
 
        
         
		kaden  linkeroever  tusschen  C r è v e c o e u r   en  H ed ik h u iz en   heen,  achter  V lijm en   om  naar  den  
 Amer  —   heeft  hij  slechts  in  zeer  geringe  mate  beantwoord. 
 Daarentegen  bezorgde  hij  eene  belangrijke  verlichting  aan  het  inundatiegebied  van  ’s -H e r to 
 g e n b o s ch   en  indirect  kwam  deze  in  beperkte  mate  ten  voordeele  van  de  Maas.  De  onder-  
 vonden  teleurstelling  deed  H o lla n d ,  om  redenen  van  ’s lands  defensie,  twintig jaar  later  besluiten  
 den  overlaat,  tegen  het  contract  met  ’s -H e r to g e n b o s ch   in,  wederom  te  dichten,  doch  de  
 Brabantsche  hoofdstad  heeft  zulks  weten  te  beletten. 
 ALGEMEENE  PLANNEN  TOT  RIVIERVERBETERING. 
 Nadat  Maas  en  Waal  èeuwenlang  aan  verwarring  en  regeeringioosheid  ten  prooi  waren  
 geweest,  werden  met  de  zegeningen  van  een  algemeen  bestuur  voor de Nederlandsche Gewesten,  
 ook  de  algemeene  plannen  tot  rivierverbetering  geboren.  D e   voorlooper  van  die  plannen  was  
 C h r i s t i a a n   B r ü n i n g s ,  die  in  zijne  „cönsideratien”   van  18 0 4   op  eene  systematische  verbetering  
 van  de  stroombanen  aandrong  en  het  is  zeer  te  betreuren,  dat  een  te  vroege  dood  hem  belette  
 met  krachtige  hand  op  dat  doel  te  blijven  aansturen.  Na  hem  waren  de  verschrikkelijke  over-  
 stroomingen  van  1809  noodig  om  in  dat  woelige  tijdperk  opnieuw  aller  aandacht  voör  de  
 dringende  behoeften  onzer  rivieren  te  vragen. 
 De  Regeering  was  met  de  beste  voornemens  bezield  en  de  boven  deze  afdeeling  geplaatste  
 woorden  uit  de  instructie  van  Koning  LODEWIJK  aan  het  „Comité  Central  du  Waterstàat” ,  
 welk  college  een  algemeen  plan  tot  rivierverbetering  moest  opmaken,  doen  zien  dat  men  het  
 gewicht  der  uit  te  voeren  werken  ook  niet  onderschatte.  Maar  de  denkbeeiden  omtrent  de  
 huishouding  onzer  groote  rivieren  waren  nog  niet  tot  rijpheid  gekomen  en  ofschoon  vele  uitne-  
 mende  adviezen  ten  beste  werden  gegeven,  zou  men  nog  bijna  eene  halve  eeuw  in  het  duister  
 blijven  rondtasten. 
 Onder  de  ontwerpen  en  geschriften  uit  dien  tijd  zijn  er  twee van  buitengewone Verdiensten,  
 al  werden  zij  ook  jaren  lang  meer  met  verbazing  dan  met  sympathie  begroet;  die  ontwerpen  
 betreffen  de  Nieuwe  Merwede,  door  J a n   B l a n k e n   in  1819,  en  de  Scheiding van Maas en  Waal  
 door  K r a y e n h o f f   in  1823. 
 B l a n k e n   wilde  voor  de  verlamde  Beneden-Merwede  en  het  verwarde  net  van  Killen  te  
 zamen  ééne  mächtige  rivier  door  het  Bergsche  veld  in  de' plaats  stellen,  als  nieuwe  monding  
 voor  de  vereenigde  wateren  van  Maas  en  Waal.  K R A Y E N H O F F   daarentegen  wilde  de  Waal  en  
 de  Maas  zooveel  mogelijk  tot  hären  voormaligen  toestand  terug  brengen  door  eene  zelfstandige  
 monding  voor  de  Maas  te  openen,  het  vermögen  van  de  Waal  te  beperken  en  de beide  rivieren  
 onderling  volledig  te  scheiden.  Hoewel  niet  ongewijzigd,  zijn  beide  plannen,  naast  de  geleide-  
 lijke  verbetering  der  stroombanen  door  geheel  het  land,  in  de  tweede  helft  der  i9de  eeuw  in  
 uitvoering  gekomen.  De  Nieuwe  Merwede  en  de  nieuwe  Maasmonding  zijn  thans  voltooid  en  
 daarmede  is  de  kroon  gezet  op  de  verbetering  onzer  groote  rivieren,  wat  betreff  den  afvoer  
 van  water  en  ijs:  de  waterkrijg  is  beslecht  en  Bato’s  erf  is  veilig! 
 PLAN  KRAYENHOFF. 
