schreven werken ter hand genomen, zoowel omdat afneming van dien oever door den stroom-
aanval was te verwachten, als omdat de te ontgraven grond later met voordeel in de aan te
leggen rijzen dämmen zou zijn te verwerken. Aangezien die plaat en vooral de naburige vrij
uitgestrekte ondiepten het krachtig intrekken van den vloed in den Amer echter spoedig ernstig
bleken te benadeelen, volgden de afgraving en de uitbaggering, waarbij eene diepte van 2.94 M.
N.A.P. wederom voldoende werd geacht, reeds na enkele maanden. De uitbaggering is op
70 M. uit de as der kade op de Ruigteplaat gestaakt ; boven laag water is de oever onder 5
op 1 afgegraven.
Reeds vrij spoedig na de voltooiing der normaliseering van dit Amervak bleek dat de gewünschte
wijziging in de waterbeweging was verkregen. Alleen deed zieh de behoefte aan eenig
baggerwerk gevoelen tot vorming van eene doorgaande geul längs den afgegraven Zwaluwschen
oever. Door de vermeerderde getijbeweging namelijk waren de hoofdgeulen, ter diepte van ruim
5 M. -f- N.A.P. wederzijds dat afgegraven oevervak, reeds spoedig aanmerkelijk tot elkander
genaderd, doch de aanwezigheid van eene veenlaag stond hare vereeniging in den weg. Teneinde
de stroomschuxing hier de hand te reiken werd eene geul gebaggerd, lang ruim 600ü.M. en
breed 140 M. ter diepte van 5.14 M. -h N.A.P.
Het grondverzet ten behoeve van dit Amervak bedroeg 710,000 M3 gemeten in de middelen
van vervoer, welke hoeveelheid in het Gat van de Visschen en in het Fransche Gat is. gelost.
Het tweede te normaliseeren riviervak was gelegen tusschen de Vischplaat eh het Moken—
Holleke. Hier bedroeg de breedte der bedding ongeveer 1000 M., terwijl de normaalbreedtè
siechts 411 M. aanwees, en dientengevolge had zieh in ’t midden der rivier eene langgerekte
zandbank neergezet, welke bij laag water droog viel en längs den zuideroever slechts eene zeer
ondiepe geul openliet. De werken tot normaliseering van dit vak bestonden dan 00k in het
beperken der overmatige breedte door middel van een strekdam, gepaard met de opruiming
der zandbank. In Maart 1886 begonnen, waren deze werken in Augustus 1888 voltooid.
De strekdam heeft eene lengte van ongeveer 2 Kilometer en sluit bovenwaarts met eene
kleine ombuiging tegen het Moken Holleke aan,.terwijl hij aan het benedeneinde door middel
van eene 283 M. lange dwarskrib met de Vischplaat is verbonden. In het midden is die dam
bovendien vastgelegd aan de Elftplaat door middel van eene verbindingskrib, welke ten deele
bestaat uit een bezonken dam, haaks op den strekdam, en ten deele uit eene opgewerkte particulière
krib. Ten einde de belangrijke waterbeweging in het Gat van de Kerksloot (ongeveer
2,000,000 M3 per getijde) te behouden en tevens om de locale scheepvaart niet te hinderen,
zijn in den strekdam boven de verbindingskrib met de Elftplaat aanvankelijk twee openingen
van elk 150 M. wijdte gespaard; ten einde evenwel eene betere stroomgeleiding te "verkrijgen is
het benedenste dezer gaten in October 1893 gedieht. Ruim een jaar te voren was de verbindingskrib
met de Elftplaat reeds van halftij tot 1 M. - f N.A.P. verhoogd, aangezien het spoedig
bleek dat een aanzienlijk deel der getijbeweging van het Gat van de Kerksloot over die krib
heen plaats had. Voor het Gat van den Binnen Nieuwen Steek is de stroomleidende dam in
dit Amervak over eene lengte van ongeveer 300 M. onderbroken, zonder dat de stroomgeleiding
daardoor werd benadeeld. De eindvlakken van den strekdam bij de gaten zijn opgewerkt onder
een beloop van 3 op 1; de opening van 150 M. wijdte is over de geheele lengte tegen uitschuring verde-
digd, doch het gät van '300 M. wijdte is ter weerszijden slechts over een afstand van 20 M. bezonken.
