D E ELECTRISCHE BEMALING V A N D E L A G E DONGEPOLDERS. J)
Om het ontwerp voor de electrische bemaling te kunnen uitwerken was het in de eerste
plaats noodig vast te stellen welke polders daarin zouden worden opgenomen. Daartoe werd
uitgegaan van de onderstelling, dat de ebbestanden in den mond der Donge bij zeer groote
zomerafvoeren door den nieuwen Maasmond zouden verhoogen tot het peil van N.A.P. Ver-
volgens werden uit de tijdens werkingen van den Baardwijkschen overlaat gedane waarnemingen
van waterstanden in de Donge en hare takken de toekomstige verhanglijnen op die rivierarmen
bij een ebbestand van N.A.P. in den mond der Donge geconstrueerd, uit welke verhanglijnen
vervolgens de te verwachten ebbestanden vöör de onderscheidene poldersluizen werden afgeleid.
Door nu bij elke sluis het polderpeil met den gevonden buitenwaterstand te vergelijken, kon
over de waterlossing in de gedachte toekomstige ongunstige omstandigheden worden geoordeeld
en besiist o f de polder in de bemaling zou zijn op te nemen. Met de polders längs de zuidzijde
van den Amer tot voorbij D r im m e len werd op dezelfde wijze gehandeld.
Uit veelvuldige waarnemingen van zomerpeilen en ebbestanden in de Dongeianden werd
afgeleid, dat de natuurlijke loozing aldaar nog behoorlijk is verzekerd, wanneer het zomerpeil
slechts minstens 0.15 M. ä 0.20 M. boven den gemiddelden zomerlaagwaterstand vöör de sluis
is gelegen. Daaruit volgde evenwel nog niet dat kunstmatige loozing moest worden verschaft
aan alle polders, welker zomerpeil minder dan 0.15 ä 0.20 M. was verheven boven den gevonden
ebbestand vöör de sluis bij een peil van N.A.P. aan den mond der Donge. In de eerste
plaats toch was dit peil slechts eene globale aanname en voorts zou die hooge ebbestand in de
zomermaanden vermoedelijk slechts zeer tijdelijk, wellicht niet langer dan gedurende een of
twee getijden optreden. Om nu eene grens te trekken werd voorloopig aangenomen, dat kunstmatige
loozing noodig zou zijn voor alle polders, welker zomerpeil niet hooger was gelegen dan
de gevonden ebbestand vöör de sluis bij het peil van N.A.P. in den mond der Donge. Mocht
nä de opening van den Maasmond blijken dat die grens te laag was gesteld, dan zou het
bemalen gebied zonder bezwaar zooveel noodig kunnen worden uitgebreid, zonder dat de eind-
kosten van de installatie daardoor noemenswaard zouden verhoogen. Het was juist een der
voordeelen van het electrische plan, dat een dergelijk voorzichtige opzet van de bemalings-
inrichting kon worden gevolgd.
Het omschreven onderzöek had tot gevolg, dat de bemaling voorshands over de 32 sluis-
gebieden werd uitgestrekt, welke hieronder, met hunne oppervlakte en hun zomerpeil zijn genoemd.
*) Eene uitvoerige beschrijving van deze installatie komt voor in het tijdschrift van het Koninklijk Instituut
van Ingenieurs, ja a r g an g 1903— 1904, eerste aflev erin g, door de Ingenieurs van den Waterstaat W . G. C . G e l in c k ,
J. P. v a n V l is s in g e n en M. C . E. B o n g a e r t s .
Hoofdstuk V. Afwateringsbelangen. 191
Nummer
van het pomp-
station.
Naam van den polder.
Oppervlakte
in H.A.
Zomerpeil
in Meters t/o
N.A.P.
1 Binnendijksche Akkers.......................................... . . . . . . 80 0-55 +
22 0.50 +
r 3 „ „ ¡H 1 ) .............................. 18 0.45 +
4 (3e | ) ............................. 10 0.25 +
5 „ . • . 7, (4e ) ................B.......... 60 0.30 - f
« 6 Körte en lange Veerteis met hooge gronden.............. $02 0-30 +
7 Dongendijksche polders........................................ ............. 126 0.15 +
8 Oostpolder onder R a am sd on k (zuidelijk gedeelte):. 42 0.05 +
9 Oostpolder onder R a am sd o n k (noordelijk gedeelte) 155 . 0.10 +
10.^ Zuidpolder onder R a am sd on k (oostelijk gedeelte).. .56 ^b-9-QQ,.
11 Willemspolder (oostelijk gedeelte)............................ 309 - .. 0.10 -f-
12 „ (noordelijk gedeelte)................................ 96 0.20 -j-
13 Zuidpolder onder R a am sd on k (westelijk gedeelte). 39 “ 0.10 -\-
14 Willemspolder (westelijk gedeelte)............................. 64 0-25 +
15 Hooislobben. . .................................................................... .. 31 O.Of
m E endr achtspolder.................................................................... 143 Ö.05 -f-
17 Sandoelsche polder............................................................... 54 - 0 : 0 5
18 18 0.05 -i-
19 Slikpolder................................................................................. 83 0.20
20 Oude A kke rs........................................................ .................. 48 0.25 p
21 Nieuwe A k k e r s ..................................................................... 15 0-35
22 Polder van de Moer........... ................................................. 44 O.I5-r-
23 Polder van Drimmelen...................................................... .. 23 0 .3 0 -
24 Emiliapolder (noordelijk gedeelte)................................... 812 . Q.4 0 -f^' ;
25 „ (zuidelijk gedeelte)......... ............................ 420 . 0.15 -r-
26 Oranjepolder............................................................................ 85 0.40 -f-
27 Oostpolder onder O o s te rh o u t.................. '..................... 221
° ' 15
28 Slobberdoezen................................................................... 20 0.00
29 Koksheuvels........... . • ■ .................. ...................................... 35 0.05 ft=
30 1 Willemspolder (zuidelijk gedeelte).................................... 133 0.15
31 Republiekpolder met hooge gronden.............................. 120 0.25 +
32 Nieuwe Dombos.. . . . . . . . . . . ............................................ ..
Totaal. . . ! .
48
3741
Q.15-^-