
 
        
         
		OVEREENKOMST  TUSSCHEN  DEN  S T A A T   EN  H ET  W A TER SCH A P   T E R   
 BEVORDERING  D ER   V ER BE T ERING   V A N   DEN W A T E R S T A A T S TO E S T A N D   IN  HET  
 NOORD-OOSTELIJK  G ED E E L T E   V A N   NOORD-BRABANT,  TO T 
 WIJZIGING  V A N   D E  OVEREENKOMST  V AN   30  AUGUSTUS  1883  WEGENS  
 BE TA L IN G   V AN   EENE  BIJDRAGE  A A N   H ET  RIJK. 
 Tusschen  den  Staat  der  Nederlanden,  ten  deze  krachtens  aanschrijving  van  den  Minister  
 van  Waterstaat,  Handel  en  Nijverheid  van  13  November  1899,  N°.  201,  vertegenwoordigd  door  
 den  Commissaris  der  Koningin  in  N o o rd -B ra b an t,  ter  eene  zijde; 
 en  het  Bestuur  van  het  Waterschap  ter  bevordering  der  verbetering  van  den  waterstaats-  
 toestand  in  het  Noord-Oostelijk  gedeelte  van  N o o rd -B ra b a p t,  als  daartoe gemachtigd  bij  besluit  
 van  de  vergadering  van  hoofd-ingelanden  van  dat  Waterschap  van- den  i6 den  Maart  1900,  ter  
 andere  zijde; 
 is  met  wijziging  in  zoover  van  het  bepaalde  bij  bovengemelde  overeenkomst  bij  artikel  2  
 sub  b ,  overeengekomen  als  volgt: 
 Artikel  1.  - 
 De  betaling  van  de  opvolgende  jaarlijksche  termijnen,  waarvan  de  eerste  tien  termijneri  
 zijn  voldaan,  wordt  geschorst  tot  en  met  ultimo  December  1902,  zoodat  de  nog  verschuldigde  
 termijnen  daarna  geregeld,  met  ultimo  December  van  elk  volgend  jaar  komen  te  vervallen  en  
 mitsdien  alsdan  telkens  zullen  worden  voldaan,  aanvangende  met  den  eerstvolgenden  o f  e l f  den  
 termijn,  die  vervalt  ultimo  December  1903. 
 Artikel  2. 
 De  kosten  op  deze  overeenkomst  vallende  zijn  ten  laste  van  het  Waterschap. 
 Aldus  overeengekomen  te  ’s -H e r to g en b o s ch   den  19  Maart  190.0.. 
 De  Commissaris  der  Koningin  in  N o o rd -B ra b an t, 
 (get.)  A .   V A N   V O O R S T   T O T   V O O R S T . 
 Het  Bestuur  van  het  Waterschap  ter  bevordering  der  verbetering  van  den  
 waterstaatstoestand  in  het  Noord-Oostelijk  gedeelte  van  N o o rd -B rab an t,  
 (get.)  A .  H.  Sassen,  Voorzitter. 
 I  I   |  A .  Jansen,  Secretaris. 
 Goedgekeurd  bij  besluit  van  Gedeputeerde  Staten  van  N o o rd -B r a b a n t ,  dd.  22  Maart  
 1900,  G  N 3.  101. 
 OVEREENKOM ST  TUSSCHEN  DEN  S T A A T   EN  H ET  W A T ER SCH A P   T E R   
 BEVORDERING  D ER   VER BET ERING   VAN- DEN W A T E R S T A A T S TO E S T A N D   IN  H E T   
 NOORD-OOSTELIJK  D E E L   V A N   NOORD-BRABANT,  T O T   WIJZIGING  
 V AN  DE  OVEREENKOMSTEN  V AN   30 AUGU STUS  1883  EN V AN   19 M A A R T   1900,  
 WEGENS'  BE TA LING   V AN   EEN E  BIJDRAGE  A AN   H ET  RIJK. 
 Tusschen  den  Staat  der  Nederlanden,  ten  deze  krachtens  aanschrijving  van  den  Minister  
 van  Waterstaat,  Handel  en  Nijverheid  van  den  acht  en  twintigsten  December  negentien honderd  
 en  vijf  N°.  172,  Afdeeling  Waterstaat,  vertegenwoordigd  door  den  Commissaris  der  Koningin  
 in  N o o rd -B r a b a n t ,  ten  eene  zijde;  en  het  bestuur  van  het  Waterschap  ter  bevordering  der  
 verbetering  van  den  waterstaatstoestand  in  het  Noord-Oostelijk  deel  van  N o o r d -B r a b a n t ,  als  
 daartoe  gemachtigd  bij  besluit  van  de  vergadering  van  hoofdingelanden  van  dat Waterschap van  
 den  elfden  December  negentien  honderd  en  vijf,  ter  andere  zijde, 
 is,  met  wijziging  in  zoover  van  het  bepaalde  respectievelijk  in  Art.  2,  sub  b  en  d  en  in  
 Art.  1  van  bovengemelde  overeenkomsten,  overeengekomen  als  volgt: 
 A rt.  1. 
 De  betaling  van  de  opvolgende  jaarlijksche  termijnen,  waarvan  de  eerste  tien  termijnen  zijn  
 voldaan,  wordt  geschorst  tot  en  met  ultimo  December  1904. 
 De  vervaldag  voor  den  eerstvolgenden  of  elfden  termijn,  groot  /90,000.— ,  wordt  gesteld  
 op  1  Maart  1906. 
 De  twaalfde,  dertiende  en  veertiende  termijnen,  eveneens  elk  groot  f  90,000.— ,  vervallen  
 respectievelij k  op  ultimo  December  van  de  jaren  1906 ,  1907  en  1908. 
 Daarna  zullen  op  ultimo  December  van  elk  jaar,  te  beginnen  derhalve met ultimo  December  
 1909,  telkens  twee  termijnen  of  bedragen  van  /180,000.-—  vervallen  tot  en  met  ultimo  19I3. 
 De  laatste  of  20ste  termijn,  groot  f  90,000.-^1  kan  worden  ingehouden  ter  verzekering  
 aan  het  Waterschap  dat  de  sluiting  van  de  Beersche  Maas  als  overlaat  niet  ten  zijnen  laste  zal  
 worden  gebracht. 
 Deze  ingehouden  termijn  wordt  aan  het  Rijk  uitbetaald  op  ultimo  December  1914,  indien  de  
 watervrije  sluiting  van  de  Beersche  Maas  buiten  kosten  van  het  Waterschap  vöör  dat  tijdstip  
 verzekerd  is,  en  anders  zoodra  dit  het  geval  is.