In verband met den loop der onderhandelingen omtrent de benoodigde vergunning tot aan-
sluiting aan de Elftplaat, kwam eerst het gedeelte van den strekdam tusschen het. Moken
Holleke en de groote opening tegenover het Gat van den Binnen Nieuwen Steek in uitvoering,
terwijl daarna de verbinding met de Elftplaat werd tot stand gebracht. Aangezien deze verbin-
ding eene belangrijke vernauwing van het doorstroomingsprofiel der rivier tengevolge had, hield
de opruiming der zandplaat binnen de normale bedding gelijken tred met de vordering der
aansluitingskrib. Daarbij werd ■ echter, met het 00g op de te verwachten stroomschuring, niet
dieper gebaggerd dan het peil van 2.14 M. h- N.A.P. en inderdaad had de aldus gevörmde geul
zieh weldra met ongeveer 2 M. verdiept. Ook benedenwaarts in het eerste Amervak werd deze
diepte over groote breedte aangetroffen, doch de geulen van de twee riviervakken kwamen niet
tot elkander dan nadat was overgegaan tot den aanleg van het körte gedeelte strekdam beneden
het Gat van den Binnen Nieuwen Steek met de aansluiting aan de Vischplaat, gepaard met de
opruiming van den drempel tusschen de bedoelde geulen over eene breedte-van 200 M. tot het
peil van 4,14 M||I- N.A.P.
De grondopruiming in het tweede Amervak bedroeg 495,000 M3, welke hoeveelheid achter
den stroomleidenden dam en in het Gat van den Binnen Nieuwen Steek werd gelost.
Ook in het derde Amervak, hetwelk voor D r im m e len tusschen den Riet Gyster en het
Onderplaatje is gelegen, was de breedte der rivier overmatig grbot en bedroeg die plaatselijk
ruim 400 M. rneer dan de vastgestelde normaalbreedte.. Ook hier had zieh dientengevolge
een breede drempel gevormd, welke bij laagwater droog viel, zoodat de scheepvaart slechts
mogelijk was door eene dicht längs den noorderwal loopende geul, die door de werking der
aldaar uitmondende killen — het Zijkgat en het Zuidergat van de Plomp in stand werd
gehouden. De, werken tot normaliseering van dit riviervak bestonden derhalve in eene beperking
der rivierbreedte door middel van een strekdam, gepaard met de opruiming der zandplaat binnen
de normale bedding en met eene beteugeling van de genoemde killen, terwijl hier bovendien ten
behoeve der scheepvaart eene geul werd gebaggerd ter vervanging van de bestaande, welke door
de aan te leggen werken werd afgesloten. Tegen het einde van 1886 begonnen, waren deze
werken in Maart 1888 voltooid.
De stroomleidende dam volgt de rechter normaallijn, heeft eene lengte van 1400 M. en is
door eene dwarskrib, lang 270 M. met de achtergelegen plaat „de Kimmen” verbonden. Volgens
het aanvankelijk opgemaakte ontwerp zou deze dam niet tegen de Kimmen, maar tegen het
Onderplaatje aansluiten, zoodat het Zijkgat en het Zuidergat yan de Plomp buiten werking werden
gesteld, doch ter tegemoetkoming aan bij de onteigening geopperde bezwaren is later besloten
alleen het Zuidergat van de Plomp af te dämmen en het Zijkgat slechts te beteugelen, waartegen
in het rivierbelang geen bezwaar bestond. Zooais bij de beschrijving van het vierde Amervak
zal blijken, is de beteugeling van het Zijkgat evenwel nog niet uitgevoerd. De aansluitingskrib
viel bij de Kimmen op particulier terrein, voor welke aansluiting door de betrokken eigenaren
vergunning werd verleend.