De te onteigenen gronden omvatten de terreinen, welke worden vergraven of door werken
ingenomen, benevens strooken van 20 M. breedte längs de oevers van het zomerbed. Voor de
Maas böven H ed ik h u iz en zijn geen uitgaven in de raming begrepen. De uitvoering zal een
tijdperk van 10 jaar vorderen.
GEW IJZ IG D PLAN LEEMAN 1865.
Zie plaat II.
Alvorens het bovenomschreven plan in te zenden wenschte de Hoofd-Ingenieur V A N D lG G E L E N
nog eene andere richting voor de nieuwe rivier te zien onderzocht, zoodanig dat de doorsnijding
van het land van Heusden zou worden vermeden en voor de rivierbedding gebruik gemaakt
van de traverse van den Baardwijkschen overlaat. Volgens het aldus gewijzigd ontwerp verkrijgt
de rivier de volgende richting:
Op 600 M. beneden de uitmonding van de Dieze gaat zij van de Maas uit en doorsnijdt
„de Algemeene omkading” om bij den provincialen weg van ’s H e r to g e n b o s ch naar V lijm en
in de Bossche sloot te komen, loopt vervolgens door het Vlijmensche Ven, het Verlaat en den
Baardwijkschen overlaat en valt ten slotte bij de Gansoyensche brug in de bedding volgens het
eerste ontwerp L E EM A N S . De lengte van dit trace bedraagt 3 2 Kilometer.
De breedte van het zomerbed is ontworpen op 100 M. aan het^boveneinde en 122 M. bij
de Gansoyensche brug. De doorsneden gronden verkrijgen boven het gebied van den Baardwijkschen
overlaat alle vrije loozing op de nieuwe rivier. Ten einde deze gronden door het
slib der rivier in waarde te doen stijgen, vooral de onvruchtbare terreinen onder V lijm e n ,
wordt de nieuwe bedding ten deele niet bedijkt, doch slechts van zomerkaden voorzien. Het
noorderafwateringskanaal uit het eerste ontwerp wordt bovenwaarts doorgetrokken tot aan de
Drunensche sluis; het zuiderkanaal daarentegen begint eerst bij de Waalwijksche haven.
Tot herstel der gemeenschap zijn nog pontveren ontworpen in de wegen Vlijmen -—-Engelen,
Vlijmen-—’s H e r to g e n b o s ch en D ru n en— B a a rdw ijk .
Beneden het aanvangspunt der nieuwe rivier wordt de Maas afgedamd en de linker-Maas-
oever verkrijgt, in aansluiting hiermede, eene bedijking tot aan den Hoogen Maasdijk bij
H ed ik h u iz en .
De raming van kosten voor dit ontwerp sluit met een bedrag van f 8,393,000.— ; voor de
uitvoering wordt een tijd van II jaar noodig geacht.
PLAN SCHNEBBELIE—NOLTHENIUS 1878.
Zie plaat III.
Het Waterstaatsbudget was nog te zeer bezwaard met de verbetering van verwilderde rivier-
vakken en de geleidelijke vorming van de Nieuwe Merwede om de heropening van het Oude
Maasje vooreerst te kunnen gedoogen en bovendien zou de sluiting der Heerewaardensche over-
laten door verbetering van de Beneden-Waal eerst in een verder Stadium van voorbereiding
moeten zijn gekomen. De scheiding van Maas en Waal bleef derhalve na 1865 wederom rüsten
totdat 'de menigvuldige overstroomingen in N o o rd -B r a b a n t haar een tiental jaren later opnieuw
op den voorgrond brachten en er door het Gewestelijk Bestuur en de betrokken Waterschappen
bij de Regeering krachtig op de verwezenlijking van K R A IJE N H O F F ’S denkbeeid werd aangedrongen.
