
 
        
         
		de  Heerewaardensche  overlaten  en  de  afdamming  van  het  riviervak  Heleind— Wöudrichem  worden  
 qvergegaan. 
 Ten  eerste  moet  daartoe.over  de  velden  van  V o o rn   en  H e e rew a rd en   een bandijk worden  
 gele^d,  die  bovenwaarts  aansluit  tegen  de  bedijking  van  het  land  van  Maas  en  Waal  en  benedenwaarts  
 tegen  die  van  de  Bommelerwaard.  Tot  behoud  der  scheepvaart-gemeenschap  tusschen  
 de  Maas  en  de  Waal  wordt  het  kanaal  van  Voorn  heropend,  na  wederzijds  te  zijn  bedijkt  en  
 aan  beide  uiteinden  met  eene  schutsluis  afgesloten.  Het  nieuwe  fort  „Nieuw  St.  Andries”   als-  
 dan  nutteloos  geworden,  komt  te  vervallen,  doch  wordt  aan  de  Maaszijde  van  het  Voornsche  
 kanaal  herbouwd. 
 Het  riviervak  Heleind— Wöudrichem  wordt  aan  zijne  beide  uiteinden  door  een  dam  met  
 schutsluis  afgesloten.  De  voeding  geschiedt  van  uit  de  Waal.  Bij  W ijk ,  V e e n   en  P o u d e ro ijen   
 moet  in  verband  met  het  constante  läge  peil  op  dit  afgesloten  Maasvak,  op  uitdieping  van  den  
 rivierbodem  worden  gerekend. 
 GEWIJZIGD  P L A N . 
 Voor  geval  men  er  bezwaar  tegen  mocht  hebben  de  gemeenschap  tusschen  Maas  en  Waal  
 bij  H e e r ew a a rd e n   watervrij  op  te  heffen,  stelt  KRAYENHOFF  voor  den  ontwörpen  afsluitdijk,  
 voor  zoover  die  binnen  het  kanaal  van  St.  Andries  komt  te  liggen,  niet  tot  de  volle  hoogte,  
 maar  tot  slechts  4.96  M.  - f   A . PI  pp  te  trekken  en  tot  overlaat  in  te  richten,  zoodat  de  Waal  
 bij  hoog  opperwater  of  ijsverstopping  nog  eenige  ontlasting  naar  de  Maas  zou  verkrijgen.  Het  
 aangegeven  overlaatspeil  komt  overeen  met  den  stand  van  de  Waal  te  S t .-A n d r ie s   bij  de  
 bestaande  gemeenschap  met  de  Maas,  wanneer  de  Rijn  tot  de  hoogte  van  de  sluiting  in  den  
 Ouden-Rijnmond  is  gestegen.  Met  het  00g  op  die  eventueele  zijdelingsche  ontlasting  van  de  
 Waal  is  het  dwarsprofiel  van  de  nieuwe  Maasmonding  ruimer  ontworpen,  dan  voor  den  afvoer  
 van  de  Maas  alléén  noodig  zou  zijn. 
 W ER K EN   o p   D E   MA AS  B O V EN   HEDIKHUIZEN. 
 Door  hare  afscheiding  van  de  Waal  zal  de  verlaging  der  waterstanden  op  de  Maas  zóó  
 groot  zijn  dat  zij  boven  H e d ik h u iz e n   op  verschiffende  plaatsen  veelal  onbevaarbaar  zal  worden. 
   Aan  dit  bezwaar  wenscht  K r a y e n h o f f   door  het  afsnijden  van  bochten  en  het  opruimen  
 van  ondiepten  tegemoet  te  komen. 
 Na  voltooiing  der  scheiding  van  Maas  en  Waal,  zou  de  Waterstaatstoestand  van  Noord-  
 B r a b a n t   volgens  K r a y e n h o f f   nog  verder  kunnen  worden  verbeterd  door  uitvoer-ing  van  het  
 ontlastingskanaal  van  B a s t in g iü S  en  sluiting  van  den  Baardwijkschen  overlaat. 
 RIVIERCOMMISSIËN. 
 D e   commissie  to t   onderzoek  d er  be ste  rivierafleidingen  v a n   1821  schonk  in  ha ar   v ie r   jaren  
 later  u itg eb rach t  rapport  aan  de  plannen  v an   K r a y e n h o f f   g e en   bij val.  Z ij  me ende ,  d a t   de 
 günstige  werking  van  de  Heerewaardensche  overlaten  tot  ontzet  der  dijken  van  de  Tieler-  en  
 de  Bommelerwaard  niiet  mocht  worden  prijs  gegeven  en  dat  de  verhooging  van  den waterspiegel  
 op  de  Waal,  als  gevolg  van  de  sluiting  van  het  Kanaal  van  St.-Andries,  schadelijk  zou  zijn  
 voor  de  waterlossing  der  uiterwaarden  längs  die  rivier..  De  commissie was bovendien van  oordeel,  
 dat  het  denkbeeid  van  K R A Y E N H O F F   om  aan  den  achteruitgang  der  bevaarbaarheid  van  de Maas  
 boven  H e d ik h u iz e n ,  door  het  afsnijden  van  bochten  tegemoet  te  komen,  wegens  het daarmede  
 gepaard  gaande  grootere  verhäng,  met  de  grootsche  omzichtigheid  moest  worden  ontvangen.  
