De pompwaaier bestaat uit een schaalvormig gietstuk, waarvan de onderzijde kegelvormig
is eni io gebogen schoepen draagt, terwijl de bovenrand vlak is. Op dit bovenvlak is een plaat-
ijzeren cilinder, wijd in middellijn 2 M., waterdicht bevestigd. Door het midden van den cilinder
gaat de gesmeed stalen verticale pompas, waaraan de waaier is verbonden en waartegen de
cilinder is gecentreerd. Deze as is in de machinekamer opgehangen op een kogellager en vindt
aan haar benedeneinde eene geleiding in een kruis, dat verbonden is aan eene in de cirkelvor-
mige opening van het aanvoerkanaal bevestigde ringvormige grondplaat. Op deze plaat zit een
afgedraaide rand waarover zieh de schoepen der pomp met eene speling van enkele millimeters
bewegen. Het geheel is er op berekend dat in rust op het kogellager maar weinig druk wordt
uitgeoefend doordat het opdrijvende vermögen van den cilinder ongeveer even wicht maakt met
het gewicht van de pomp, en dat die druk maar weinig verändert bij werking van het stoom-
gemaal doordat de reactie van de pomp ongeveer evenwicht maakt met de vermeerdering van
het opdrijvende vermögen van den cilinder, tengevolge van den hoogeren waterstand in den
pompkelder. Aan deze voorwaarden kan evenwel, wegens de veranderingen in de waterstanden
buiten en binnen, slechts tusschen zekere grenzen worden voldaan; nu eens is de resulteerende
benedenwaarts gerichte kracht dan 00k betrekkelijk groot, terwijl dan weder het opdrijvend
vermögen de overhand verkrijgt en het kogellager geheel wordt ontlast. Met het 00g op laatst-
bedoelden toestand bevat de ophanginrichting twee lagers boven elkander, welke beurtelings
dienst doen zoodra de resultante van alle krachten resp. benedenwaarts of opwaarts is gericht.
De constructie van het geheel is verder zoodanig, dat er in verticale richting eene speling van
enkele millimeters bestaat en de pomp in haar geheel dus werkelijk iets kan opdrijven of zinken.
De plaatijzeren cilinder reikt tot 3.25 M. + N .A .P ., dat is tot boven den hoogsten buitenwater-
stand waarbij nog moet worden gemalen. De lagers van de ophanging der pomp bewegen zieh
in een oliebad.
De werkas van de stoommachine vormt het verlengde van de pompas. De krukbeweging
heeft plaats in een horizontaal vlak en het geheel maakt den indruk van eene tandemmachine
die 90° om hare lengteas is gedraaid, zoodanig dat de stoomschuiven boven op de cilinders
komen te liggen. De plaatijzeren pompcilinder dient tevens als vliegwiel voor het stoomwerktuig,
dat gemonteerd is op een frame van getrokken ijzeren liggers, welke over den pompkelder
doorgaan. De hoogedrukeilinder heeft eene middellijn van 380 m.M., de lagedrukeilinder eene
van 640 m.M.; de slaglengte bedraagt 0.60 M., het aantal omwentelingen normaal 90 per minuut.
De machine is voorzien van een Körtingsstraalcondensor.
Voor de stoomproductie zijn opgesteld drie Lancashire-ketels voor eene werkspanning van
8 Atm. overdruk; bij het maximum-vermogen van het gemaal zijn twee ketels voldoende en
dient de derde tot reserve. De ketels zijn vervaardigd van Siemens-Martin-staal met gebogen
frontplaten en zijn elk voorzien van eene excentrische stookbuis van gegolfd ijzer, wijd 950— 1050
m.M. Elke ketel heeft eene lengte van 7.30 M., eene middellijn van 1.80 M., een roosteropper-
vlak van 1.43 M2 en een verwarmd oppervlak van 5° M2. Voor de ketelvoeding dienen eene
stoompomp, een Giffard-injector en eene handpomp. In de machinekamer is een loopkraan
aangebracht.
