te ledigen, zoodat daarop meer of minder groote stroomsnelheden waren te verwachten en het
derhalve een eisch was de afmetingen van het dwarsprofiel zoodanig te bepalen, dat die snel-
heden geen ongewenschte uitschuringen, noch belemmeringen voor de scheepvaart te weeg zouden
brengen. Op grond van eene ingestelde berekening naar de te verwachten stroomsnelheden is de
bodemsbreedte bepaald op 100 M. Uit den aard der zaak vormde die berekening slechts eene
benadering, omdat ten aanzien van verschillende gegevens. slechts op benaderde waarden of
onderstellingen kon worden te werk gegaan, zooals omirent den vorm der toekomstige normale
getijlijn in den zuidelijken mond van het kanaal, het verhäng waaronder zieh het bassin Well-
Andel vult en de veelvuldigheid. van het samentreffen, van normale afvoeren van de Boven Maas
met normale getijden in den Amer. Uit den aard der zaak treden de grootste stroomsnelheden
in het Heusdensch kanaal op tijdens den vloed bij een samentreffen van zeer kleine Maasafvoeren
met stormvloeden uit den Amer. Dergelijke verschijnselen zijn echter van korten duur en boven-
dien is de vaart bij stormvloed beperkt, doch om tegen mogelijke teleurstellingen te zijn gewa-
F ig . i-2. N o rm a a l d w a r s p r o f i e l v a n h e t H e u s d e n s c h k a n a a l .
pend is het kanaal van vloedbermen voorzien, waardoor bij hooge vloeden een ruim profiel
wordt gewaarborgd en waardoor tevens eene eventueel gewenschte kanaalverruiming op eenvoudige
wijze is tot stand te brengen.
De bodemsdiepte bedraagt 1.74 M. ■ N.A.P. overeenkomende met de aansluitende diepte
in de nieuwe rivier, tèrwijl de scheepvaartgeul, breed 40 M. bij eene diepte van 2.50 M. ~ N.A.P.
vôdr H eu sd en , op dezelfde afmetingen volgens de as van het kanaal is doorgetrokken tot in
het afgesloten Maasvak bij Wijk. De kanaalboorden vertoonen eene helling van 5 op 1 aan de
bolle oevers en van 3 op 1 aan de holle oevers. Het kanaal is lang 2400 M. Het normale dwars-
profiel is voorgesteld in fig. 12.
D E U IT G E V O ER D E WERKEN.
Bij de uitvoering is de westelijke oever van het bestaande kanaal zuinigheidshalve zooveel
mogelijk aangehouden, zoodat de uitgevoerde werken in hoofdzaak bestonden in het afgraven
•van -den oostelijken oever en het verdiepen van het aldus verbreede kanaal. Als gevolg hiervan
is de kanaalas niet recht, maar bestaat zij uit twee tegengesteld gerichte bochten, welke onge-
veer op het midden der lengte in elkander overgaan. Werd in de vakken der nieuwe rivier die
nä 1889 in uitvoering zijn gekomen, eene vernauwing der bedding in de buigpunten volgens de
theorie van F A R G U E toegepast, voor het Heusdensch kanaal, ofschdon geheel het karakter van
een rivierarm dragende, is daarvan afgezien, omdat de bodemsbreedte van ioö M. slechts als"
eene minimummaat werd beschouwd, welke zoodra de ervaring uitspraak zou hebben gedaan,
zoo noodig zou zijn te wijzigen.
Wegens de na te melden moeielijkheden, ondervonden bij de onteigening der benoodigde
gronden, is de noordelijke monding van het kanaal tijdens de uitvoering der werken over korten
afstand oostwaarts verplaatst en zijn tevens de vloedbermen noordwaarts van het Aalburgsche
veer, d. i. over ongeveer 600 M. lengte, vervallen. Door de oostwaartsche opschuiving der noordelijke
monding kwam deze ongeveer haaksch op het afgesloten Maasvak te liggen, terwijl aan-
vankelijk eene westwaartsche afbuiging was ontworpen, omdat de waterbeweging grootendeels en
de scheepvaartbeweging nagenoeg uitsluitend in de richting van en naar A n d e l plaats heeft. Om aan
het gemis der vloedbermen bij hooge waterstanden tegemoet te komen is het kanaal benoorden het
Aalburgsche veer geleidelijk verbreed en zijn daar de taluds onder eene helling van 2 op 1 opgezet.
De zuidelijke kanaalmond viel ten deele in het eerst bij de opening van den Maasmond
door te steken .vak van den Aalburgschen dijk, zoodat die monding tijdens de verruiming van
het kanaal niet volledig kon worden afgewerkt. Aanvankelijk ontworpen ongeveer loodrecht op
de richting der nieuwe rivier, zijn aan die monding bij de opening van den Maasmond in 1904
bij wijze van proef twee armen gegeven, de eene bovenwaarts afbuigende en de andere beneden-
waarts, met behoud van een driehoekig eilandje tusschen beide armen in. Het bleek evenwel-
spoedig dat deze toestand bezwaar opleverde voor het behoud eener behoorlijke vaardiepte,
zoodat l-eeds in het voorjaar van 19 0 7 de oostelijke arm wederom werd afgedamd.
Teneinde het genoemde vak van den Aalburgschen dijk voor de opening van den Maasmond
niet in gevaar te brengen is het baggerwerk tijdens de kanaalverbreeding niet verder voortgezet
dan tot 50 M. uit den teen van den dijk en is de tegenoverliggende oever op het eiland van
N ed e rh em e r t zoodanig afgegraven, dat een voldoende groot doorstroomingsprofiel werd verklagen
om eene schadelijke verdieping längs den dijk b ij. de geregelde vulling en lediging van
het leeds voltooide riviervak Heusden— Heleind te voorkomen.
Ter plaatse van de overbrugging is de kanaalbodem, in verband met de bezinking om de
pijlers, over 75 M. lengte en over de volle breedte tot 3.14 M. N.A.P. uitgebaggerd, welke
verdieping onder hellingen van 25 op 1 met het normale kanaalprofiel in aansluiting is gebracht.
De bewerking der vloedbermen bestond in hoofdzaak in het egaliseeren van de zeer door
greppels en slooten doorsneden, op vele plaatsen onbegaanbare terreinen, benevens in het siechten
der zomerkaden op het eiland van N ed e rh em e r t. De westelijke kanaalberm, hoog 1.86 M. -f-
N.A.P., met eene opdracht van 200 op 1 naar den Aalburgschen dijk toe, is 150 M. breed
en loopt op 800 M. benoorden de overbrugging geleidelijk te niet. De oostelijke berm is 0.50 M.
lager en reikt bij eene constante breedte van 40 M. ongeveer 400 M. verder noordelijk, doch
loopt dan, in verband met de bovenvermelde'oorstwaartsche omzwaaiing van den noordelijken
kanaalmond, op zijne beurt te niet. Aan de landzijde wordt deze berm begrensd door de ver