 De  commissie  kwam  tot  de  conclusie  dat  de  voorgestelde  scheiding  van  Maas  en  Waal  voor  
 beide  rivieren  niet  anders  dan  schadelijk  kon  zijn. 
 De  eigen  voorstellen  der  commissie  bepaalden  zieh,  behalve  tot  de  Nieuwe  Merwede  van  
 B l a n k e n ,  uit  den  aard  harer  opdracht  tot  een  stelsel  van  zijdelingsche  rivierafleidingen,  en  de  
 heilzame  gevolgen,  welke  de  Maas  en  de  provincie  N o o r d -B r a b a n t   van  het  werk  der  commissie  
 hebben  ondervonden,  zijn  de  verbreeding  van  den  Baardwijkschen  overlaat  in  1827  en  
 de  opruiming  van  belemmeringen  in  de  traverse  van  de:  Beersche  Maas  in  het  zelfde  jaar. 
 De  aandacht  werd  nog  gevestigd  —   hoewel  alleen  in  geval  men  er niet voldoende  in mocht  
 slagen  de  Beersche Maas  en  den Baardwijkschen  overlaat  tot grooteren  afvoer geschikt  te maken —   
 op  een.  overlaat  door  het  land  van  Heusden  in  de  richting  van  H e d ik h u iz e n   naar  E ls h o u t   
 tot  ontlasting  van  de  Maas  op  de  Langstraatsche  velden  en  zulks  in  verband  met  een  overlaat  
 door  het  land  van  Maas  en  Waal  in  de  richting  van  W e u r t   naar  B a te n b u r g ,  tot  ontlasting  
 van  de  Waal  op  de  Maas.  Deze  overlaten  zijn  echter  niet  tot  uitvoering  gekomen. 
 De  tweede  riviefcommissie. behandelde  in  haar  rapport  van  1849 de  plannen  van  K R A Y E N H O F F   
 niet,  ömdat  die  bij  de  vorige  commissie  geen  bijval  hadden  gevonden. 
 PARTICULIERE  GESCHRIFTEN. 
 In  de  geschriften  van  SCHÖLTEN,  *)  VAN  R e c h t e r e n   2),  VAN  d e r   W i j k   3)  en  S t ie l t j e s   4)  
 daarentegen  werd  de  scheiding  van  Maas  en  Waal  met  wärmte  voorgestaan  en  de  vereering,  
 welke  die  deskundigen  voor  de  plannen  van  K r a y e n h o f f   koesterden,  ontlokte  aan  hunne  pen  
 zelfs  hier  en  daar  eene  minder  vleiende  beoordeeling • van  het  werk  der  eerste  riviercommissie. 
 Intusschen  gaan  alleen  V AN   DER  WlJCK  en  STIELTJES  in  den  vollen  zin  des  woords  met  
 K r a y e n h o f f   mede,  want  de  beide  andere  schrijvers  wenschen  de  Heerewaardensche  overlaten  
 tot  ontlasting  van  de  Waaldijken  in  stand  te  houden  en  SCHÖLTEN  gaat  daarin  zelfs  zóó  ver,,  
 dat  hij  hunne  werking  wil  verbeteren.  „Het  is  toch  bekend”   —   zoo  merkt  hij  op Ö |^ d a t   de 
 x)  J.  H.  Sc h ö l t e n   Hz.  Proeve  tot  beantwoording  der  75ste  v r a a g   v a n   het  Bataafsch  genootschap  der  proef-  
 ondervindelijke  wijsbegeerte  te  R o t t e r d am .   1826. 
 *)  J.  H .  v a n   R e c h t e r e n ;  Verh an deling  over  den  Staat  van   den  R i jn ,  de  W a a l ,   de  Maas  en  den  IJssel  en  
 de  läng s  deze  rivieren  gelegen  polders,  benevens  middelen  tot  verbetering  derzelve.  1830* 
 *)  H.  J.  v a n   DER  WlJCK.  Verhandeling  over  de  Nederlandsche  riviéren  en  de  middelen  tot  derzelver  verbetering. 
   1832. 
 *)  T .   J.  STIELTJES.  De  Nederlandsche  hoofdrivieren  en  de  plannen  tot  hunne  v erbeterin g,  in   populairen  toon  
 beschreven  door  een  oud  soldaat.  1850.