gebracht. Voor de berging van de sehotbalken der duikers zijn drie kleine loodsen van gegolfd
verzinkt plaatijzer op steenen voet längs het kanaal gebouwd, resp. nabij den Winterdijk, de
Vrouwkensvaart en de Zijl. De duikers en de syphons worden deels bediend door het betrokken
Waterschaps- of Gemeentebestuur, doch grootendeels van Rijkswege.
Bij de kruising vari het kanaal met den Achtersten dijk is eene vaste brug gebouwd met
steenen landhoofden op houten paalfundeering en eene dagwijdte van 8 M.; het dek, breed
tusschen de leuningen 5 Ä , wordt gedragen door ijzeren liggers. Behalve ter plaatse van de
reeds genoemde, met de syphonduikers verbonden bruggen in den Hoogevaartschen weg, den
Nieuwevaartschen weg en den Vrouwkensvaartschen weg, is het kanaal overigens overbrugd
F ig . 47. A f s l u i t i n g s - e n b e m a l in g s w e r k e n a a n d e n b e n e d e n m o n d v a n h e t
z u id e r a fw a t e r in g s k a n a a l . S i t u a t i e .
in den Willemsweg, het Kerkpad, den Provincialen weg te W a sp ik , de Kadestraat en den
landweg van den nieuwen buitendijksehen naar den Gecombineerden Groot-Waspikschen en
Raamsdonkschen buitendijksehen hooipolder. Deze bruggen zijn van dezelfde samenstelling als
die in den Achtersten dijk; de wijdte bedraagt 5 M. to t 8 M. tusschen de landhoofden en
4.50 M. tot 5-5° M. tusschen de leuningen. De landhoofden rüsten op eene gekoppelde houten
paalfundeering.
De bruggen zijn door opritten en grindwegen met de bestaande wegen verbonden. Van
laatstgenoemde brug geeft bovendien een grindweg toegang tot eene längs het Oude Maasje
gebouwde los- en laadplaats; deze is lang 32.40 M. en hoog 2 M. + N.A.P. en wordt gevormd
door een ijzeren raamwerk met tusschengemetselde gewelven op eene houten paalfundeering; het
plateau is met keien bestraat.
De ligging van den loswal met omgeving blijkt uit fig. 4 7 , voorstellende de situatie der
afsluitings- en bemalingswerken aan den benedenmond van het kanaal. Het buitenaanzicht van
deze werken is voorgesteld in fig. 48.
De uitwateringssluis heeft twee openingen, elk wijd 5 M., en elk voorzien van een paar
houten vloeddeuren en een paar houten ebdeuren. De slagdrempels liggen op het peil van
2.66 M. -b N .A .P ., de dekzerken op 3.61 M. -(- N.A.P. Over de sluiskokers, die pverigens. open
zijn, ligt eene voetbrug, die de sporen draagt, noodig voor het vervoer van de sehotbalken.
De sluis is gefundeerd op houten palen en voorzien van drie betonkofifers, ' reikende tot
F ig . 48. A f s l u i t i n g s - e n b e m a l in g s w e r k e n a a n d e n b e n e d e n m o n d v a n h e t
z u id e r a fw a t e r i n g s k a n a a l . B u i t e n a a n z i c h t .
4.69 M. -y- N.A.P. en 4-94 M .-j-N .A .P .; zij is opgetrokken uit metselwerk, met toepassing van
hardsteen voor hoekblokken, draagsteenen, enz. De vloeddeuren reiken tot 3.36 M .H n .A .P . ,
de ebdeuren tot 1 M. ^J- N.A.P.; alle deuren zijn voorzien van ijzeren schuiven en windwerken.
Voor het inbrengen van de sehotbalken zijn kraantjes aangebracht. De stortebedden zijn van
zuilenbasalt op puin, rijs en riet; de aarden beloopen hebben eene verdediging van zuilenbasalt.
De stoomwatermolen, zijnde een schepradgemaal met den scheprad, is aan de zuidzijde
van de uitwateringssluis geplaatst. Het hoofdgebouw bestaat uit drie afdeelingen: de noorde-
lijkste, groot 5-3° M. bij 13.40 M., bevat het scheprad, de volgende, groot 5.50 M. bij 13.35 M.,
de machinekamer, en de zuidelijkste, groot 6.70 M. bij 16 M., het ketelhuis. Het gebouw is
opgetrokken uit baksteen op eene paalfimdeering, de bekapping bestaat uit gegolfd verzinkt