welke volgens fig. 21 tot een woningblok voor twee personen zijn gecombineerd. De steen-
kolenloods vertoont het gewone, in fig. 17 voorgestelde type. A l die gebouwen zijn op staal
gefundeerd.
D E U IT V O ER IN G D ER WERK EN .
De grondaankoop voor den bouw van het stoomgemaal geschiedde in het jaar 1901, zonder
behulp van eene onteigeningswet. In den aanvang van 1902 begonnen, waren alle werken in
den zomer van 1903 voltooid. De proefmaling had plaats op 19 en 20 Maart van dat jaar.
T o t wegneming van bezwaren tegen verontreiniging van het vischwater, in verband met de
hinderwet ingebracht, werd in het najaar van 1903 een gemetseld filter gebouwd, waarin het
af te spuien ketelwater van olie kan worden gezuiverd. De verruiming van den syphonduiker
is uitgevoerd in 1907. Het machinale gedeelte van het stoomgemaal is geleverd en gesteld door
de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel te Am s te rd am .
KO STEN .
De kosten hebben bedragen als volgt:
Grondaankoop..................................................................................... y 18,296._
Bestek N°. 175, dienst 1901— 1903, wegens het maken van
grond- en kunstwerken.................................................................................y 47,226.37
Bestek N°. 62, dienst 1902— 1903, wegens het maken van
het hoofdgebouw met de bijkomende werken.................................... „ 86,636.81
Overeenkomst wegens het leveren en stellen van het machinale
gedeelte.................................................................................................... g 59,000.— * " '
Bestek N°. 170, dienst 1903, wegens het uitvoeren van
eenige bijkomende werken (filter enz.) ............................................... „ 6,964.__
Bestek N°. 132, dienst 1907, wegens het uitvoeren van
eenige werken (verruiming syphonduiker, enz.)......................... „ 7,600.— 2)
Benoodigdheden voor inventaris en bedrijf................................. ,, 1,101.46
— „ 208,528.64
Te zamen.. . . f 226,824.64
*) In dit bestek waren 00k enkele bijkomende werken voor de electrische bemaling. längs de Bleek- en Oostkil
begrepen.
*) Aannemingssom.
HOOFDSTUK VI. — D E W ATERVOOR ZIENING VAN DE LÄNGS DE N IE UW E RIVIER
GE LEGEN LANDEN.
Met betrekking tot de watervoorziening zijn drie belangen te onderscheiden, namelijk :
i°. de verversching en de aanvulling van het slootwater in de binnen- en de buitenpolders
in droge tijden;
2°. de irrigatie van de buitenpolders in den winter;
30. het beschikbaarstellen van drinkwater in de bebouwde kom van sommige gemeenten en
de verversching van door fabrieksafval vervuild water.
In den voormaligen toestand had de waterinlating voor de op het binnengedijkte Oude
Maasje loozende polders in hoofdzaak plaats door de Doeverensche sluis, terwijl daartoe 00k
gelegenheid bestond door een duikertje in den zuidelijken vestingwal van Heusden. Het ingelaten
water stroomde evenwel niet ver genoeg het binnen-Oude Maasje op om nog in het noordelijk
dee! van den polder van Herpt eil Bern baat te geven, doch de kwel uit de Maas kwam aan
dat bezwaar tegemoet. De waterinlating ten behoeve van de op het open Oude Maasje, de Donge
en de Bleek en Oostkil loozende polders geschiedde door middel van de sluizen in de westelijke
en de zuidelijke bedijking der landen van Heusden en Altena en de duikers in de bekadingen
der buitenpolders , behoudens enkele uitzonderingen dezelfde kunstwerken als die waardoor de
waterlossing plaats had. De irrigatie van de buitenpolders geschiedde door middel van enkele
daartoe afzonderlijk gebouwde inlaatsluizen en overigens door het steken van plasbermen in de
polderkaden. In de behoefte aan drinkwater van sommige gemeenten, waarbij in hoofdzaak wordt
gedacht aan D u s s e n , werd voorzien door, telkens wanneer noodig, bij vloed water in te laten
in een afsluitbaar bassin, nadat daaruit tijdens het vorige ebgetij het water was geloosd. De
verversching van het water in de Loint, ten behoeve van de Waalwijksche lederindustrie had
evenzoo plaats door de werking van eb en vloed.
Door de verlegging van den Maasmond is in al die belangen van watervoorziening maar
weinig verandering gekomen, zooals uit het volgende möge blijken.
B ERNSCHE POLDER.
In den afgesneden Bernschen polder heeft de waterverversching, evenals in den voormaligen
toestand plaats door regenval en kwel, zoodat uit dien hoofde geen werken zijn gemaakt.
N O O R D E R K AN A A L .
De op dit kanaal loozende polders tappen het ververschingswater, deels door de nieuw-
gebouwde en deels door de oude uitwateringsmiddelen uit het noorderkanaal, evenals in den
voormaligen toestand uit het Oude Maasje.
Het kanaal wordt daartoe door inlating van rivierwater opgezet, wat het benedenpand betreft
door middel van de in- en uitlaatsluis bij K e iz e r s v e e r , en wat het bovenpand betreft door
middel van een daartoe gebouwden duiker in den noorderrivierdijk bij G en d e ren . Het hoogere