
geworden; wij vonden ze tocli slechts in één van de meer dan vijftig Muntkabinetten
, die wij bezochten ; doch men zie het medegedeelde aan het einde dezer munten.
Onder NJ 7 geven wij de zilveren reaal of royaal, in de Ordonnantie van 4 ¡Fe-
bruarij. 1520, volgens welke zij het eerst geslagen is, ook dóblele Carolus ge-
Keeten. De Ordonnantie zegt daaromtrent hetgeen volgt :
»Item voort» (zie verder onze Munten van Braband en Limburg, bl. 251).
Zij zouden loop hebben voor zes grooten Vlaamsch of drie stuivers ; — het
gehalte zoudë zijn van 11 penn. 5 grein (of JM) ; 80 zouden er in de.snede gaan ;
het remedie 1 grein in het allooi en 1 engels in het gewigt zijn, enz. enz.
Deze muntsoort, die, gelijk uit het zoo even opgegeven gehalte blijkt, van
zeer goed zilver is, en daarvan ook het 'uiterlijke teeken draagt, heeft op de
vz. het gekroonde wapenschild met den Rijksarend, gevat in een parelcirkel.
Het omschrift is, na het Geldersche kruis:
I^TSROIiVS * D' * G' * ROM2Î » IMP' * Z' * HISP2ÏR * REH
Op de kz. rust het groote wapenschild op een gebloemd kruis, waarvan het
bovenste been zieh niet vertoont; op die plaats ziet men de Roomsch-Konink-
Kjke kroon. Omschrift:
D7Î * MIGHI I VIRTVTE ¡ COTRK * HO | SWS * TV OS
Z. weegt 3 w. - Is van Zs , als ons alleen bekend in de verzameling des
Heeren j. f. q. meijer te ’s Gravenhage.
Deze zilveren realen zijn ons voorgekomen in de Muntmeestersrekening van
1 Augustus 1544 tot 29 Maart 1546 (Bijlage EB), als geslagen zuiver voor
den omloop ten getale van 43,145 stuks; verder schijnen zij niet meer vervaardigd
te zijn.
Onder N" 8 geven wij de afbeelding van den Stuiver.
Deze muntsoort is mede geslagen ten gevolge der Ordonnantie van 1520,
waar wij in § 9 lezen:
» Item, sal noch geslagen worden eenen anderen silveren penningh, gehee-
»ten stuyvers» (zie verder onze Munten van Braband en Limburg, bl; 225).
Zij hadden loop voor 2 grooten Vlaamsch; het gehalte was van 3 penn. 17
gr (A'ss); 80 gingen er op een Trooisch mark; de remedie was 1 grein fijo
zilver in het allooi en van 1 engels op het gewigt.
Voor » sleyschat ènde andere kosten van der munten» werd betaald 1 schell.
7 gr. 18 myten.
De vz. vertoont het gekroonde Rijks-wapenschild, geplaatst binnen een sier-
lijk kruis met vier omgebogeñ punten; tusschen elk dçr beenen des kruises
ziet men twee bogen, die in hun midden een sieraad hebben, dat naar een
klaverblad gelijkt. Aan de zamenkomst der bogen vertoonen zieh cirkels of
ringen. Een parelcirkel omvat het een en ander. Omschrift:
KTîROIi' * | D' * G' » RO' | IM * (zeer versprengen en als in elkander)
H | IS'»REH.
Op de kz. ziet men de zelfde type als op de vorige munten, namelijk het gekroonde
zestienveldige wapenschild, doch, ter onderscheiding en om verwarring
bij het ontvangen en uitgeven voor te komen, bevinden zieh thans aan elke
zijde van dat wapenschild twee gekruiste laurierstokken. In den rand vertoont
zieh de letter G , en door dezelve wederom twee gekruiste laurierstokken ; iets
wat ons nog op geene munt tot dus verre voorgekomen is. Dit een en ander
neemt hier, naar het schijnt, de plaats in van het Geldersche kruis. Omschrift:
D2Ï * MICHI * VIRTVTE' * GONTR2Î * HOSTE * (de beide läatste letters
aan een verbonden) TVOS
Z. B. weegt 2,8 w. Is van Zs , als ons alleen voorgekomen in de verzameling
van den Heer S t r i c k e r te ’s Gravenhage.
Van deze muntsoort zijn geslagen in het tijdvak tusschen 1 Augustus 1544
en 29 Maart 1546 (Bijlage EE) een getal van 12,823 stuks. Tusschen laatst-
gemeld tijdstip en 6 Augustus 1552 zijn er geene heele, maar alleen halve
stuivers met den Gelderschen Stempel vervaardigd. Van 6 Augustus 1552 tot
6 Augustus 1558 sloeg men er (zie Bijlage GG) 28,540; maar wie waarborgt
ons, dat deze den Stempel van Karel V en niet dien van Filips I I , met wiens
Stempels men sedert 1557 muntte, gedragen hebben?
Wij zijn genaderd tot de muntsoort halve stuiver genaamd, door ons onder
N" 9 afgebeeld.
Deze muntsoort is niet vermeld in § 10 der Ordonnantie van 4 Februarij 1520.,
en werd eerst in den jare 1542 geslagen. In eene Antwerpsche Muntmeestersrekening
van dien tijd wordt zij genoemd : » nyeuwen penninck van een groote
23