
 
        
         
		Op  de  kruin  van  de  kade  in  den  Rossumschen  overlaat  werd  een  nieuwe  grindweg  gelegd,  
 terwijl  overigens  de  beloopen  en  de  kruin  van  elke  kade  op  nieuw  van  basaltglooiing  werden  
 voorzien.  Wijders  kon  in  1888  van  Rijkswege  niets  tot  beteugeling  der  Heerewaardensche  over-  
 laten  worden  gedaan,  aangezien  het  met  den  buitenpolder van Heerewaarden  en  de  Gedeputeerde  
 Staten  van  G e ld e r la n d   geopende  overleg  nog  niet  tot  eene  uitkomst  had  geleid. 
 Niet  zoodra  was  evenwel  de  vereischte  vergunning  tot  het  leggen  van  een  dijk  door  de  
 overlaten  door  de  Regeering  aanvaard,  of  de  onteigeningsbescheiden  werden  in  de  betrokken  
 gemeenten  ter  visie  gelegd,  ten  einde  ingevolge  art.  62  der  wet  van  28  Augustus  1851  (Staatsblad  
 N°.  125)  de  beschikking  over  de  benoodigde  terreinen  te  erlangen.  Bij  die  onteigening  
 werden  evenwel  niet  te  ontwijken  vertragingen  ondervonden,  zoodat  bijzondere  maatregelen  en  
 eene  groote  voortvarendheid  noodig  waren  om  den,  in  de  vergunning  van  het  polderbestuur van  
 Heerewaarden  genoemden,  termijn  van  1  November  1890  voor  de  voltooiing  van  den  beteugelingsdijk  
 tot  het  peil  van  7.50  M. +  A.P.  te  S t .-A n d r ie s   niet  te  overschrijtfen. 
 De  beteugelingsdijk  werd  in  hoofdzaak  gelegd  volgens  het  tracé  van  den  later  öp  te werpen  
 afsluitdijk ;  daarbij  werden  de  bestaande  kaden  längs  den  Waaloever  niet  gevolgd,  doch  werd  
 eene  nieuwe  richting  gekozen,  verder  van  de  rivier  verwijderd.  In  de'eerste  plaats'  zou,  door  
 de  kaden  te  volgen,  het  winterbed  van  de  Waal  ter  plaatse  zeer  zijn  vemauwd  en  Zöu  e fm   
 eventueel  noodige  nadere  normaliseering  van  de  Waal  aan  nauwe  banden  zijn  gelegd,  vooral  
 in  het  vak  tusschen  den  Korenmolen  en  het  Oude  fort  St.-Andries,  alwaar  de  rechter-Waaldijk  
 schaardijk  is ;  van  den  Korenmolen  tot  Bato’s  erf  zou  de  afsluitdijk  bovendien  z e lf . schaardijk  
 zijn  geworden.  Voorts  was  uit  de  opgemaakte  ramingen  van  kosten  gebleken,  dat  het  voor-  
 deeliger  zou  zijn  een  geheel  nieuwen  dijk  te  leggen,  zoowel  omdat  de  omstandigheden  voor  de  
 aardhaling  en  het  grondvervoer  daarbij  günstiger  waren,  als  omdat  de  opruiming  van  de  aan  of  
 op  die  kaden  staande  gebouwen,  waaronder  vier  steenovens  en  een  molen,  daarbij  kon  worden  
 ontgaan.  Het  tracé  van  den  dijk  blijkt  uit  fig.  63,  waarin  de  situatie  van  het  terrein  der  Heei e-  
 waardensche  overlaten,  na  de  afsluiting  in  1904  is  voorgesteld. 
