
 
        
         
		Ontstaan  der  gemeenschap  tusschen  Maas  en  Waal. 
 „worden  kenlycken  ghevonden  worden  alle  eens  weghes  mits  den  storme  nedergheslaghen” .  *)  
 Door  jongere  geschiedschrijvers  wordt  het  daarentegen  voor  waarschijnlijk  gehouden  dat  het  
 riviervak  Heleind— Woudrichem  in  historische  tijden  steeds  heeft  bestaan  naast  de  bedding  
 naar  G e e r v lie t ,  totdat  deze  laatste  aan  beide  uiteinden  kunstmatig  werd  afgesloten  en  tot  
 binnenboezem  van  de  Groote  Zuid-Hollandsche  Waard  vervormd.  Die  afsluitingen  zouden  dan  
 hebben  plaats  gehad  omstreeks  het  jaar  1273,  eerst  te  Ma asdam  door  middel  van  sluizen  en  
 daarna  te  H ed ik h u iz en   door  een  aarden  dam.  -)  Zooais  hieronder  zal  blijken  pleit  00k  de  
 geschiedenis  der  overstroomingen  längs  Maas  en  Waal  voor  de  onderstelling  dat  de  algeheele  
 samenvloeiing  van  Maas  en  Waal  bij  L o e v e s te in   eerst  op  het  einde  der  I3de  eeuw  is ontstaan. 
 Omtrent  de  wording  der  gemeenschap  van  Maas  en  Waal  bij  H e e r ew a a rd en   is  evenmin  
 iets  met  zekerheid  bekend.  Intusschen  ligt  h et. zöö  voor  de  hand  dat  twee  onbeteugelde  rivieren,  
 die  in  landen  van  zeer  jonge  formatie  dicht  naast  elkander  loopen,  bij  de  bekende  neiging  om  
 al  kronkelende  hare  bedding  te  verleggen,  hier  o f  daar  met  elkander  in  aanraking  komen,  dat  
 het  overbodig  schijnt  voor  die  gemeenschap  naar  kunstmatige  oorzaken  te  zoeken,  al  zullen  
 onze  voorouders  haar  om  redenen  van  scheepvaart  o f  defensie  vermoedelijk  wel  verhaast  of  
 verbeterd  hebben.  Reeds  omstreeks  870  althans  moeten  sporen  van  kanalen  door  de Heerewaar-  
 densche  overlaten  worden  aangetroffen.  3) 
 INVLOED  VAN  DEN  SINT-ELISABETHSVLOED. 
 De  inbraak  van  de  Groote  Zuid-Hollandsche  Waard  in  den  nacht  van  18  op  19  November  
 1421  was  van  grooten  invloed  op  de  gesteldheid  van  Maas  en  Waal.  De  zeestanden  werden  
 als  ’t  ware  doorgetrokken  tot  in  den  Ouden  Wiel  bij  W e rk e n d am ,  de  afstand  van  Woud 
 r ich em   tot  de  zee  werd  feitelijk  40  Kilometer  korter  en  de  vereenigde  wateren  van  Maas  en  
 Waal  ontlastten  zieh  nä  dien  dan  00k  in  hoofdzaak .op  het  Bergsche  Veld,  zoodat  slechts  een  
 onbeduidend  deel  door  de  Merwede  längs  D o rd r e ch t   bleef  stroomen.  De  waterspiegel  te  
 W o u d r ich em   moet  toen  eene  groote  verlaging  hebben  ondergaan,  doch  uit  hoofde  van  de  
 veranderingen,  welke  er  spoedig  op  de  Waal  en  het  Bergsche  Veld  plaats  grepen,  is  die  slechts  
 van  korten  duur  geweest,  zooals  hieronder  zal  worden  toegelicht. 
 De  verlaten  Maasbedding  längs  Heusden  naar  G e e r v lie t   werd  door  den  Sint-Elisabeths-  
 vloed  grootendeels  van  de  wereldkaart  uitgewischt.  In  den  onafzienbaren  waterplas  beneden  
 K e iz e r s v e e r  toch ware het vruchteloos geweest naar die bedding te zoeken, doch meer bovenwaarts  
 is  zij,  met  den  noordelijken  bandijk,  in  stand  gebleven.  Het  „Oude  Maasje”  wijst  thans nog van  
 H ed ik h u iz en   tot  H a g o o r t   den  loop  van  de  Maas  in  het  Romeinsche  tijdperk  aan.  4)  Van 
 *)  V a n   G o u t h o u v e n   »D’oude  Ch ronycke  ende  historien  van  H o l l a n d ” ,  1636  biz.  69. 
 *)  Zie  o.  a.  het  aangehaalde  werk  van   den  heer  R a m a e r ,  biz.  236. 
 ’ )  St o r m -B u y s in g ,  1845  I ld e   d e e l,  biz.  18. 
 J.  V a n   H e u r n .  D e   opheffing  der  gemeenschap  van   W a a l  en  Maas  te  H e e r e w a a r d e n   in  »De  Ingénieur”   
 N° .  34  van  1888. 
 *)  In  1425  is  het  Oude  Maasje  te  D o e v e r e n   met  eene  uitwateringssluis  afgesloten;  eene  later  uitgevoerde  
 afsluiting  bij  H a g o o r t   bestaat  niet  meer.  Door  den  aanleg  van  de  Bergsche  Maas  is  het  Oude  Maasje  van  
 G a n s o y e n   tot  D r o n g e l e n   in  de  bedding  der  nieuwe  rivier  verdwenen. 
