
 
        
         
		meters  afstand van  deze,  twee  ducdalven  geplaatst, waartusschen  de  stoompont  zieh  bij  het 
 aanleggen  als  ’t  ware  vastklemt.  Op  iets  grooteren  afstand  van  de  ponton  zijn  nog  twee  due-  
 dalven  geplaatst,  dienende  tot  steun  voor  de  pont  bij  wind.  Deze  inrichting  heeft  daarenboven  
 het  voordeel  dat  het  vaartuig  steeds  op  de  juiste  plaats  aanlegt  en  derhalve  het  vastmeeren  
 zeer  weinig  tijd  vordert.  Een  vijfde  ducdalf  is  op  nog grooteren  afstand van  de  ponton  geplaatst  
 en  dient  tot  geleiding  van  de  stoompont,  indien  zij  bij  het  binnenkomen  in  de  haven  door wind  
 of  stroom  uit  de  goede  richting  is  geraakt. 
 De  veerhavens  zijn  in  plattegrond  trapeziumvormig;  aan  de  körte  evenwijdige  zij de  bevindt  
 zieh  de  ponton.  De  taluds  zijn  onder  3  op  1  ingegraven  en  heb ben  slechts  de  grasmat  tot  
 -verdediging;  rondom  de  koppen  van  de  havens  zijn  zinkstukken  aangebracht,  aangezien  de  
 stroöm  de  oevers  zeer  aantast.  Beide  havens  zijn  door  grondophoogingen,  welke  tot  3.36  M.  -j-  
 N.A.P.  reiken, tegen  storm  en  hoog  opperwater  beschermd;  bij den  äanleg  waren  dit  slechts 
 kaden  längs  de  westzijden,  doch  door  de  vorming van gronddepots en  terpen  voor  dienstwoningen 
 werden  de  havens  geleidelijk  geheel  ingesloten. 
 Beide  havens  zijn  door  middel  van  een  watervrijen  veerdam  met  keiweg,  ongeveer  parallel  
 aan  de  oevers  der  rivier,  in  verbinding  gebracht met  den grooten weg van B r ed a  naar Gorinchemu 
 De  afgegraven  Keizersweg  door  het  winterbed  heeft  eene  klinkerverharding  gekregen  en  is  
 opnieuw -  als  weg  ingerieht,  ten  behoeve  van  de  voetgangers  bij  de  overvaart  per  roeiboot  en  
 van  de  voertuigen  die  in  zeer  strenge  winters  over  het  ijs  mochten  trekken. 
 De  overzetmiddelen  bestaan  uit  twee  stoomponten,  genaamd  „Keizersveer  I”  en  „Keizers-  
 veer  II” ,  waarvan  er  beurtelings  eene  in  reserve  ligt,  benevens  uit  drie  roeibooten,  welke  zoo  
 noodig  van  zeilvermogen  of  van  ijsschenen  kunnen  worden  voorzien,  en  in  bijzondere  gevallen  
 uit  eene  kabelpont. 
 De  stoompont  „Keizersveer  I ”   is  de  oudste.  Het  gladdek  heeft  eene  breedte  van  4 .5 0   M.  
 in  het  midden  en  van  4  M.  aan  de  uiteinden,  bij  eene  lengte  van  29  M.  De  breedte  over  de  
 raderkasten  bedraagt  12.25  M.,  de  holte  2 .15   M.  Op  1  M.  breedte  ter  weerszijden  van  het  
 gladdek  steekt  geen  deel  van  de  dekinrichting  hooger  dan  0.90  M.  boven  het  gladdek  uit,  
 ZQodat  b.v.  hooiwagens  met  overstekende  lading  ^ldaar  geen  belemmering ondervinden.  Hierdoor  
 kan  het  gladdek  zes  met  twee  paarden  bespannen  geladen  hooiwagens  opnemen. 
 De  diepgang  van  de  pont  bedraagt  met  het  oog  op  de  mogelijke verzandingen in  de rivier, 
 in  onbelasten  toestand  slechts  0.65  M.;  bij  de  grootste  belasting,  zijnde  28,000  K .G ., wordt  die  
 maat  0.85  M.  Deze  wordt  bereikt  door  menschenbelasting,  b.v.  bij  het  transport  van  troepen;  
 het  gemiddelde  gewicht  van  een  uitgerust  militair  op  90  K.G.  stellende,  kan  de  pont  310  man  
 opnemen,  waarbij  dan  voor  ieder  eene  ruimte  van  3/4  M2  beschikbaar  is.  Met  het  opg  op  het  
 vervoer  van  zware  lasten,  gelijk  in  dit  gedeelte  van  Noord-Brabant  niet  zelden  voorkomen,  is  
 het  vaartuig  zoodanig  geconstrueerd  dat  een  wagen  van  1.50  M.  radstand  en  2  M.  asstand,  
 belast  met  4000  K.G.  per  as,  zonder  bezwaar  kan  worden overgebracht. 
 Met  liet  oog  op  den  geringen  diepgang  geschiedt  de  voortbeweging  niet  door middel  van 
 eene  schroef  maar  door  räderen.  Aan  elke  boeg  van  het  schip  is  een  roer  aangebracht  en  elk  
 roer  wordt  door  eene  afzonderlijke  stuurinrichting  bewogen.  Telkens  wordt  slechts  een  roer