 Het  bovenste  één  derde  gedeelte  van  den  in  1890 aangelegden  4500 M.  langen beteugelingsdijk  
 had  eene  kruinsbreedte  van  2  M.,  met  ee-n  beloop  aan  de  Waalzijde  van  2\  op  1  en  aan  
 de  Maaszijde  van  3^  op  1.  Het  beloop  aan  de  Waalzijde  ter  breedte  van  1  M.,  de  kruin,  
 het  beloop  aan  de  Maaszijde  en  eene  strook  op  maaiveldshoogte,  breed  3  M.  längs  den  teen  
 aan  deze  zijde,  waren  met  eene  bekleeding  van  zetsteen  verdedigd.  Wat  de  overige  3000  M.  
 lengte  aangaat,  heeft  de  dijk  eene  kruinsbreedte  van  6  M.  verkregen,  een  Waalbeloop  van  
 2 1   op  1  en  een  Maasbeloöp  van  7  op  1.  Aangezien  dit  gedeelte  van  den  dijk  tijdig  was  vol-  
 tooid  om  nog  voor  den  winter  eenige  vastheid  te  kunnen  verkrijgen,  werden-de  kruin  en  de  
 beloopen  slechts  van  winterkrammat  voorzien,  nadat  eerst  op  het  Maasbeloop  eene  bekleeding  
 van  zuivere  klei,  dik  1.30  M.,  was  aangebracht.  De  afgesneden  verkeerswegen  werden  door  
 middel  van  opritten  over  den  dijk  heengevoerd,  terwijl  overigens  ter  voorziening  in  de gemeen-  
 schap  längs  den  dijk  landwegen  zijn  aangelegd.  Over  het  grootste  gedeelte  der  lengte  werd  
 op  de  kruin  een  grindweg  aangebracht. 
 Voor  de  afwatering  van  het  aan  de  Waalzijde  overblijvende  deel  van  den  polder  Heerewaarden  
 werden  twee  steenen  duikers  gebouwd;  de  eene,  wijd  0.80  M.  is  voorzien  van  wachtdeur  
 en  schuif  en  ligt  in  den  Huisschen  dijk,  de  andere,  eveneens  wijd  0.80  M.,  is  alleen  
 voorzien  van  eene  wachtdeur  en  ligt  in  de  Waalkade  tusschen  den Huisschen  dijk  en  den Molen-  
 dijk.  De  duikers  zijn  door  de  noodige waterleidingen met de polderslooten in verbinding gebracht. 
 Door  den  ijsgang,  welke  in  den  aanvang  van  1891  voor  kwam  en  door  den  daaruit  gevolg-  
 den  overloop  van  den  beteugelingsdijk  werd  deze,  in  weerwil  van  de  aangewende  pogingen  tot  
 verdediging,  in  het  laatst  van  Januari  en  het  begin  van  Februari  ernstig  beschadigd.  Na  het  
 wegvallen  van  het  water  was  het  uit  den  aard  der  zaak  het  eerste  werk  de  in  den  dijk  ge- 
 F ig .  63.  D e   H e e r e w a a r d e n s c h e   o v e r l a t e n .   S i t u a t i e   v a n   d e n   a f s l u i t d i j k . 
 stroomde  gaten  te  dichten  en  de  beschadigde  beloopen,  voor  zoover  zulks  onmiddellijk  noodig  
 was  te  hersteilen.  Intusschen  was  dit  niet  völdoende  en  bleef  alsnog  de  noodzakelijkheid  be-  
 staan  den  beteugelingsdijk  in  het  werkseizoen  van  het  jaar  1891  op  nieuw  op  behoorlijke afme-  
 tingen  te  brengen  en  hem  naar  de  opgedane  ervaring  te  verzwaren  en  te  verdedigen.  Daarbij  
 werd  het  Maasbeloop  van  het  1200  M.  lange  benedendijksvak,  gelegen  tusschen  het  oude  fort  
 St.-Andries  en  den  oprit  aan  de  Langestraat,  welk  vak  door  den  overloop  het  meeste  had  ge-  
 leden,  gebracht  onder  eene  helling  van  5  °P  1  en  van  eene  zware  steenbekleeding  voorzien.  
 Voorts  werd  de  grindverharding  van  den  rijweg  door  eene  keibestrating  vervangen.  Van  het 
 30