WATERINLATING.
Ten einde de laterale kanalen van versch water te kunnen voorzien wordt voor elk een
inlaatduiker gebouwd, de eene bij D ro n g e len in den noorderbandijk, de andere bij de Putsteeg
in den zuiderdijk.
AFDAMMING VAN DE MAAS.
Hoewel de Maas bij W e ll wordt afgedamd, valt het scheidingspunt van Maas en Waal
meer benedenwaarts, namelijk bij N e e r -A n d e l. Op de groote uiterwaard aldaar worden twee
schutsluizen gebouwd met respectievelijk 50 M. en 65 M. kolklengte. De scheepvaart van de
Maas op G o r in ch em wordt geleid door het te verruimen Heusdensch Kanaal. De geheele
Bommelerwaard komt volgens dit ontwerp te loozen op het peil der verlegde Maas bij He.us den.
Het land van Altena verkrijgt twee vaste verbindingen met den spoorweg door de Bommelerwaard
(längs A n d e l en längs Well,).
HEEREWAARDENSCHE OVERLATEN.
Evenals in het plan SCHEBBELIE-NOLTHENIUS wordt verondersteld dat deze bij de opening
van den nieuwen Maasmond zullen zijn opgeheven.
INUNDATEEGEBIED VAN DOMMEL EN AA.
Ten behoeve van het inundatiegebied om ’s -H e r to g en b o s ch en be westen de Dieze kan
het kanaalontwerp-LEEMANS van 1869 worden uitgevoerd, in verbinding met het zuiderafwate-
ringskanaal. De kosten daarvan kunnen echter niet ten laste van het Rijk komen en evenmin
die van de als gevolg daarvan meer uitgebreide bemaling aan de Donge.
RAMING VAN KOSTEN.
De kosten van dit ontwerp zijn geraamd als volgt:
Onteigening.......................... f 5,22G)>000-
Grond werken » 4,085,000.^
Kunstwerken » 1,605,000.
Algemeene kosten en onvoorzien „ 780,000.—
T o ta al / 11,690.000.—
De verkoopwaarde der niet te vergraven, doch wel in de onteigening begrepen terreinen
wordt geschat- op %% millioen gulden, terwijl bovendien eene besparing van ’ /* millioen
gulden in uitzicht wordt gesteld door den uit de rivierbedding te verwijderen overtolligen
grond te verwerken in de ontworpen spoorbaan van ’s -H e r to g en b o s ch naar L a g e Zw aluw e.
VOORBEREIDING VAN DE W E T TOT VERLEGGING VAN DEN MAASMOND.
Met de drie geschetste ontwerpen achtte de toenmalige Minister van Waterstaat, Handel
en Nijverheid, Jhr. G. J. G. K l e r c k , ten aanzien van het vraagstuk der Maasmondverlegging
voldoende licht ontstoken om de Wetgevende Macht in overweging te kunnen geven in beginsel
tot de uitvoering dezer ver strekkende rivierverbetering te beslüiten. De vorming der stroombanen
op de Waal en de Merweden was in zóodanig stadium gekomen dat de sluiting der Heerewaar-
densche overlaten binnen afzienbaren tijd zou kunnen worden ter hand genomen en alle iiviei-
kundigen waren het er over eens dat eene afdoende verbetering van den waterstaatstoestand längs
Maas en Waal alleen kon worden verkregen door voor de Maas een zelfstandigen mond te openen,
al bestond er 00k nog verschil van gevoelen omtrent de aan de nieuwe bedding te gevén afme-
tingen. Uit de ontwerpen voor den Maasmond was e e n voldoende scherp omlijnd beeid verkregen
van den omvang, de gevolgen en de kosten van het werk om ten aanzien van de nog hangende
strijdvragen op de vruchten eener nadere, de uitvoering noodzakelijk voorafgaande.studie te kunnen
vertrouwen, zonder dat de wettelijke voorbereiding hierop langer behoefde te wachten. Bij brief
van 7 Januari 1880, als bij läge II hierachter afgedrukt, richtte de Minister zieh dan òok tot
Gedeputeerde Staten van N o o r d -B r a b a n t , ten einde de medewerking van dit College in te
roepen tot het verkrijgen der noodige samenwerking tusschen het Rijk , de Provincie en de
onmiddellijk belanghebbenden naarmate van de verschillende betrokken belangen en krachten,
terwijl Zijne Excellentie tevens aan den Hoofd-Ingenieur ROSE te ’s -H e r to g e n b o s ch de
opdracht verstrekte met het Gewestelijk bestuur in overleg te treden omtrent de onderdeelen
van het werk en de verdeeling van de kosten.
Met de meeste bereidwilligheid werden de voörstellen der Regeering in N o o rd -B rab an t
ontvangen. In eene buitengewone vergadering der Staten werd onverwijld het besluit genomen
tot opriehting van een „Waterschap tot bevordering der verbetering vali den waterstaatstoestand
„in het noordoostelijk deel van N o o r d -B r a b a n t ” , welk besluit onder dagteekenig van 10 Mei
1880 ’sKonings goedkeuring verwierf. De hoofdtaak van dit waterschap zou zijn eene regeling
te treffen aangaande de te verstrekken bijdrage in de kosten der uit te voeren werken. Tot
voorlichting van belanghebbenden stelde de Hoofd-Ingenieur ROSE, d.d. 8 Juni 1880, de reeds
vermelde nota op l) aangaande het doel en de algemeene inrichting dier werken. Nog in de
zomervergadering der Provinciale Staten van 1880, kwam met günstig gevolg een voorstel ter
tafel om in de kosten van den Maasmond uit de provinciale kas met een bedrag v a n / 1,000,000.—
bij te dfagen, en de ingelanden van het nieuwe waterschap bepaalden in hunne vergadering van
6 April 1881, die subsidie hunnerzijds op / 2,000,000.— . Beide Collegién grondden hun subsidie-
besluit op de nota ROSE en verbonden daaraan bovendien enkele voorwaarden, zooals blijkt uit
het besluit der Staten van N o o r d -B r a b a n t , d.d. 15 Juli 1880 en uit de overeenkomst tusschen
den Staat der Nederlanden en het bedoelde waterschap, d.d. 23 April 1881, welke stukken
l) Zie Bij läge I.