Hoofdstuk X I . Bekadmgen.
Transport. .
Bestek N°. 98, dienst 1905, wegens het verhoogen en ver-
/ 27, 589.—^
„ 68, 117.78
zwaren van kaden längs de Donge en eenige van hare takken .
Bestek N°. 242, dienst 1905, wegens het verhoogen en
verzwaren van eene kade längs de Donge en den Am e r .............
Bestek N°. 94, dienst 1906, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs het Ramgat, de Donge en eenige
van hare takken • * ..................................
Bestek N°. 156, dienst 1906, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs de Donge.................................................
Bestek N°. 212, dienst 1906, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs de Donge en een gedeelte van de
Melkhaven.......................................................................................................
Bestek N°. 76, dienst 1907, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs het noordelijk deel der Melkhaven . f 5,736
Grondaankoop....................................... ................................................... » I ,75°
Bestek N°. 87, dienst 1907, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs den Amer en de Donge ............
Bestek N°. 223, dienst 1907, wegens het verhoogen en
verzwaren van kaden längs de Donge, de Oosterhoutsche haven
en de haven van Statendam (in uitvoering)............. ........................
T e zamen.
„ 60,617.54
„ 11, 152.09
„ 34,153.78s
/ 232,937.30
BEKADINGEN AAN DE NOORDZIJDE VAN DE NIEUWE RIVIER EN DEN AMER.
13,742.98
3,965. 121.
7,4f i .—
0,113.--- .
Behalve het aauleggen van nieuwe en het verhoogen en verzwaren van bestaande heiadin-
gen längs den Amer tot voorbij D r im m e len , vloeide uit de Maasmondwet voor het Rijk de
verplichting voort, om, wanneer zulks noodig mocht blijken, te zorgen voor het door stoom-
bemaling op peil houden van de gronden längs die rivier. Deze niet heel scherp omlijnde verplichting
zou voor het Rijk tot ver-strekkende financieele gevolgen hebben kunnen leiden,
aangezien de killen van het Bergsche Veld in ’t algemeen door aanslibbing voortdurend in profiel
achteruit gaan en 'de nätuurlijke loozing van de aangelegen polders, in verband daarmede,
ongeacht den invloed van rivierwerken, in minder günstige omstandigheden komt. De Minister
meende dan ook, toen het tijdstip van de opening van den Maasmond naderde, niet onbeproefd
te mögen laten om de bedoelde Rijksverplichting in een scherper omlijnden vorm te gieten en
trad daaromtrent met Gedeputeerde Staten van N o o rd -B rab an t in overleg.
Ten aanzien van de vraag tot hoever de Amer moet geacht worden zieh bovenwaarts uit
te strekken, ontstond daarbij verschil van gevoelen. Na langdurige gedachtenwisseling is door
Gedeputeerde Staten het standpunt der Regeering als juist erkend, dat de Amer met kan ge-
rekend worden zieh nog boven de uitmonding der Donge uit te' strekken en dat alzoo het maken
van bekadingen aan de noordzijde van het Oude Maasje boven het Spijkerboor niet tot de uit
de Maasmondwet voortvloeiende Rijksverplichtingen behoort. Intusschen was aan de hand der
nota van den hoofdingenieur ROSE , dd. 8 Juni 1880, de grondslag van het met belanghebbenden
gepleegde overleg, een ander standpunt te verklären, speciaal uit, de, bij de opsomming der
uit te voeren werken voorkomende zinsnede, luidende: „2°. de aan deze nieuwe rivier sluitende
„verbetering van den Amer van het Keizerveer tot de vereeniging met de Nieuwe Merwede.. . ” ,
en voorts was bij herhaald onderzoek van de bezwaren, door belanghebbenden bij de Staten
van N o o rd B r a b a n t ingebracht tegen de plannen der Regeering gebleken, dat de billijkheid
vorderde om ook eenige maatregelen te nemen tegen eventueele benadeeling der belangen,
zoowel van de eigenaren der landen benoorden het Oude Maasje tusschen K e iz e r s v e e r en
S p ijk e r b o o r , als van de eigenaren der Biesbosch landen. De Minister vond des te meer
aanleiding tot eene concessie in die richting, toen hem bleek dat van de zijde der provincie
daartegenover de bereidverklaring in uitzicht stond om afstand te doen van het recht op
bemaling — wanneer zulks noodig mocht blijken -H vo o r de gronden längs den Amer. Op dien
grondslag is toen een vergelijk tot stand gekomen, waarbij eenerzijds de Regeering de toezeg-
oing deed, dat de na te noemen werken zouden worden gemaakt, terwijl de provincie
No o rd B r a b a n t harerzijds het subsidiebesluit van 15 Juli 1880, gewijzigd dd. 4 Juli 1883,
andermaal zou wijzigen, in dien zin, dat van het recht op eventueele bemaling van de
gronden benoorden den Amer zou worden afgezien. De door de Regeering toegezegde
werken waren:
i°. aanleg van eene doorgaande kade, hoog- 3-35 M. -j- N .A .P ., aanvangende aan den
westelijken dam van de Noorderhaven van het stoompontveer te K e iz e r s v e e r en van daar
doorloopende tot het Steurgat of Spijkerboor, längs den oostelijken oever van het Steurgat tot
de Aakvlaai en aansluitende tegen de bekading van den Allardspolder;
2°. Verhooging van de tusschen K e iz e r s v e e r en het westelijke uiteinde van den noorder-
bandijk längs de nieuwe rivier gelegen kade van den Peereboompolder, tot het genoemde peil
van 3.35 M. -j- N .A .P .;
30. Aanleg van eene kade als sub 1° bedoeld, aansluitende aan de Lepelaar, längs den
westelijken oever van het Spijkerboor, over het Onderplaatje doorloopende tot voorbij Drim m
e len , tusschen de normaliseeringswerken van den Amer en den rechteroever;
40. Aanleg van eene kade als sub i° bedoeld, aanvangende op de Toontjes Plaat, tegen-
over het benedeneinde van de kade sub 2 genoemd, tot het Gat van den Binnen Nieuwen Steek,
aansluitende tegen de bekading van den polder Honderd en Dertig, met openlating van het
Noordergat van de Plomp en het Gat van de Kerksloot; terwijl, wanneer zulks noodig mocht
blijken, de strekdam tegenover D r im m e len , met gebruikmaking van reeds bestaande leidammen,
zou worden verlengd tot aan het Gat van den Binnen Nieuwen Steek, met eene voldoende
o-elegenheid tot doorvaart aan het begin dier verlenging, teneinde de laagwaterstanden in dat
deel van den Biesbosch te doen beheerschen door de ebbestanden in het Gat van den Binnen
Nieuwen Steek.
Voorts werd door de Regeering toegezegd, dat indien mocht blijken, dat tengevolge van de