zonder geregelde uitdieping, door natuurlijke opslibbing voortdurend achteruitgaan, waardoor
de ebbestanden vöör de duikers en sluizen minder laag afloopen. Eindelijk is 00k de dieptetoe-
stand van de nieuwe rivier zelf van invloed op het peil der ebbestanden.
BERNSCHE STOOMGEMAAL.
Het afgesneden deel van den polder van Herpt en Bern, aangeduid als bemalingsgebied I
en bekend onder den naam van „Bernsche polder” , is 89 H.A. groot en bestaat grootendeels
uit bouwland. De bodem ligt tusschen 2.70 M. -|- N.A.P. en 2.00 M. -j- N.Ä.P., doch verreweg
het grootste gedeelte ligt boven het peil van 2.36 M. -f- N.A.P. De bodem bestaat uit eene
laag klei ter dikte van ruim 0.75 M., welke onmiddellijk op fijn zand rust, zoodat de slooten
met den bodem in het zand liggen, in verband waarmede de polder veel last heeft van kwel
uit en naar de rivieren, die hem aan alle zijden begrenzen. Vooral längs den Hoogen Maasdijk,
ahvaar zieh eene strook griendland uitstrekt en het terrein met talrijke dwarsslooten is door-
sneden, is de kwel groot.
In den toestand vöör de verlegging van den Maasmond was dat kwelwater_ voor de cultuur
in ’t alcremeen niet bezwarend, aangezien de waterspiegel van het binnengedijkte Oude Maasje,
waarop de polder loosde, in verhouding tot het maaiveldspeil steeds laag was, 00k in tijden
waarin de vrije loozing van het Oude Maasje bij D o e v e r e n tengevolge van de werking van
den Baardwijkschen overlaat was gestremd. In droge tijden kwam de kwel aan het polderland
ten goede, aangezien daardoor eene te diepe uitdroging van den bodem werd voorkomen, in
aanmerking genomen dat het ververschingswater, hetwelk alleen door de sluis te D o e v e ren
kon worden ingelaten, niet ver genoeg het afgesloten Oude Maasje opstroomde om nog in den
Bemschen polder baat te geven.
Door de vorming van de Bergsche Maas de gelegenheid tot loozing op het afgesloten Oude
Maasje afgesneden zijnde, kon bij hooge rivierstanden alleen door bemaling in de afwatering
worden voorzien en het daarvoor gestichte stoomgemaal moest wegens de genoemde kwel, een
in verhouding tot de oppervlakte van den polder zeer groot vermögen verkrijgen. Hoewel aan-
vankelijk 00k eene duikersluis in den bandijk was ontworp'en, bleek die bij nader onderzoek
achterwege te kunnen blijven, omdat de loozing van het hemelwater bij rivierstanden beneden
polderpeil zeer voldoende door de kwel geschiedt.
Het vermögen van het stoomgemaal is uit den aard der zaak bepaald naar het overgangs-
tijdperk vöör de opening van den Maasmond, zijnde zoowel voor de hoeveelheid kwelwater als
voor de hoogte van opmaling de meest ongunstige toestand geweest. Ten einde het waterbe-
zwaar te leeren kennen, zijn tijdens het hooge opperwater van Maart 1888 uitvoerige waar-
nemingen in den polder verricht, op grond waarvan de door het stoomgemaal te verzetten
hoeveelheid water is bepaald op 1.10 M5 per seconde. Om tot de maximum opvoerhoogte te
komen, is uitgegaan van den hoogst waargenomen rivierstand van 6.09 M. N.A.P. te
H ed ik h u iz e n , en een alsdan te handhaven winterpeil in den polder van 1.86 M. -f- N.A.P.
(Het zomerpeil is 0.50 M. lager aangenomen). Hiernaar heeft het stoomgemaal een vermögen
verkregen van 68 W.P.K., verdeeld over twee gelijke pompmachines.
