waarvan een stel ijzeren waaier-vlotdeuren is aangebracht en die eene schutkolk insluiten, welke
ter weerszijden wordt begrensd door aarden beloopen.
De hoofdafmetingen zijn als volgt:
Sluiswijdte in den d a g , ................................................................... 13 M.
• Lengte van de schutkolk. ............................................................ i 10 «
Schutlengte.......................................................... 120 „
Wijdte van de. schutkolk in den bodem -............. . . . . 20 „
Diepte siagdTempel Maashoofd..........................................................2.. 89 „ -7- N.A.P.
„ „ Waalhoofd.................................................... • 2 .14 „ -r- >,
De diepteligging van de slagdrempels is bepaald naar eene waterdiepte van 2.10 M. beneden
de laagste ebbestanden, welke in den nieuwen toestand aan beide zijden van den afsluitdijk
werden Verwacht. Een diepgang van 2 M. kan namelijk voor de, de Maäs bevarende- schepen
als ruim worden aangenomen. Bij het vaststellen van de sluiswijdte is zoowel gelet op de
breede raderstoombooten, die op de Maas in de vaärt zijn, als op de afmetingen van
sommige-borlogsvaartuigen, voor welke de sluis toegankelijk moet zijn. De schutlengte, aanvan-
kelijk ontworpen op 90'M., verkreeg tengevolge van een in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
geopperden wensch, eene zooveel grootere maat, gelijk aan-die van de schutsluizen van het
Merwedekanaal.
De schutsluis ligt tusschen twee rivieren in, die elk voor zieh aan eb en vloed onderhevig
zijn ,._zoodat het hooge water in den regel bij elk getijde afwisselend aan beide zijden optreedt;
tussehentijds wordt het verschil in peil boven en beneden de sluis nul en is het bovendien
gedurende korteren of längeren tijd zöd klein, dat de sluis kan openstaan en de scheepvaart
derhalve niet aan eene schutting is onderworpen. Tijdens groote afvoeren van de Waal of van
de Maas en daarmede gepaard gaande hooge waterstanden op eene dier rivieren, keert de sluis
gedurende eene zekere periode permanent naar eene zijde’ en het waterverschil kan daarbij groot
zijn. De sluis moet ten allen tijde gelegenheid geven tot schütten - van een schutpeil kan derhalve
geen sprake zijn. De sluis moet eene voormaals vrije riviervaart bedienen, zoodat veelal onder-
scheidene vaartuigen, waaronder passagiersbooten en lange sleeptreinen, ongeveer gelijktijdig in
de voorhavens aankomen en dan zoo spoedig mogelijk moeten worden doorgeschut. Hoewel de
voorhavens door hooge leidammen zijn ingesloten en de lange remmingwerken aldaar ruimschoots
gelegenheid tot vastmeren bieden,. liggen wachtende vaartuigen hier toch meer- blootgesteld dan
in een kanaal. In verband met een en ander zijn aan de schutkolk de bovengenoemde ruime
afmetingen gegeven, waarmede echter zuinigheidshalve de toepassing van aarden beloopen, in
plaats van schutkolkmuren samenhing, twee redenen, waarom de hoeveelheid schutwater betrek-
kelijk groot is. Heeft dit waterverbruik uit den aard der zaalc geen bezwaar waar het de
scheiding betreft van twee rivieren, de invloed, welken die groote hoeveelheid heeft op den
duur van eene schutting, wordt daardoor niet ontgaan. Ten einde nu toch eene snelle schutting
mogelijk te maken, zijn in de sluishoofden zeer ruime riolen aangebracht en is het gebruikelijke
dubbele stel puntdeuren in elk hoofd vervangen door een stel waaierdeuren, aan welk type van
pH
I