Bij de proefmaling werd voor de bepaling van het waterverzet gebruik gemaakt van het
molentje van WOLTMANN. Hiermede werd de snelheid van het naar de pomp toestroomende
water gemeten in een van de gemetselde open kanalen aan de westzijde van het sluisgebouw in
welke kanalen de riolen van den syphonduiker, twee aan twee vereenigd, uitloopen. Het andere
kanaal was tijdens de proefmaling door twee rijen schotbalken met kleivulling afgedamd. Bij
eene gemiddelde opvoerhoogte van 1.12 M. bedroeg de hoeveelheid opgebracht water per secunde
4.072 M3, zijnde ruimschoots de bij het leveringscontract bedongen. hoeveelheid. Het aantal slagen
van de machine bedroeg gemiddeld 91.4 per minuut.
De steenkolenloods , lang 16 M. en breed 10 M. is van gegolfd verzinkt plaatijzer op steenen
voet, volgens het in fig. 17 aangeduide type. De dubbele dienstwoning voor den machinist en
den stoker is nagenoeg van het in fig. 21 voorgestelde type en rust, evenals de loods, op eene
zandaanplemping; het vooraanzicht van de dienstwoning komt voor op fig. 42. De schotbalkloods
is van gegolfd verzinkt plaatijzer.
Voor de uitwatering van het gedeelte van den Waalwijkschen buitenpolder, dat beoosten
het afwateringskanaal is komen te liggen, is een ijzeren duiker gebouwd, wijd 0.50 M., met
schuif, in de' bekading längs den zuideroever van het Oude Maasje binnen den syphonduiker.
Met de werken voor het stoomgemaal, vereenigd met die voor de uitwateringssluis van het
afwateringskanaal van V H e r to g e n b o s c h naar D ro n g e le n , werd in het voorjaar van 1897
aangevangen. Het machinale gedeelte werd in 1898 gemonteerd en het geheel in het daarop
volgende voorjaar voltooid, terwijl op 4 Maart 1899 de proefmaling plaats had, nadat de machine
reeds herhaaldelijk voorloopig in werking was gesteld. Aanvankelijk bevatte de draaiende ophanginrichting
van de pompas twee over elkander schurende ringen, doch wegens invreting werden
deze in 1903 door het kogellager vervangen. Daar 00k hierbij de invretingen der loopringen niet
uitbleven, werd het lager in 1906 gewijzigd in dien zin dat kogels van grootere middellijn
werden aangebracht.
De kosten voor de grond- en kunstwerken van het Waalwijksche stoomgemaal zijn begrepen
in die van bestek N°. 214, dienst 1896— 1899; zij komen voor het grootste deel ten laste van
het afwateringskanaal van ’s -H e r to g en b o s ch naar D ro n g e len en worden derhalve in hoofdstuk
X vermeld.
De kosten van het machinale gedeelte hebben bedragen f 25,400.— ; die van de benoodigd-
heden voor inventaris en bedrijf /106 4 .05 , te zamen derhalve /26,464.05.
H ET ZU ID E R K AN A A L VOO R A FW A T E R IN G EN SCH E E PV A A R T .
Het kanaal begint bij het Waalwijksche stoomgemaal, volgt den binnenteen van den zuider-
rivierdijk en eindigt in het Oude Maasje bij den mond van de Labbegatsche vaart. Het bestaat
feitelijk uit twee, onderling in open gemeenschap zijnde deelen, waarvan het eerste, lang 1400M.,
loopt tot aan de Waalwijksche haven en hoofdzakelijk is bestemd voor waterafvoer en -aan-
voer, terwijl het tweede, beneden de genoemde haven gelegen deel, lang 3440 M., tevens in
de scheepvaartbelangen van W a a lw ijk moet voorzien. De bodemsdiepte bedraagt 2.44 M. N.A.P.