
 
        
         
		het  volledige  genot-  van  den  nieuwen  toestand  te  verzekeren  door  het  tot  stand  brengen  van  
 een  beteren  waterafvoer,  het  maken  van  irrigatiewerken  en  het  afsluiten  van  het  peelwater  aan  
 de  grenzen  van  het  waterschap.  In  gemelde  som  van  f  300,000  zijn  niet  begrepen  de  kosten  
 van  een  te  graven  kanaal  van  ’s -H e r to g e n b o s ch   naar  de  Maas. 
 b.  dat  de  bijdrage  zal  worden  voldaan  in  jaarlijksche  termijnen  en  wel  gedurende  de  eerste  
 vijf  jaren  (aanvangende  met  het  einde  van  het  jaar,  waarin  door  het  Rijk  met  de  werken  een  
 begin  zal  zijn  gemaakt)  elk  groot  f  40,000. 
 Na  afdoening  dezer  vijf  termijnen  geschiedt  de  betaling  van  het  nog  Overblijvende  bedrag  
 in  twintig  jaarlijksche  gelijke  termijnen. 
 Wanneer  echter  de  Heerewaardensche  overlaten  vóór  of  op  den  i sten  November  van  de  
 jaren  1884,  1888  en  1891  niet  alle  minstens  gebracht  zijn  öp  de  waterkeerende  hoogte,  over-  
 eenkomende  met  de  hierna,  voor  elk  dier  jaren  aangegeven  hoogte  aan  de  Rijkspeilschaal  te  
 S t .-A n d r ie s   (Waalzijde)  zal  de  betaling  der  termijnen  in  die  en  in  de  volgende jaren  uitgesteld  
 worden  tot  het  jaar,  waarin  de  overlaten  minstens aan die  hoogte  zullen  gebracht  zijn  als: 
 i  November  1884  op 7.00  M. -}-  A.P. 
 I  „  1888  „  7.50  I   -(-  „ 
 i  I   1891  „ 7.90  „   -f-  _,j 
 c.  de  kosten  der  sub  a  van  art.  2  bedoelde  werken,  zullen  tot  ten  hoogste  het  daarge-  
 noemde  bedrag,  naarmate  zij  zijn  tot  stand  gebracht,  van  de  aan  het Rijk uit te keeren bijdrage,  
 kunnen  worden  ingehouden. 
 d.  de  Beersche  Maas  kan,  voor  zooveel  het  Rijk  betreft,  als  overlaat  vervallen  bij  de  
 voltooiing  der  werken  of  zooveel  vroeger  als  de  aangelegenheid  der  traverse  van  dezen  overlaat  
 en  van  hare  dijken  en  kaden  bij  Provinciaal  règlement  zal  zijn  geregeld.  Is  deze  overlaat  op  
 het  tijdstip  der  voltooiing  van  de  werken  in  art.  1  genoemd  niet  watervrij  afgesloten,  zoo wordt  
 de  eerstvolgende  betalingstermijn  ingehouden  ter  verzekering  aan  het waterschap,  dat  die sluiting  
 niet  geheel  of  gedeeltelijk  ten  zijnen  laste  zal  worden  gebracht. 
 Die  ingehouden  termijn  wòrdt  aan  het  Rijk  uitbetaald  zoodra  de  watervrije  sluiting  van  
 de  Beersche  Maas,  buiten  kosten  van  het  Waterschap  verzekerd  i$. 
 e.  Mocht  binnen  tien  jaren  na  de  dagteekening  dezer  ovéreenkomst  aan  de  in  A rt.  I  genoemde  
 werken  geene  som  van  tien  millioen  gulden  besteed  zijn,  zonder  dat  dit  door  Oorlog  
 of  ändere  biiit erige won e  omstandigheden,  doör  ©vermacht  of  toeval  ontstaan,  veroorzaakt  is,  
 dan  is  het  Waterschap  niet  gehouden  tot  uitbetaling  der  verdere  bijdragen. 
 Ar-t.. 3. 
 De  kosten,  op  deze  overeenkomst  vallende  zijn  ten  laste  van  het  Waterschap. 
 ’s-Hertogenbosch,  30  Augustus  1883. 
 Goedgekeurd  bij  besluit  van  Gedeputeerde  Staten  van  N o o rd -B rab an t  vari  6  September  
 1883,  G.  N°.  141. 
 WIJZIGING  V AN   H E T   SUBSIDIEBESLUIT  D ER   S T A T E N   V A N   N O O RD -BRA BANT , 
 dd.  12  MEI  19Ö3. 
 De  S ta t e n   v an   N o o rd -B ra b an t, 
 Gezien  de  brieven  van  den  Minister  van  Waterstaat,  Handel  en  Nijverheid  van  den  24sten  
 Juni  1902,  Litt.  K ,   3  September  1902,  Litt.  F ,   4  April  1.903,  Litt. H  en  15  April  1903  Litt.  N; 
 Overwegende,  dat  de  Regeering  zieh  bereid  verklaart  de  tot  stand  koming  te  bevorderen  
 van  de, verschillende  in  die  missive  met  name  genoemde  werken. 
 Hebben  op  grond  daarvan  besloten:  hun  besluit  van  den  I5den  Juli  1880,  waarbij  eene  
 bijdrage  van  een  milioen  gulden  uit  de  provinciale  kas  aan  het  Rijk  is  aangeboden  in  de  kosten  
 van  aanleg  en  onderhoud  der  daarin  bedoelde  werken,  gewijzigd  bij  besluit  van  4  Juli  1883,  
 andermaal  te  wijzigen  voor  zooveel  betreft  het  beding  sub  2  en  dit  te  doen  luiden  als  v o lg t: 
 „20.  dat  onder  de  werken  sub  3  genoemd  in  het  schrijven  van  den  Minister  van  Water-  
 „ Staat,  Handel  en  Nijverheid  van  7  Januari  1880,  mede  begrepen  zijn  het  door  stoombemaling  
 „op  peil  houden  der  afwateringskanalen  voor  de  landen  sub  a  en  b  genoemd,  alsmede  van  de  
 „Bleek-  en  Oostkil,  en  wanneer  zulks  noodig  mocht  blijken,  00k  voor  de  gronden  längs  den  
 „linker-  of  zuidelijken  oever  van  den  Amer.” 
 ’s Hertogenbosch,  12  Mei  1903. 
 De  Staten  voornoemd, 
 (get.)  A.  v a n   V o o r s t   t o t   V o o r s t ,   Voorzitter.  
 (  „   )  W.  v a n   L a n s c h o t ,   Griffier.