De eerste Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, de heer T a k v a n P O O R T V L IE T ,
schonk deze aangelegenheid dan 00k spoedig na zijn optreden alle aandacht en op voorstel van
den Hoofd-Ingenieur ROSE, belast met den. toen nog slechts sedert enkele jaren ingestelden
dienst der groote rivieren, ontving de Ingenieur van den Waterstaat voor het Arrondissement
van de Maas te ’s H e r to g e n b o s c h , de heer C. F. M. H. S C H N E B B E L IE , in het voorjaar van
1878 de opdracht h et’ ontwerp-LEEMANS te onderzoeken en zooveel noodig om te werken.
Daartoe werd de Ingenieur van den Waterstaat R. P. J. T u t e i n N o l t h e n i u s aan hem toegevoegd.
Bij dezen arbeid is van een ander beginsel uitgegaan dan waarop de vorige ontwerpen —
van K r a i j e n h o f f tot L e e m a n s toe — waren gegrond; terwijl deze toch het denkbeeid ver-
tegenwoordigden van het benedenwaarts verlengen van de Maas als bovenrivier tot in den
Amer, was het plan SCH N E B B E L IE— N O L TH E N IU S , door den Hoofd-Ingenieur R o s e ingezonden
in de maand Juli 1878, de belichaming van het denkbeeid der ver bovenwaartsche doortrekking
van den mede te normaliseeren Amer als benedenrivier, met verbinding van deze nieuwgevormde
tijrivier met de Maas te H e d ik h u iz e n , eene toepassing derhalve van het beginsel om door
bevordering eener krachtige getijbeweging in eene ruime en zieh benedenwaarts sterk verwijdende
bedding zooveel mogelijk van het diephoudend vermögen van benedenrivieren partij te trekken.
Tevens werd met die ruime bedding beoogd meer zekerheid te verkrijgen voor läge ebbestanden
bovenwaarts, met het 00g op de afwatering van het inundatiegebouw om ’s H e r to g e n b o s ch .
De belangrijkste punten van verschil met het ontwerp-LEEMANS worden dan 00k gevormd door
de ruimere afmetingen van het zomerbed en door de opname van de normaliseering van den Amer.
Het zomerbed heeft aan ’tHeleind eene breedte van 155 M. en verwijdt zieh benedenwaarts
trechtervormig tot 300 M. bij K e iz e r s v e e r . Die verwijding gaat in den Amer door om in den
mond bij de Moerdijksche brug eene breedte van 600 M. te bereiken. Het winterbed heeft door-
gaande eene breedte van 500 M. en eindigt bij K e iz e r s v e e r ; verder benedenwaarts heeft de
rivier maar eene- bedding. Bij K e iz e r s v e e r is in den Rijksweg door het winterbed eene door-
laatbrug van 200 M. dagwijdte ontworpen. De bodemsdiepte bedraagt 2 M. M. E. aan ’t Heleind
en vermeerdert benedenwaarts geleidelijk tot 3 M. ~ M. E. bij K e iz e r s v e e r en 4 M. M. E.
in den mond van den Amer. Voor de normaliseering van den Amer zijn, ter beperking van te
groote breedten, strekdammen ontworpen, reikende tot halftij, terwijl het normale bed door de
uitvoering van baggerwerk op verschillende plaatsen belangrijk wordt verruimd.
Om de toekomstige verhanglijnen te bepalen en de verwachting daarbij niet te hoog te
spannen, is aangenomen dat de invloed der nieuwe rivier zieh bovenwaarts niet verder zal doen
gevoelen dan tot S t .-A n d r ie s en dat benedenwaarts de waterstanden te M o e rd ijk door de scheiding
van Maas en Waal geen verandering zullen ondergaan. Voorts is er op gerekend dat de
rivierbodem boven H ed ik h u iz en door het vermeerderde verhäng op de Maas geleidelijk zal
verdiepen en zieh aan de nieuwe rivier aanpassen. Met deze gegevens zijn de te verwachten
verhanglijnen berekend volgens De C h £ z y . Voor de lijn van M. E. is daarbij uitgegaan van het
peil van 0.50 M. -r- A. P. te M o e rd ijk , ten einde wederom de verwachtingen niet te günstig