 Ontstaan  der  gemeenschap  tusschen  Maas  en  Waal. 
 H a g o o r t   tot  K e iz e r s v e e r   vormt  de  Scheisloot  —   thans  ten  deele  opgenomen  in  het Noorder-  
 afwateringskanaal  der  Bergsche  Maas  —-  nog  een  overblijfsel  van  de  voormalige  bedding.  De  her-  
 komst  van  den  naam  „Scheisloot”   is  niet  duister wanneer  men  bedenkt,  dat  de Maas  in haren  oor-  
 spronkelijken  loop  de  grens  vormde  tusschen  de  bisdommen  L u ik   en U t r e c h t   en  dat  00k  thans  
 nog  de  Altenäsche  en  Langstraatsche  gemeenten  in hoofdzaak volgens  die  richting  zijn  gescheiden. 
 Het  „Oude  Maasje”  beneden H a g o o r t   is  van jongeren datum,  zooals 00k  op  het  terrein opvalt  
 doordat de  perceelscheidingen der  hooipolders  a l s ’t ware dwars  over  dat  riviertje  doorloopen  en alle  
 perceelen  naar  de  Langstraat  uitweg  hebben.  In  1603  droeg  het nog  den  naam  van  „Schipdiep” .  ]) 
 Voor  zoover  niet'aan  natuurlijke  verzanding  voor  hare  afdamming  moet  worden  gedacht,  
 wordt  de  verbazende  achteruitgang  van  de  voormalige  Maasbedding  in  de  Langstraatsche  buiten-  
 veldeh  toegeschreven  aan  nederzettingen  van  veen,  hetwelk  nä  1421  bij  stormweder  in  het  
 Bergsche-Veld  moet  zijn  uitgespoeld  en  oostwaarts  afgedreven.  De  vrij  groote  diepte  in  het  
 „Oude  Maasje”   daarentegen  is  grootendeels  te  danken  aan  de  werking  van  den  Baardwijkschen  
 overlaat  sedert  zijn  aarileg  in  1766.  - 
 ONTSTAAN  VAN  HET  HEÜSDENSCH  EANAAL. 
 Oorspronkelijk  richtte  de  Maastak  Hedikhuizen-—W o u d r ich em   zieh  längs  B e rn   naar  de  
 noordelijke  vestinggracht  van  Heusden,.  om  van  daar  volgens  eene  sterke bocht  längs  A a lb u r g   
 terug  te  loopen  naar  W ijk .  • Toen  de  Heeren  van  Heusden,  die  op  de  rivier  voor  hunne  vesting  
 toi  hieven,  het  de  scheepvaart  op  ’s H e r to g e n b o s ch   te  moeilijk  maakten,  wisten  de  
 Bosschenaars  vergunning  te  krijgen  om  de  Maas  door  Geldersch  terrein  rechtstreeks  van  Be rn   
 naar  W ijk   te  leiden.  Dit  geschiedde  in  1460  en  daarbij  werd  een  günstig  gebruik  gemaakt van  
 de  grachten  van  het  kasteel  van  H e m e r t .  De  Heusdensche  tol  werd  verlegd,  eerst  naar  V e en   
 en  later  naar  G o r in ch em ,  zoodat  de  Brabantsche  hoofdstad  haar  doel  niet  bereikte, maar  voor  
 haren  naijver  was  het-eene  voldoening  dat  het  toenmaals. zeer  mächtige  H eu sd en   van  de  rivier  
 was  afgesneden. 
 De  rivierarm  van  Be rn   naar  H eusden   is  verland,  maar  de  bocht  voor  H eu sd en   bleef  
 onder  den  naam  van  „Doode  Maas”   in  stand,  terwijl  de  tak  van  Heu sd en   längs  A a lb u r g   
 naar  W ijk ,  later  bekend  als  het  „Heusdensch  Kanaal”   in  den  loop  der  eeuwen  met  groote  
 moeite  en  kosten  op  diepte  werd  gehouden,  zoowel  om  de  vestinggrachten  van  Heu sd en   van  
 water  te  voorzien  als  om  de  scheepvaartverbinding  met  de  rivier  niet  te  verliezen.  2) 
 ')  In  het  Rijks-arch ief  te  's -H e r t o g e n b o s c h   bev indt  zieh  eene  copie  v a n   eene  particulière  k aa rt  van   
 »D'amb acht  van   Sydewyn”   uit  dien  t ijd ,  waarop  het  »Oude  Maasje”   met den  na am  »Schipdiep”   is  aangeduid  en  
 de  Scheisloot  met  den  dubbelen  naam  van   »Oude  Mase”   en  »Scheysloot  tusschen  M e e u w e n   ende  C a p e l l e ” . 
 *)  T o en  H e u s d e n   het  K a n a a l,  niettegenstaande  herhaalde  uitdiepingen,  maar  aldoor  in  profiel  zag  verminderen, 
   trachtte  die  v e s t in g ,  voornamelijk  om  redenen  van  defensie,  de  »levende  Mase”  wederom  läng s hare wallen  
 te  brengen,  en  de  onderhandelingen  daaromtrent  stonden  in  1620  zóó  gü n s t ig ,  dat  men  zieh  reeds  opmaakte  om  
 aan  de  uitvoering  de  hand  te  slaan.  Het  plan  was  toen  een  wederzijds  bedijkt  r ivier vak   te  vormen  v a n  H e l e in d   
 längs  H e r p t   naar  de  zuidelijke  vesting grach t  van  H e u s d e n   en  voorts  noordelijk  ombuigende  tot  in  het  Heus