
 
        
         
		tijdig  dienst,  doch  in  hoofdzaak  de  boven-leikabel,  terwijl  daarentegen  tijdens  den  veel  minder  
 krachtigen  vloedstroom  de  beneden-leikabel  alleen  in  werking  komt.  Aanvankelijk  is  de  pont  
 met  slechts  een  kabel,  dienende  zoowel  ter  geleiding  als  ter voortbeweging,  in  de vaart  gebracht,  
 doch  vrij  spoedig  bleek  de  wenschelijkheid  van  een  afzonderlijken  zwaren  leikabel,  terwijl  ten  
 slotte  de  intense  waterbeweging  nä  de  opening  van  de  Bergsche  Maas  den  tweeden  leikabel het  
 aanzien  heeft  geschonken. 
 Aan  de  zuidzijde  der  rivier  zijn  een  zomerveerstoep  en  een  winterveerstoep  aangebracht,  
 de  laatste  aan  het  einde  van  het  veerslop;  aan  den  noorderoever  zijn  eveneens  die  twee  afzon-  
 derlijke  aanlegstoepen  aanwezig,  doch  met  dit  verSchil,  dat  de  winterveerstoep  tevens  als  
 zomerveerstoep  kan  dienst  doen.  Bij  den  aanleg  van  dit  veer  zijn  de  zomerstoepen  loodrecht  op  
 de  rivier  gelegd  en  de  winterstoepen  schuin  benedenwaarts  afwijzend,  westwaarts  van  de  zomerstoepen, 
   met  het  doel  om  tijdens  ze e r . hooge  rivierstanden  over  de  uiterwaard  Keen  te  gieren.  
 In  verband  hiermede  lag  ook  het  veerslop  aan  de  benedenzijde  van  den veerweg.  Toen  evenwel  
 een  afzonderlijke  leikabel  was  aangebracht  en  dientengevolge  van  het  overgieren  moest  worden  
 afgezien,  zijn  de  winterstoepen  verlegd  loodrecht  op de  rivier  en wel —   in verband met  de  richting  
 der  toegangswegen  —   bovenwaarts  van  de  zomerstoepen;  ook  het  veerslop  is  toen  längs  de  
 bovenzijde  van  den  veerweg  gebracht.  De  groote  stroomsnelheden,  die  na  de  opening  van  de  
 Bergsche  Maas  in  de  rivier  optraden,  noopten  voorts  tot  eene  nadere  wijziging  van  den  noorde-  
 lijken  winterstoep,  zoodanig  dat  die  ook  desnoods  als  zomerstoep  zou  kunnen  dienst  doen,  
 omdat  de  ervaring  had  geleerd,  dat  reeds  bij  rivierstanden  beneden  het  peil  van  het  winterbed  
 zoodanige  stroomsnelheden  optraden,  dat  de  veerkabels  opdreven  en  gevaar  voor de  doorgaande  
 scheepvaart  boden.  Zooais  de  situatie,  fig.  15  doet  zien,  kan  de  pont  bij  den  gewijzigden  noor-  
 delijken  winterveerstoep  beschut  achter  den  zomerstoep  worden  gelegd  buiten  den  stroom  in  de  
 rivier,  zoodat  de  pont  dan  niet  meer  in  de  kabels  hangt  en  deze  zieh,  ook  wegens  de  grootere  
 vrije  lengte,  evenals  in  gewone  gevallen  op  den  bodem  der  rivier  kunnen  leggen.  In  den  regel  
 wordt  derhalve  gevaren  van  zomerstoep  op  zomerstoep,  bij  groote  stroomsnelheden  in  de  rivier  
 en  nog  niet  ondergeloopen  veerweg  van  den  zuidelijken  zomerstoep  op  den  noordelijken  winterstoep, 
   en  bij  zeer  hooge  rivierstanden  van  winterstoep  op  winterstoep;  bij  het  in  de  tweede  
 plaats  genoemde  geval  moet  de  pont  in  rust  steeds  aan  de  noordzijde  der  rivier  liggen,  doch  
 ook  onder  gewone  omstandigheden  is  zulks  in  verband  met  de  plaats  der  na  te  noemen  dienst-  
 gebouwen,  in  den  regel  het  geval.  A l  de  veerstoepen  hellen  onder  10  op  1  en  hebben  eene  
 grindverharding,  evenals  de  veerweg  door  het  winterbed;  de  toegangswegen  tot  de  stoepen  en  
 de  veerweg  zijn  met  keien  bestraat.  Voor  de  peilen  en  de  afmetingen  der  grondwerken  zij  naar  
 de  situatie  fig;  15  verwezen. 
 De  overzetmiddelen  bestaan,  voor  de  veren  te  D ro n g e len   en  C a p e lle   te  zamen,  uit  drie  
 stoomkabelponten,  waarvan  er  beurtelings  eene  in  reserve  ligt,  benevens  voor  elk  veer  uit  drie  
 roeibooten,  waarvan  eene  met  zeilvermogen  en  de  beide  andere  met  afneembare  ijsschenen.  De  
 drie  stoomkabelponten  zijn,  hoewel  verschillend  van  afmetingen,  volgens  hetzelfde  type  gebouwd;  
 nochtans  vertoonen  zij  ten  aanzien  van  enkele  niet  onbelangrijke  onderdeelen  niet  dezelfde  
 constructie,  zooals  uit  het  volgende  zal  blijken. 
 Het  veer  te  C a p e lle   kwam  het  eerst  in  dienst  en  bij  wijze  van  proef  werd  daar  eene 
 Fig.  15.  S i t u a t i e   v a n   h e t   D r o n g e l e n s c h e   v e e r . 
 handkabelpont  in  de  vaart  gebracht,  die  op  drukke  uren  en  op  marktdagen  door  eene  langszij  
 liggende  stoomsloep  werd  overgesleept.  Dit  systeem  voldeed  echter  geenszins,  voornamelijk  
 wegens  het  bij  Sterken  wind  hevig  tegen  elkander  botsen  van  de  vaartuigen.  Toen  dan  ook  de