
 
        
         
		D i j k   (de Heer  v a n ) , Numismaticus te Schiedam, 
   bl.  413. 
 D i j c k e   (j a n n e   v a n   d e n )  ,  Raad en Reken-  
 meester  in  Braband,  bl.  357. 
 D i r k   IX en  X '(Munten  der Kleefsche  Hertogen), 
   bl.  278. 
 Discerne  causam,  enz.  Opschrift  op  ëene  
 munt  (?),  bl.  165. 
 JDivisien  (particulière)  van munté,  bl.  239. 
 Dobbel  Philippus  gulden  of  gulden  Vliçs,  
 bl.  252. 
 Dobbel  Vuurijzer.  Zie  Vuurijzer. 
 Dobbele  Carohis,  bl.  176. 
 Documens.  Zie  v e r a c h t e r .  . 
 D o ü t ’s   Archief,  b l.  2 7 7   n o o t ,   3 8 8 . 
 D o e n   p ie t e r s z o e n  ,  uitgever  van  zeldzame  
 Beeldenaars  te  Amsterdam,  bl.  426. 
 jDoeysken,  bl.  129. 
 Doesburg.  Door wien tot Stad verheven, bl. 14. 
 Doetichem.  Door  wien  tot  Stad  verheven,'  
 bl.  14. 
 D o îr n ic k   (h e n r ik   v a n ) ,   b l .   1 2 1 ,   3 1 1 . 
 Domein  (Koninklijk  Fränkisch),  bl.  4. 
 Domeinen  (de  broeders  der regerende Yorsten  
 mogtén  in  de Middelèeuwen  het muntregt  
 nitoefenen  op  hunne), - bl.  67. 
 Dominus  mihi  aäjutor.  Opschrift  op  munten, 
   bl.  192,  enz. 
 Doorniic  [liever nog  Bergen],  Muntstad  van  
 Henegouwen,  beter  het  DoorniJcsche,  bl.  
 237,432.  /   - 
 DoorniJcsche  (Muntstad  van  het),  bl.  432. 
 Dordeyl,  bl.  111,  beteekent  dsrde  deel. 
 Dordrecht,  Muntstad  voor  Holland  en  Zeeland', 
   bl.  237;  Muntverzameling  aldaar,  
 bl.  33.  Instructiè  omirent  den  aldaar in  
 1466  te  munten  Bourgondischen  gulden,  
 bl.  196. 
 Dorstad of' Dorestadus,  een  der  beide  hoofd- 
 .  zetels  van  de  Franken  in  ons  vaderland,  
 bl.  3.  Het  aldaar  geslagen  geld  waar-  
 schijnlijk  90k  in  Gelderland gebezigd ge-  
 weest ,  bl.  5. 
 -D oRNIJCK  (HENRIK  V A N ),   z i e   DOIRNICK. 
 Drentke  (Munt  van),  zie  Koeverden;  (wa-  
 penschild  van)  gemist op een pronkdaalder,  
 bl.  198. 
 Drie  en  een  halve  grootspenning,  bl.  199. 
 Drie-groeten,  bl.  185. 
 Driehoeh  (wapenschildjes  in  eenen),  bl.  79. 
 DriemijtstuJc,  bl.  211. 
 Driestuiverspenning  (?)»  bl.  158. 
 Dronsberg,  de Be MonetaU,  bl.  267  noot. 
 Dubbelde  duJcaten,  bl.  220,  221,  256, 259. 
 Dubbele. groot,  bl.  8 6 ,  44. 
 Dubbele Klymmergülden.  Zie  Clemmergulden. 
 Dubbele  mitten  2 hel/men,  bl.  409. 
 Dubbele  mitten  tioee  leeuwen.  bl.'  407. 
 Dubbele moetoeh.  Zie  Moetoen. 
 Dubbele Philippus of Gulden  Vlies, bl.  259. 
 Dubbele  stuiver.  Zie  Stuiver. 
