HOOFDSTUK V. — VOORZIENING IN DE AFWATERING VAN DE LÄNGS DE NIEUWE
RIVIEREN GELEGEN LANDEN.
INLEIDING.
De landen, waarvan de waterlossing in dit hoofdstuk wordt behandeld, zijn te onderscheiden
in drie gxoepen, te weten:
i°. die, welke in den voormaligen toestand afwatering hadden op het Oude Maasje;
2°. die, welke zijn gelegen längs de Donge en längs de zuidzijde van 'den Amer tot voorbij
D r im m e len ;
3°. die, welke afwateren op de Bleek- en Oostkil.
De waterlossing van het winterbed der nieuwe rivier en die van het buitendijksche gebied
ten oosten van het Heusdensch kanaal zijn reeds beSchreven in hoofdstuk I dezer afdeeling. De
afwatering van enkele in' het Bergsche veld, bewesten het gebied van de Bleek en Oostkil
gelegen polders, zal worden behandeld in hoofdstuk IX bij de bekadingen längs de noordzijde
van den Amer.
De landen, welke in den voormaligen toestand afwatering hadden op het Oude Maasje, zijn
op het schetskaartje fig. 30 met eene roode bies omgeven. Dit gebied is door de nieuwe rivier
in drie deelen gescheiden, op het kaartje aangeduid respectievelijk met de letters I, III en
IV— VII. Het deel I wordt gevormd door den afgesneden Bernschen polder en verkeert in een
bijzonderen waterstaatstoestand in verband waarmede daarvoor van den beginne af stoombema-
ling in het programma der Maasmondwerken was opgenomen. De bemalen oppervlakte is 89 H.A:
groot; het vermögen van het gemaal is in hoofdzaak bepaald naar het groote kwelbezwaar in
den toestand voor de opening van den Maasmond.
Voor het gebied III is een afwateringskanaal gevormd längs den binnenteen van den noorder-
rivierdijk, met afsluiting, vrije loozing en bemaling nabij K e iz e r s v e e r . Behoudens de bema-
ling, waarvan de noodzakelijkheid nader uit proefnemingen zou moeten blijken, heeft 00k dit
kanaal van den aanvang af tot de uit te yoeren werken behoord. De op het kanaal afwaterende
polders beslaan eene oppervlakte van 3667 H.A.
Voor de afwatering van de landen längs de zuidzijde der rivier (gebieden IV-—VII), zoo-
mede voor die van de 2de en van de 3de groep, werden blijkens de Memorie van Toelichting tot
het wetsontwerp, hetwelk heeft geleid tot de onteigeningswet van 11 December 1885, Staatsblad
N°. 234, en de bij die memorie overgelegde nota’s , aanvankelijk andere denkbeeiden gehul-
digd dan later tot uitvoering zijn gekomen. Wat betreft de uitwatering van de aangeduide landen
ten zuiden van de nieuwe rivier tusschen V lijm e n en de Donge, werd bij de genoemde wet
aangenomen, dat zou kunnen worden volstaan met het maken van een verbindingskanaal tusschen
de door den linkerrivierdijk af te snijden deelen van het Oude Maasje, gepaard met eene afsluiting
van deze rivier nabij K e iz e r s v e e r . Het Oude Maasje en het verbindingskanaal zouden dan
het water van de aangelegen streek opnemen en zieh bij K e iz e r s v e e r door eene uitwaterings-
sluis ontlasten, zoo noodig geholpen door stoombemaling. Ten behoeve van de scheepvaart op
de Langstfaat zou naas't de afdämming bij K e iz e r s v e e r eene schutsluis'worden geböuwd, ter-
wijl de längs het Oude Maasje gelegen tijhavens door üitdieping in bij het te handhaven kanaal-
peil bevaarbaren toestand zouden worden gebracht. Naar'dit plan zou het Oude Maasje derhalve
hebben moeten dienen' voor de afwatering, de scheepvaart, de watervoörziening in den zomer
en de irrigati'e van de buitenpolders in den winter. De nadere bestudeering evenwel van den
ingewikkelden waterstaatstoestand der betrokken landstreek bracht aan het licht,, dat door dit
plan niet op de meest gewenschte wijze in de bestaande behoeften zou kunnen worden voorzien,
vooral met het 00g dp-de zöo vaak tegenstrijdige belangen van de binnen- en de büitenpolders.
Figi 30. . O v e r z i c h t v a n d e a fw a t e r in g s g e b i e d e n .
Dit gaf aanleiding tot het opmaken van een nieuw plan, waarbij de verschillende belangen
zooveel noodig werden gescheiden. Naar dit plan zou het Oude Maasje met het westwaarts
van de Waalwijksche haven gelegen deel van het genoemde verbindingskanaal uitsluitend bestemd
worden voor de scheepvaart, de watervoorziening en de irrigatie, terwijl voor de afwatering
van de binnen- en de buitenpolders'een afzonderlijk kanaal zou worden gevormd, hetwelk zieh
bij K e iz e r s v e e r op het Oude Maasje beneden de afdamming zou ontlasten. Voor dit afwateringskanaal
zou worden benut het beoosten de Waalwijksche haven gelegen deel van het meergenoemde
verbindingskanaal längs den binnenteen van den zuiderrivierdijk, terwijl het afwateringskanaaÖ
dan verder onder de Waalwijksche haven door westwaarts zou loopen tot in de af te dämmen
18