
 
        
         
		günstige  omstandigheden.  De  bekadingen  reikten,  vöör  de  als  uitvloeisel  van  den nieuwen Maasmond  
 van  Rijkswege  aangebrachte  verhoogingen,  niet  tot  het  peil  der  hooge  zomervloeden,  
 zoodat  inundatie  herhaaldelijk  voorkwam,  terwijl  bovendien  in  de meeste polders geregeld winter-  
 bevloeiing  wordt  toegepast, 
 Vroeger  behoord  hebbende  tot  de  Groöte  Zuid-Hollandsche  waard  en  in  14.21  met deze ten  
 deele  verdronken,  zijn  de  Dongeianden  in  den  loop  der  eeuwen  broksgewijze  wederom  ingepol-  
 derd,  waarbij  herhaaldelijk  bijzondere  bijkörnende  omstandigheden  het  tijdstip  der  bekading  
 bepaalden.  Vandaar  dat  die  polders  ten  aanzien  van  peil,  bekading,  grootte  en  vorm  eene  
 levendige  verscheidenheid  vertoonen  en  dat  elke  eigenaar met de afwatering,  de waterverversching  
 en  de  bevloeiing  naar  eigen  inzicht  te  werk  gaat  en  moet  gaan,  zonder zieh om de naast gelegen  
 gronden  te  bekommeren.  Die  toestand  van  onafhankelijkheid  moest  bij  de  uit  te  voeren  Maasmondwerken  
 worden  geeerbiedigd. 
 Een  gevolg  hiervan  was,  dat  het  plan  der  groepenbemaling,  volgens  nota  D ,  met verschil-  
 lende  waterleidingen-  en  kunstwerken  moest  worden  uitgebreid,  zoodanig  dat  feitelijk  voor  elke  
 pöldergroep  een  evenwijdig  met  de  Donge  loopend  en  met  geen  der  polders  in  open  gemeen-  
 schap  staand  afwateringskanaäl.  zou  zijn  te  vormen.  Wegens  de  hooge  kosten  van  het  aldus  
 opgevatte  plan  werd  naar  eene  andere  oplossing  uitgezien.  Daartoe  kwam  in  de  eerste  plaats in  
 aanmerking  de  verlegging  van  den  mond  der  Donge  naar  het  Gat  van  den  Ham,  zijnde  een Op  
 den  Amer  laag  genoeg  gelegen  punt  om  voor  verhooging  van  ebbestanden  voor  de  sluizen  der  
 läge  Dongepolders  te  zijn  gewaarborgd,  met  welke  verlegging  uit  den  aard der zaak de afsluiting  
 van  den  bestaanden  mond  der  Donge  en  de  bouw  van  eene  schutsluis  tot  behoud  der  scheep-  
 vaartgemeenschap  gepaard  zouden  gaan.  De  bedoelde  verlegging  is  uitvoerig  onderzocht  yölgens  
 twee  richtingen,  waarvan  de  eene  zieh  zoo  na  mogelijk  tegen  den  zuideroever  van  den  Amer  
 aansluit  en  de  andere,  uitgaande  van  de  Donge  nabij  de  suikerfabriek  „Statendam” ,  dwars  door  
 den  Emiliapolder  loopt,  met  kruising  van  den  spoorweg  G e e r t ru id e n b e r g— L a g e   Zw a luw e ;  
 doch  00k  voor  deze  oplossingen  van  het  vraagstuk  wezen  de  ramingen  van  kosten  zeer  hooge  
 eindbedrageii  aan,  terwijl  uit  het  gehouden  overleg  bleek  dat  de  betrokken  streek  met  deze  
 werken  evenmin  als  met  die  volgens  de  uitgebreide  nota  D  was  ingenomen,  aangezien  zieh  tel-  
 kens  onderscheidene  belanghebbenden,  hetzij  in  den  waterstaatstoestand,  hetzij  in  de  gemeen-  
 schap  te  land  of  te  water  benadeeld  achtten.  Hoewel  zulks  nu  bij  de uitvoering van omvangrijke  
 openbare  werken  nagenoeg  altijd  het  geval  is ,  aangezien  eene  ingrijpende  verandering  van  een  
 bestaanden  toestand  nu  eenmaal  niet  voor  alle  betrokken  belangen  tevens  eene  verbetering  kan  
 zijn,  trad  toch  bij  overweging  van  d e . geopperde  bezwaren  en  van  de  eischen  der  schatkist  
 een  ander  denkbeeid  meer  op  den  voorgrond,  volgens  hetwelk  elke  polder  of  elk  sluisgebied  
 voor  zieh  in  het  genot  van  berrialing  zou  kunnen  worden  gesteld,  zonder  dat  in  eenige  verhou-  
 ding  van  afwatering,  irrigatie  of  verkeer  der  betrokken  streek  zou  worden ingegrepen; dat denkbeeid  
 beoogde  namelijk  voor  elken  polder  naast  de  uitwateringssluis  eene  electrisch  gedreven  
 pomp  op  te  stellen  en  de  door  al  die  gemalen  te  zamen  benoodigde  energie  in  een  centraal-  
 station  op  te  wekken  en  längs  een  leidingnet  over  te  brengen. 
