
Volgen de: »Uytgeven.
Hierin komen velerlei betalingen voor aan den Waardijn Van Vierssen en ook :
» Item xx Julii aen Vierssen A" xx (1520) betaelt v a n ............... . .............
inholt des beveels bryeffs ind quytancien , lxviii gold. guld.
de pondere ind xx stuv. brab: valet . . lxxx gelr. ryders iiij st. brab.
Item noch om die voirscr. golden gülden toe weruen (?) gegeven van ytlicken
gülden ij oirt st. b. v a l e t .................................................... xxxiiij st. brab.
ind hem noch gegeven . . . : ......................................... i golden Ryder.
Item aen Vierssen op syn loen van id weerdeyns Ampt xxi“ Julii A" xx” per
quytancie - • • • ■ Iviij gelr. Ryders.
Item op Saeterdach post Lebuinum A” xx aen Claes van Euwyek x gold. gl.
de pondere ind xv gelr. Ryders valet . . xxvi gel. Ryders xvi st. brab.//
Deze //stuvers Brabandsch // zijn voorzeker Geldersche mrnten, op den voet
der » Srabandsche » geslagen, waarvan wij vroeger melding hebben aangetroffen.
Weder post alia,
»Item xii Junii aen den Scholaster Veerssen op zyn weerdeynampt in anno
xxi" (1521) betailt per quytancie . . xv gelr. Ryders.»
Vroeger zagen wij vermeld den Priester Gadert van Gulik als Essayeur; thans
vinden wij hier eenen Scholaster als Waardijn vermeld, een be wijs!van groote
vermenging van ambten in die dagen.
Steeds post alia.
» Item aen Sander van Boenen weerdeyn betailt. drie jair loens, des jairs xiii
Ryder,-valet . . . . . . ' . ’ xxxviij (sic) golden Ryder.«
Hierüit blijkt weder, dat er twee:Waärdijnen in dienst des Hertogen van
Gelre waren.
»Item die Muntergesellen v jair lanck nae Older gewoenten Alle op Sente
loyeh dach van wegen myns gen. 1. hm gegeven twee gelr. Ryders-, valet
x gelr. Ryders.»
Zulks schijnt, buiten hun loon, eene gratificatie geweest te zijn, //Sente
loye» was Sint Eloy of Sint Eligius, de Patroon der Goudsmeden en Munters ,
die oudtijds, immers ten tijde der Merovingers, de zelfde personen waren, - Eligius
was een Vlaming en voomaam Prediker des Evangeliums in die landen.
Wij bezitten ’s mans beeldtenis op de deur (of blind, volef) van eene schilderij,
waarschijnlijk uit het begin der zestiende eeuw, waarvoor een Engelschman ons
eens eene höogst aanzienlijke som heeft-geboden.
» Item aen den lantrentmeister wyttei bussen koemen ic lxxxvij Ryders aen
golde ind aen silver payements.»
Ter zijde staat:
»Als die Muntmeyster syne rekenschap dede.» Beteekent waarschijnlijk dat
de daar nevens staande som betaald werd, toen Nyber zijne rekening aflegde
en deze gesloten werd.
// Item syn huyshuer v jair lanck des jairs vier Ryders, valet xx golden Ryders.
■ Ter zijde ■ staat:
» Bit en vermach die aide gewoente nyet.»
Men ziet hieruit ten overvloede, hoe eenvoudig de toestel voor het munten
oudtijds moet geweest zijn , daar men tot het uitoefenen van den muntslag een
huis huurde.
»Item soe aen baiden loen noch voir ind nae verlacht ind betailt viij Ryders.»
Ter zijde staat:
»Bit en sali die muntmeyster nyet doen voirtaen buyten bevell ind wanneert
gescheyt bescheyt bybrengen.
Item die weerdeyn eyn cledynge van desen dryen jaeren, valet vii Ryders.
Item in die Cancebye gegeven voir oeren Arbeyt dat zy aen allen steden ge-
schreven hadden der munten h a l v e n .............................. ....... vi Ryders.»
Het blijkt uit het volgende, dat er in het jaar 1520 of 1521 eene nieuwe
munt verordend, doch niet in omloop gekomen is.
a Soe die nye munt geordinert ind ghenen voirtganck en kreghe, heeft die
muntmeyster mercklicken schaede däir by geleden, want hy hadde eynen merck-
UnVrn j>ennynck gemäeckt, die hy most ind heeft versmolten wyt beveell ind
ontheit der Rede; oick syn alle die kosten van den ysseren ther tyt gemaickt
verlairen, hebben sementhcke Raiden myns g. 1. hen hem toegesacht, dattet
buyten synen schaiden sail syn, die beloipt inder wairheit aver die . . . . . . .
MB. Het volgende is uitgeschrapt, en verder geschreven: »to Weten dat den
muntmeyster vur syne schaeden hyrum toegefueght . . c gl. ad ii sg.»