Was de plaats voor het stoomgemaal aanvankelijk in den zuidwesthoek van den polder
ontworpen, toen de kwel zoo uiterst aanzienlijk bleek te zijn, werd aan den zuidoosthoek de
voorkeur gegeven, zoowel omdat hier de laagste gronden worden aangetr offen, als omdat de
oostelijke bandijk het meeste kwelwater geeft; bovendien kon hier direct op de rivier worden
uitgeslagen, zoodat geen buitendijksche terreinen door het opgemalen water in hunne suatie
zouden worden belemmerd.
Het hoofdgebouw omvat de machinekamer en het ketelhuis, onderling door een overdekten,
gang verbonden; de bijgebouwen bestaan uit eene steenkolenloods, een magazijn met smederij
en eene dubbele woning voor het bedienende persone'ei. De situatie is voorgesteld in fig. 73.
r Door het ketelhuis afgescheiden te houden van de machinekamer kon voor de fundeering
van het eigenlijke muurwerk met een gecreosoteerd dennen roosterwerk worden volstaan. De
ketels zelf, twee in getal en van gelijke grootte, hebben eene betonfundeering, dik 0.90 M.;
00k de schoorsteen rust op eenen betonkoffer, zwaar 1.30 M. De ketels zijn van het Qornwall-
typ e, lang 7.04 M. met eene middellijn van 1.76 M.; elke ketel heeft twee stookbuizen, een
verwarmd oppervlak van 50 M2 en een rooster-oppervlak van 2 X °-s 7 M2; de werkspanning
bedraagt 5 Atm. overdruk. Voor de ketelvoeding zijn aan de stoomwerktuigen in de machinekamer
twee afzonderlijke perspompen gekoppeld, terwijl als reserve eene Worthingtonpomp en
bovendien eene handzuig- en perspomp zijn opgesteld. De twee laatstgenoemde pompen zuigen
het water uit de polderwaterleiding; de machineperspompen nemen het water uit de condensors
der stoomwerktuigen. Voor het eventueel uithalen van de ketels zijn draagbogen in den voorgevel
van het ketelhuis aangebracht.
De muren van de machinekamer zijn met de fundamentblokken van de stoomwerktuigen
en de pompen op eenen betonkoffer, dik 1.30 M. gefundeerd.
De stoomwerktuigen vormen elkaars spiegelbeeid en zijn symetrisch van de as van het
gebouw opgesteld; het zijn liggende eenling-machines met condensatie, die elk een vermögen
ontwikkelen van 62 I.P.K. bij '/4 vulling van den stoomeylinder en 5 Atm. overdruk in den
stoomketel. De plunjer van den condensor is bevestigd op de verlengde zuigerstang van het
bijbehoorende stoomwerktuig. De slaglengte bedraagt 0.45 Ä- > 6e stoomeylinder is lang 0.67 M.
tusschen de deksels en heeft eene middellijn van 0.37 M. binnenwerks; hij is voorzien van een
versche-stoommantel. De expansieschuif en de voedingsperspomp worden door hetzelfde excentriek
bewogen. Het vliegwiel heeft een middellijn van 1.76 M.
Elk stoomwerktuig is direct gekoppeld met een hevelcentrifugaalpomp met gesloten waaier.
Deze heeft eene buitenmiddellijn van 1.68 M. en is voorzien van zes schoepen. De zuig- en de
persbuizen zijn binnenwerks wijd 0.70 M. Het hart van de pompas ligt op 3.63 M. - f N.A.P.
De met de perspomp verbonden hevelleiding volgt, rüstende op houten kespen, het voormalige
profiel van den Hoogen Maasdijk, zoodat bij de stichting van het stoomgemaal elke insnijding
van het dijkslichaam kon worden vermeden en heeft daardoor de groote lengte van 56 M.
gekregen; zij is voorzien van eene klep aan de rivierzijde en van twee mangaten, waarvan een
in den top, liggende op 7.19 M.-|-N.A.P. Door plaatselijke verzwaring van het dijksprofiel zijn
de twee hevelleidingen later onder den grond gewerkt. De condensor der bijbehoorende stoom-
machine is niet alleen met de polderwaterleiding verbonden, doch 00k met den top der hevel