen  in  eene  stoompont.  Daarbij  strekten  
 de  twee  m  dienst  zijnde  stoomponten  ten  voorbeeld  en  kon  voor  zoover  deze  verschillen  aan-  
 wezen,  voor  elk  onderdeel  de  beste  constructie  worden  gevolgd;  de voormaals  zoo  zeer gesmade  
 motorpont  was  nä  hare  verbouwing  dan  ook  zeer  doelmatig  in  het  gebruik.  De  opening  van  
 de  Bergsche  Maas  deed  evenwel  nieuwe  behoeften  kennen;  zoo  wezen  de groote  stroomsnelheden  
 bij  het  eerste  hooge  opperwater  op  de  wenschelijkheid  van  een  tweeden  leikabel,  die  op  zijne  
 beurt  de  mogelijkheid  schiep  om  alle  uithouders  te  doen  vervallen,  wenschelijk  ter  bevordering  
 van  het  spoedig  zinken  van  de  kabels  achter  de  pont;  —   tevens  wezen  de  bedoelde  stroomsnelheden  
 op  de  wenschelijkheid  om  het  aangrijpingspunt  van  de  krachten,  door  den  boven