 Dubbele van Mechelen,  bl. 407;  van FrancJc-  
 rijcJc,  bl.  307., 
 Dubbelstaartige  leeuw  (gekroonde),  bl.  25. 
 Düby  (tobiesen),  Monnoy es  des  Barons,  
 &c.,  bl.  398  noot. 
 Ducaten  [dobbel),  bl.  188,  220,  221;  du-  
 caten  van  Ungerien  [bf Hongersche] ;  van  
 Italien,  bl.  402,  Bourgoensche  dncaet,  
 bl.  403;  Genevees  ducaet,  aldaar. 
 Ducissa.  Opschrift  op  Geldersche munten,  
 bl.  82. 
 Duit  (Derde  van  een)  of Mijt, bl. 212, 422.  
 Zie  ook  op  Deut gen. 
 Duytsche,  d.  i.  Nederlandsche,  bl.  216. 
 Duitsche  Keizers,  opvolgers  ten  onzent  der  
 Fränkische Xoningen,  bl. 4.  Hun domein,  
 aldaar;  dit  spoedig  zeer  verminderd,  aldaar. 
   Afbeelding van den Keizer, bl. 385. 
 Duitsche  type  op  eene munt,  bl.  13. 
 Duhaton.  Zie  PhiUpsdaalder. 
 Dynasten.  Hoe  in  Gelderland  ontstaan ,  bl.  
 5 ;  van  den  Landsheer  of Graaf onafhan-  
 kelijk,  en zijne pa/res  of geUjJcen,  aldaar;  
 ook  Vrijheeren  genaamd,  bl.  7. 
 E* 
 Fdelen  (De  oude)  in Gelderland,  bl.  13;  de  
 minder  magtige,  bl.  14. 
 Edelen  (Erfgoederen  van)  in  Gelderland,  bl. 
 13. 
 Edewardus  de  Gelrens  of  de  Gebe.  Opschrift  
 op  munten,  bl.  38. 
 E d u a r d   als  JonJcheer  (Munten  van),  bl.  
 38—39.  - 
 Eduardus  stoters,  Engelsche  munt,  bl.  405. 
 Edmoards  Geldersche  guldens.  Hun bestaan  
 onzeker,  bl.  48. 
 E e m b r u g g e   (R e y n i e r ) ,   Muntmeester  van  
 KAREL  Y,  bl.  168,  826,  830, 835.  Zy-  
 ne  weduwe,  bl.  842,  849. 
 Eenige  middeleeimsche  Munten,  Noodmun-  
 ten,  enz.  doof  den Kolonel d e   r o i i e   v a n   
 w ic h e n ,  bl.  45.  ’ 
 E g m o n d .  Zie  k a r e l   v a n   e g m o n d . 
 E gm o n d   (a a r n o u d   of  a r n o l d   v a n ) .  Zie  
 AARNOUD. 
 Egmond (de Heer van).  Zijne  partij  in Gelderland  
 ,  bl.  94. 
 Eynvoldige  Stuiver.  Zie  Stuwer. 
 Evrelendejisis  (Moneta).  Opschrift  op  eene  
 munt  van  ErTcelens,  bl.  62. 
 Eblleiipdensis  [Moneta).  Opschrift  op  eene  
 munt,  bl.  62. 
 Eiburg.  Door  wien  waarschijnlijk  tot  Stad  
 verbeven,  bl.  14;  munt  aldaar  geslagen,  
 bl.  24. 
 E l e o n o r a   (Munten  van  Hertogin), wednwe  
 van  r e in o u d   I I , als Yoögdes,  bl.  81,  82. 
 E l ig iu s   (Feestdag  van  St.) ,  Patroon  der  
 Muntgezellen.  Zi0  Loyendach  [Sunte). 
 ElJcander  volgende  leeuwen,  bl.  62. 
 Elsteren.  De aanwijzing dezer Limburgsche  
 plaats  komt  waarschijnlijk  op  eene  munt  
 voor,  bl.  67. 