 Aan  de  hand  van  zijne  „Proeve”   f   kan  dit  plan  als  volgt  worden  geschetst. 
 DE  NIEUWE  MAASMOND. 
 Te  beginnen  aan  ’t  Heleind  wordt  een  nieuw  riviervak  gegraven,  loopende  ten  noorden van  
 H e rp t   en  ten  zuiden  van  He us den  volgens  eene  rechte  lijn  naar  D o e v e r e n .  Hier  doorsnijdt  
 de  rivier  den  zeedijk  van  het  land  van  Heusden  en  rieht  zieh  dan  naar het  kasteel van  Gansoyen  
 om  verder  benedenwaarts  de  bedding  van  het  Oude  Maasje  te  volgen  tot  in  den  Amer.  Het  
 nieuw  te  graven  riviervak  heeft  eene  lengte  van  5 7 2 0   M.  De  breedte  op  den  waterspiegel  gaat  
 van  145  M.  aan  ’t  Heleind  geleidelijk  over  tot  165  M.  aan  ’t  K e iz e r s v e e r   in den  grooten weg  
 van  B r ed a   naar  Gorcum.  Om  die  breedte  te  verkrijgen  moet  het  Oude Maasje  van  G an so y en   
 tot  K e iz e r s v e e r   worden  verruimd.  De  geleidelijke  toename  der  rivierbreedte  benedenwaarts,  
 overeenkomende  met  0.93  M.  per  K.M.,  wordt  geacht  in  overeenstemming  te  zijn  met  het  af-  
 nemende  verval  en  de  vermindering  der  strobmsnelheid  in  de  nieuwe  rivier.  De  rivierbodem  
 verkrijgt  eene  gelijkmatige  helling  van  nagenoeg  8  c.M.  per  K.M.  gelijk  aan  het  berekende  
 gemiddelde  verhäng  van  den  waterspiegel  tusschen  B o k h o v e n   en  K e iz -e r s v e e r   bij  middelbare  
 eb,  nä  de  sluiting  van  het  kanaal  van  St.  Andries.  Met  het  00g  op  de  scheepvaart  wordt  eene  
 bodemsdiepte  van  2  M.  beneden  M.  E.  voldoende  geacht;  hiernaar  ligt  die  bodem  aan  ’t Heleind  
 op  1.194  M.  -r-  A.P.  en  te  G an s o y e n   op  1.852  M.  -r-  A.P.  De  bestaande  diepte  van  het  
 Oude Maasje was  K r a y e n h o f f   niet  bekend,  maar  ingeval  die  niet voldoende mocht  blijken  te  zijn,  
 vermeende  hij  voor  de  noodige  verdieping  op  uitschuring  door  den  stroom  te  kunnen  rekenen. 
 Ter  weerszijden  wordt  de  rivier  over  hare  geheele  lengte  bedijkt.  Naar  de  hoogst  bekende  
 vloeden  gerekend,  wordt  die  bedijking  te  K e iz e r s v e e r   gelegd  op  3.80  M.  -¡-  A.P.,  terwijl  zij  
 aan  ’t  Heleind  ten  minste  1  M.  beneden  de hoogte van  den  bestaanden Maasdijk  (6.92 M.-J-A.P.)  
 wordt  gehouden.  De  rivierdijken  zijn  geheel  nieuw  op  te  werpen,  met  uitziondering wellicht van  
 het  gedeelte  van  den  zuiderdijk  tusschen  de  Waspiksche  vaart  en  K e iz e r s v e e r ,  alwaar  met  de  
 bestaande  bedijking  nä  verzwaring  en  verbetering,  kan  worden  volstaan.  Längs  den  binnenteen  
 der  rivierdijken  worden  watergangen  gegraven  van  de  noodige.  capaciteit  om  in  de  afwatering  
 van  het  land  van  Heusden  en  de  Langstraat  te  voorzien.  Aan  het  K e iz e r s v e e r   worden  die  
 kanalen  afgesloten  en  door  middel  van  uitwateringssluizen  door  vrije  loozing  ontlast. 
 Nadere  bijzonderheden  van  dit  ontwerp  moeten  naar  het  algemeen  belangende  plaatselijke  
 toestanden  worden  vastgesteld. 
 DE  SCHEIDING  VAN  MAAS  EN  WAAL. 
 Nadat  de  Brabantsche  Maas  hären  loop  längs  den  bovenomschreven  weg  naar  den  Amer  
 zal  hebben  genomen,  kan  tot  de  sluiting  van  het  kanaal'van  St.-Andries,  de  verhooging  van 
 J)  Proev e  van  een  ontwerp  tot  scheiding  der  rivieren  d e   W a a l   en  de  B ov en -Ma as,  en  het doen afloopen dezer  
 laatste  over  hare  oude  bedding  op  het  Bergsche  v e ld ,   door  den  Luitenant-Generaal  Baron  Krayenhoff,  1823.