verschillend karakter. Niet zòo gauw was op genoemden datùm de kleikap doorgestoken of het
laagwater beneden den dam fees aanmerkelijk. Naarmate de afvoer van den overlaat toenam,
veranderden de getijiijnen boven en beneden den dam ten eenenmale Van vorm en naderden beide
tòt een tusschentöestand. Bij den stormvloed van 25 Juni bereikte het hoogwater nauwelijks het
peil van gewoon hoogwater in den toestand voor 21 Juni.
De getijlijn te A n d e l (aan-de Maaszijde van den dam) wees, vergeleken met die te Heus den,
voor 21 Juni tijdens de ebbe telkens een vrij constant-verhäng a an , doch in den namiddag
van 22 Juni was dat verhäng, dank zij de werking van den overlaat te H eu sd en , verdwenen.
De getijiijnen te A n d e l en te Heu sd en gaan daarna vrijwel te zamen op en neer, 00k bij den
stormvloed van 25 Juni.
v De getijiijnen ter weérszijden van de-schutsluis te A n d e l waren reeds op 18 Juni onder
den invlped van de äanmerkelijke-beperking. van het zomerbed aldaar, waardoor de ebbe bòveri
de sluis werd verhinderd af te loopen tot ongeveer het peil van het laagwater beneden de sluis,"
op 14 Juni was van eene dergelijke opstuwing nog niets te merken. De getijiijnen van 22 Juni
wijzen er op, dat 00k bij hoogwater een niet onaanzienlijk verhäng (van beneden naar boven)
in het vernauwde rivierprofiel bestond, terwijl die lijnen, onmiddellijk nà de afsluiting op 23
Juni een onderling geheel verschillend karakter blijken te hebben aangenomen. De getijiijnen
van 25 Juni geven een indruk van de beschutting, waarin de Maaswaardeii zieh door de aanwe-
zigheid van den dam, tijdens den hooistorm van 1904 hebben kunnen verheugen.
Nadat de afsluiting te A n d é l tot stand was gekomen, wefd beneden H eu sd en begonnen
met het opruimen van den overlaatdam, welk werk in de derde week van Juli werd voltooid;
daarna rnoest nog eenig baggerwerk in de nieuwe rivier beneden de overbrugging worden verricht.
Naarmate het rivierprofiel de vrije waterbeweging beter gedoogde, ondergingen de getijiijnen
te H eu sd en, aan ’t Heleind en te A n d e l geleidelijk veranderingen, zooals blijkt uit fig. 78,
alwaar, voor de eerste maanden nà de scheiding van Maas en Waal de waargenomen waterbeweging,
telkens op de dagen van nieuwe-, kwartiers- o f volle maan, is voorgesteld. A l werd
in die körte période uit den aard der zaak geenszins de toestand van evenwicht bereikt, zoo
geven die waarnemingen toch een indruk hoedanig de waterbeweging zieh, in den nieuwen
toestand zal instellen.
Uit die figuur blijkt, dat de algemeene daling van de getijlijn aan ’t Heleind gelèidelijk
voortging en dat het verschil in peil tusschen hoog- en laagwater met ruim de helft toenam.
Omtrent de getijlijn te H eusden geldt dezelfde opmerking. Reèds op 19 Juli vielen de
getijiijnen boven en beneden de plaats van den overlaatdam in elkander. De getijlijn aan de
Maaszijde van de schutsluis te A n d e l vertoont met die te H eusden slechts weinig verschil.
De getijiijnen boven en beneden de schutsluis te A n d e l wijken onderling echter zeer veel
af. De waterbeweging is aan de Waalzijde veel intenser dan aan de Maaszijde en de tijdstippen
van hoog- en laagwater treden aldaar vroeger in. Uit eene vergelijking met fig. 78, volgt dat
de getijbeweging aan de Waalzijde aanmerkelijk grooter is dan vóór de afsluiting der rivier.
De voltooiing der openingswerken volgens het bestek volgde in de jaren 1904 en 1905
34