 Embden  (Däalders  van),  bl.  246. 
 Embden  [gouden  guldens  van).,  bl.  152. 
 Embricensis  opidi  [Moneta).  Opschrift  op  
 eene  munt,  bl.  34. 
 Emmerih.  Yroeger  in  Gelderland,  gelegen;  
 door wien tot Stad  verheven,  bl.  14; over-  
 eenkomst  van  de Kapittelheeren  harer kerk  
 met o t t o   II, aldaar;  de Proosten der kerk  
 behoorden  onder Utrecht,  aldaar;  de  stad  
 door  den  Utrechtschen  Bisschop  aan  den  
 Gelreschen  Graaf in  leen gegeven,  aldaar;  
 munt  aldaar  geslagen,  bl.  34;  wanneer  
 deze stad aan Kleef verpand, bl.  84; munt-  
 ordonnantie  aldaaf door  Hertog .w il l e m   II  
 gegeven,  bl.  429. 
 EncTcele  Bvjnsche  Gulden,  bl.  110,  111;  
 hare  waarde,  aldaa/r.  Zie  ook  bl.  118. 
 Engel (Een)  en face op eene Geldersche munt,  
 bl.  69;  Engel of Angelot,  Muntsoort,  bl.  
 405,  410. 
 Engelandt  [Angelotten  van) ,  bl.  220,  228;  
 Stoters  van  Engelandt,  bl.  407. 
 E n g e l b e r t   I I   en  IH  (Munten  der  Mark-  
 scke  Graven),  bl.  278. 
 Engelsch.  Welk  deel van een  once.en mark,  
 bl.  1 1 2 . 
 Engelsche  munt  (Nabootsel  van), in  Gelderland  
 gangbaar,  bl.  5  noot,  bl.  265.  Na-  
 maaksel  van —  in  Gelderland,  bl.  81. 
 Enhelstaartige  leeuw  op Geldersche munten,  
 bl.  32.' 
 E n s e   (H e r m a n   v a n ) ,  genaamd S u i j d e w i j n t   
 [ Z u id e w in d ]- ,  bl.  311. 
 Equitas judicia tua domine.  Spreuk op munten, 
   bl.  156  en  volgende.  , 
 E r c k l e n t z ,   Geldersch  Ambtenaar,  bl.  126. 
 Erff-Nederlanden,  bl.  188,  228. 
 Erfvaigt  (of  Erfvoogd)  vän  Erhelentz,  bl.  
 143. 
 Erfanden  der Geldersche  Graven,  waardoor  
 van  elkander  gescheiden,  bl.  13. 
 Erfopvolging in Gelderland na het kinderloos  
 overlijden van e d u a r d  en r e In o u d ,  bl.  44. 
 Erhelens.  Geldersche muntplaats in de Mid-  
 deleeuwen,  thans  aan  Pruissen  behooren-  
 de,  bl.  62.  Munten  aldaar  geslagen,  
 ibidem. 
 E r m g a r d ,   Erfvrouw van  Zuiphen,  bl.  7. 
 Essay er en  bij  het  stuh  en  bij  het mar Je,  bl.  
 130. 
 Essayeur,  bl.  117; 
 Et  benedde  hereditati  tue:  Opschrift  op  zilveren  
 munten  der Hertogin  m a b ia ,  bl. 92. 
 Europa,  gedurende  de  vierde  en  vijfde  eeu-  
 wen  na  c h r i s t u s   vooral  in  beroering,  
 bl.  8 . 
 Eusebmsherk te Amhem,  bl.  415. 
 EvaVuatie.  Zie b h i l i p s   de  Stoute. 
 EvangeUe  (Afbeelding van het Bijbelboek of}  
 op  de munten,  bl.  151. 
 E v e r a e r t s   (De  Heer  a .  j .) ,  Numismaticus  
 te Leuven,  bl.  387.