 Ten  einde  omtrent  de  uitvoerbaarheid  van  dit  denkbeeid,  waarvan  nog  geen  toepassing  
 bestond,  voornamelijk  uit  een  oogpunt  van  bedrijfszekerheid  enkele  bij  uitstek  deskundigen  op 
 het  gebied  der  electrische  krachtsoverbrenging  te  raädplegen,  werd  door  de  Ingenieurs  van  den  
 Waterstaat-  C.  A.  Jolles  en  A .  A .  H.  W.  K önig  in  het  voorjaar  van  1894  eene  reis  naar  
 D u it s c h la n d   en  Z w its e r la n d   gemaakt,  waarop 00k  eenige  bestaande  krachtsinstallatie’s werden  
 bezocht.  Het  resultaat  van  de  gehouden  besprekingen was günstig en de gedetailleerde  uitwerking  
 van  het  ontwerp  toonde  bovendien  aan,  dat  de  fmancieele  gevolgen  van  den  aanleg  en  de  
 exploitatie  der  electrische  bemalingsinrichting  voor  het  Rijk  aanmerkelijk  lager  zouden  zijn  dan  
 die  van  de  andere  geschetste  oplossingen.  Toen  uit  een  met  Gedeputeerde  Staten  van  N o o rd-  
 B r a b a n t  gehouden  overleg  bleek,  dat  00k  de  belanghebbenden  met  het  electrische  plan  waren  
 ingenomen,  werd  tot  de  uitvoering  daarvan  besloten.  In  de  installatie  werden  eenvoudig-  
 heidshalve  tevens  opgenomen  de  polders  längs  de  zuidzijde  van  den  Amer  tot  voorbij  Drim-  
 m e len ,  daarentegen  werden  de  open  landen  längs  de  ’s Gravemoersche  vaart  buiten  be-  
 schouwing  gelaten. 
 -  De  bemalen  polders  omvatten  3741  H.A. 
 B L E E K -   E N   O OSTKIL. 
 In  nota  C  van  de  bij  brief  van  25  Februari  1885  door  den  Minister  aan  de Tweede Karner  
 der  Staten-Generaal  gezonden  toelichtingen  was  omschreven  op  welke  wijze  zoo  noodig  zou  
 kunnen  worden  voorzien  in  de  afwatering  van  de  op  de  Bleek-  en  Oostkil  loozende  streek.  
 Daartoe  zou  die  kil  door  afsluiting  en  bekading  tot  een  voorboezem  worden  vervormd,  
 die  gtngeveer  20  H.A.  groot,  vermoedelijk  voldoende  bergruimte  zou  bieden  om  de  vrije  loozing  
 van  het  land  van  Altena  te  verzekeren •  zoo  noodig  zou  die  voorboezem  echter bovendien worden  
 bemalen'.  Met  het  00g  op  de  ondiepten,  welke  zieh  in  de  monding  van  de  Bleek-  en  Oostkil  
 en  in  het  Spijkerboor  hadden  gevormd  en  op  de  te  verwachten  aangroeiing  van  die  platen  
 naarmate  het  Bergsche  veld  verder  zou  aanslibben,  waren  de  uitwateringssluizen  voor  den  
 te  vormen-boezem  ontworpen  aan  de  rechteroever  van  het  - Oude  Maasje,  en  met  een  
 door  den  Steen  van  Kloosteroord  te  graven  kanaal  met  de  Bleek-  en  Oostkil  in  verbinding  
 gebrächt. 
 Toen  eenige  jaren  later  was  vastgesteld  dat  voor  de  afwatering  van  de  Bleek  en  Oostkil  
 bij  groote  Maasafvoeren  inderdaad  voorzieningen  zouden  zijn  te  treffen,  is  uitvoerig  onderzocht  
 of  de  daartoe  uit  te  voeren  werken  wellicht  voordeelig  zouden  kunnen  worden  gecombineerd  
 met  de  verplichtingen,  welke  ten  behoeve  van  de  gronden  ten  noorden  van  den  Amer voor  het  
 Rijk  uit  de  Maasmondwet  zouden  kunnen  voortspruiten.  Uitgaande  van  het  feit  dat  de  Bleeken  
 Oostkil,  in  tegenstelling  met  de  overige  killen  van  het  Bergsche  veld,  ten  eeuwigen  dage  
 in  stand  zal  moeten  blijven  omdat  zij  tevens  dient  vöor  de  waterloozing  van  het  land  van  
 Altena,  is  toen  een  ontwerp  opgemaakt,  volgens  hetwelk  de  nieuwe Maasmonding van K e iz e r s -   
 v e e r   tot  nabij  de  Elftplaat  längs  de  noordzijde  zou  worden  bekaad  en  de  Bleek-  en  Oostkil  
 längs  den  binnenteen  van  die  kade  door  een  open  kanaal  zou  worden  verlengd.  Door  eene  
 tusschen  Jannezand  en  de  Lepelaar  te  vormen  waterkeering,  waarin  eene  opening  voor  de  
 scheepvaart,  zouden  de  Bakkerskil  en  de  Oostkil  worden  gescheiden,  zoodat  de  waterbeweging